De leer van de Eenheid is één
al-Tawhīdu wāhidun
ReligieWanneer ik mijmerend door de bladzijden van een boek ga, gaat mijn aandacht doorgaans verloren in de talloze zinnen en passages, die slechts enkele minuten later in de vergetelheid raken. Het zijn de ongekende parels die een onuitwisbare indruk achterlaten. Een dergelijke kostbare schat vond ik in een alinea van René Guénon’s boek, Aperçus sur l’ésotérisme islamique et le taoïsme:
De leer van de Eenheid, dat wil zeggen de bevestiging dat het Beginsel van alle bestaan in wezen Eén is, is een fundamenteel punt dat alle orthodoxe tradities gemeen hebben, en we zouden zelfs kunnen zeggen dat het op dit punt is dat hun fundamentele identiteit het duidelijkst naar voren komt, zich uitend in haar eigen uitdrukking. Inderdaad, waar Eenheid is, verdwijnt alle verscheidenheid, en het is slechts in het afdalen naar veelheid dat verschillen in vorm verschijnen, waarbij de uitdrukkingswijzen zelf dan even veelvoudig zijn als datgene waarnaar zij verwijzen, en vatbaar voor onbepaalde variatie in het zich aanpassen aan de omstandigheden van tijd en plaats. Maar “de leer van de Eenheid is één” (volgens de Arabische formule al-Tawhīdu wāhidun), dat wil zeggen dat deze overal en altijd hetzelfde is, onveranderlijk als het Beginsel, onafhankelijk van veelheid en verandering, die alleen toepassingen van een contingente orde kunnen beïnvloeden.
De Arabische formule, in het bijzonder, trok mijn aandacht en prikkelde mijn nieuwsgierigheid. In dit schrijven zal ik mijn bevindingen hierover delen.
De bron
Het vinden van de oorsprong van deze formule was een ware obsessie voor mij. Googelen op de verschillende termen resulteerde in een paar boeken geschreven door andere Traditionalisten zoals Seyyed Hossain Nasr en Frithjof Schuon. Guénon haalt dezelfde formule ook aan in zijn boek Introduction générale à l’étude des doctrines hindoues, zij het in iets andere bewoording (althans, in de Engelse vertaling, in het oorspronkelijke Frans is het hetzelfde geformuleerd):
… maar de metafysica zelf blijft altijd fundamenteel en onveranderlijk dezelfde, want haar object is één in zijn essentie, of om precies te zijn “zonder dualiteit”, zoals de Hindoes zeggen, en dat object, opnieuw door het feit dat het “boven de natuur” ligt, is ook boven alle verandering: de Arabieren drukken dit uit door te zeggen “de leer van de Eenheid is uniek”.
Nog steeds nieuwsgierig probeerde ik de formule te vertalen naar het Arabische schrift, en vond een aantal interessante resultaten. Hierop vond ik een aantal interessante resultaten, hoewel ik toe moet geven dat mijn beheersing van het Arabisch enigszins beperkt is (lees: niet-bestaand), waardoor ik afhankelijk was van Google Translate. Zo kwam ik bijvoorbeeld uit bij een artikel met de titel: Uitleg van de Tahaawiyyah leer. Dit is een uitleg van een populaire uiteenzetting van een soennitische leer, geschreven door de tiende-eeuwse Egyptische theoloog en jurist Abu Ja’far Ahmad at-Tahawi. In de relevante sectie staat:
Wat opgemerkt moet worden bij deze verdeling - en het zal veel genoemd worden in de schriften van al-Tahawi, inderdaad in veel van de latere boeken van de leer - is dat deze verdeling niet de verscheidenheid van het monotheïsme betekent; het betekent niet dat het monotheïsme verdeeld is, want het monotheïsme is één en ondeelbaar, noch in termen van handeling, noch in termen van geloof.1
Een andere interessante passage die ik vond, weerspiegelt onmiskenbaar de filosofie van Guénon:
