De Lentekriebels van Rutgers
Pas op: de “Lentekriebels” van Rutgers is geen losstaand voorlichtingsprogramma, maar onderdeel van de lhbtiq+-agenda van de VN en de EU
Cultuur
Onlangs heeft Rutgers een kort geding aangespannen tegen “Cultuur onder vuur”, met de beschuldiging dat deze organisatie leugens zou verspreiden over het door Rutgers geproduceerde lesprogramma “Lentekriebels”. Op 17 april 2025 volgde de uitspraak, waarbij “Cultuur onder vuur” in het ongelijk werd gesteld en verplicht werd zijn publicaties op dit gebied te rectificeren.
Het is opvallend dat de rechter bij deze uitspraak de context van genoemd programma geen rol liet spelen. Of dit zijn bewuste bedoeling was valt moeilijk uit te maken, maar het had twee gevolgen. In de eerste plaats werd hiermee onzichtbaar dat zijn uitspraak eigenlijk al van te voren vaststond. Het lesprogramma werd namelijk weliswaar grotendeels door Rutgers zèlf geproduceerd, maar het is een onderdeel van de officiële agenda van de VN en de EU. Dat is ook de reden dat Rutgers gesubsidieerd wordt door onder andere het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Ministerie van Volksgezondheid en het MFS (Medefinancieringsstelsel). Een rechter zou wel erg veel overhoop halen met een uitspraak die niet welgevallig was aan de agenda van de EU en de VN.
Het buiten beschouwing