We moeten altijd onthouden en nooit vergeten dat het doel van het soefisme één is en het doel dat zij nastreven één is, ondanks hun verschillende formuleringen en namen van hun wegen, en al wat voorafging is het bewijs, en we voegen er nog een uitspraak aan toe van Abdel Halim Mahmoud, die zegt: “Elke soefi heeft een bepaald karakter, en zijn woorden hebben een speciale smaak, en de soefi’s, hoewel zij allen naar één doel wandelen, en een doel waarin geen verschillende scholen zijn, namelijk monotheïsme - verschillen zij in vorm, en verschillen zij in de weg, vandaar het gezegde: (Tawhīd is één - en monotheïsme is het doel - En de weg naar God is als de zielen van de kinderen van Adam, zij zijn talrijk en gevarieerd)”.2
Theologische implicaties
Laten we deze fixatie op de oorsprong van de formule achter ons laten en ons verder verdiepen in het concept Tawhīd. Deze term kan worden vertaald als monotheïsme en is het centrale thema van de islam, waar God wordt aangeduid met de namen al-ʿAḥad en al-Wāḥid. De term Tawhīd zelf is afgeleid van de woorden wāḥid en aḥad, die beide één betekenen. De meest voorkomende interpretatie is dat wāḥid een numerieke eenheid is waaraan een ander getal kan worden toegevoegd, terwijl aḥad verwijst naar de Absolute Eénheid die uniek is en niet kan worden opgedeeld. De islamitische geloofsbelijdenis, de Shahādah, luidt “er is geen god dan God”, wat opnieuw een verklaring van eenheid is.
De Reactionair
Boekenwinkel
Ondek onze grote collectie boeken, zoals De seksuele revolutie, in onze boekenwinkel.
De theologische implicatie van al-Tawhīdu wāhidun is dat de Waarheid (God) één en uniek is. Zoals Guénon in ons vorige citaat schrijft, is metafysica boven de natuur. Hij maakt hier gebruik van een leuke etymologie: metafysica betekent letterlijk voorbij (metá) de natuur (physica; nātūra is de Latijnse vertaling van het Griekse physica). De termen bovennatuurlijk en metafysisch zijn in feite gewoon synoniemen. “Voorbij de natuur” zijn betekent ook “voorbij alle verandering” zijn.3
In aanmerking genomen dat de Waarheid één en uniek is, moet Hij ook boven uitdrukking of individueel begrip verheven zijn. Om iets te kunnen beschrijven moet het gedefinieerd zijn (etymologisch: beperkt zijn, gebonden zijn; de-fined, finite) en God is de Oneindige, bovendien moet het attributen hebben die het conditioneren, hetgeen delen, verdeeldheid, zou introduceren. Ik citeer Guénon nog eens:
Het Oneindige daarentegen kan, om werkelijk zo te zijn, geen enkele beperking toelaten, hetgeen veronderstelt dat het absoluut ongeconditioneerd en onbepaald is, want elke bepaling, van welke soort dan ook, is noodzakelijkerwijs een beperking door het feit zelf dat zij iets buiten zichzelf moet laten, namelijk alle andere even mogelijke bepalingen. Bovendien heeft een beperking het karakter van een echte ontkenning; een grens stellen is aan datgene wat beperkt wordt alles ontzeggen wat deze grens uitsluit, en bijgevolg is de ontkenning van een grens eigenlijk de ontkenning van een ontkenning, dat wil zeggen, logisch, en zelfs mathematisch, een bevestiging, zodat in werkelijkheid de ontkenning van alle grenzen gelijk staat met een totale en absolute bevestiging. Dat wat geen grenzen heeft, is datgene waarvan niets kan worden ontkend, en is daarom datgene wat alles omvat, datgene waarbuiten niets is; en dit idee van het Oneindige, dat dus het meest bevestigende van alles is, omdat het alle bijzondere bevestigingen, van welke aard ook, insluit of omvat, kan alleen in negatieve termen worden uitgedrukt vanwege zijn absolute onbepaaldheid.
Toen ik op zoek was naar de bron van al-Tawhīdu wāhidun kwam ik het volgende gedicht tegen, waarin deze ideeën zeer goed worden samengevat:
Niemand beaamt de eenheid van de Ene
want wie Zijn eenheid bevestigt, ontkent die.
Wie Hem ook beschrijft, Zijn beschrijving van Eenheid
is nietig en onaanvaardbaar voor de Ene.
De echte bevestiging van Zijn eenheid
is wat de Ene Zelf doet, en
wie Hem probeert te beschrijven is een afvallige.4
Of nog korter samengevat, in de woorden van Ibn ʿArabi:
De leer van de onvergelijkbaarheid [van God] staat op één lijn met die van de beperking en beteugeling van God.
Ofwel, God kan niet begrensd worden, zelfs niet met niet-begrensdheid.
Praktische implicaties
Eerder citeerden we een paragraaf over de bestemming van de Soefi’s, ergens na het geciteerde deel, haalt de ateur het idee van de ṭarīqah op; de ṭarīqah is een soefistische orde. Etymologisch betekent ṭarīqah pad.5 Sharīʿa heeft etymologisch dezelfde betekenis van weg of pad. In het boek Aperçus sur l’ésotérisme islamique et le taoïsme, is er een hoofdstuk met de titel Ḥaqīqa en Sharīʿa in Islam, waar Guénon het pad (ṭarīqah) naar de Waarheid (Ḥaqīqa) schetst. Hij stelt dat tradities twee complementaire delen hebben, namelijk exoterisme en esoterisme, waarbij de sharīʿa de weg is die gemeenschappelijk is voor iedereen, en de ṭarīqah een pad dat is voorbehouden aan een spirituele elite.
Guénon maakt gebruik van de symboliek van een vrucht of noot, waarbij de sharīʿa overeenkomt met de schil, en de Ḥaqīqa met de pit, of in geometrische termen de omtrek en het middelpunt.6
Uitgaande van deze geometrische symboliek zouden we kunnen stellen dat de omtrek niet kan bestaan zonder een middelpunt, terwijl een middelpunt wel kan bestaan zonder een omtrek; denk aan een oneindig grote cirkel.7 “God is een oneindige bol waarvan het middelpunt overal is en de omtrek nergens”, zoals onder meer geschreven door Hermes Trismegistus, Meister Eckhart en Nicolaas van Cusa.
De geometrische symboliek toepassend op de praktijk, ziet Guénon de stralen die leiden van de exoterische religie (de omtrek), naar de Innerlijke Waarheid (het centrum) als mogelijke paden. Net zoals er een oneindig aantal stralen zijn van de omtrek naar het centrum, zijn er een oneindig aantal paden naar de Waarheid, en hoe dichter bij het centrum hoe meer de stralen tot elkaar komen. Bij het centrum aangekomen gaan de stralen in elkaar op en verdwijnt elk verschil. Guénon citerend:
Aldus zijn de “wegen” vele, en verschillen des te meer onderling naarmate zij dichter bij hun beginpunt op de omtrek zijn; maar hun einde is één, daar er slechts één middelpunt en één waarheid is.
Tenslotte, een beetje van mijn eigen interpretatie van deze symboliek; het lijkt mij dat het eigenlijk onmogelijk is om het centrum écht te bereiken, aangezien je fractaal alsmaar kunt “inzoomen” richting het centrum, zo is er eigenlijk een oneindige afstand van de omtrek naar het middelpunt. Denk aan de paradoxen van Zeno, of een mandelbrotfractaal. Als zodanig is het onmogelijk om God werkelijk te bereiken. Ik ben er vrij zeker van dat Guénon hier ook over geschreven heeft echter, en hij noemt dit “de limiet doorbreken”, maar dat is voor een andere keer en een ander essay.
Waarom dat zo is, heb ik beschreven in mijn artikel Natuur versus natuur. ↩︎
Gevonden in: ibn Abi al Izz, Commentary on the Creed of At-Tahawi. ↩︎
Ṭarīqa heeft een interessante etymologie, het zou namelijk zijn oorsprong kunnen hebben in de Indo-Europese wortel dhorg, wat ook weg of beweging betekent, de Engelse woorden track en trail hebben ook deze oorsprong. De Chinese term Tao, wat centraal staat in het Taoïsme, betekent ook pad en heeft mogelijk dezelfde Indo-Europese wortel dhorg. ↩︎
Ik ben er vrij zeker van dat Guénon deze symboliek heeft geleend van Ibn ʿArabi. ↩︎
Dit voorbeeld toont ook heel duidelijk aan dat er slechts één oneindig grote cirkel kan bestaan. ↩︎
Oberon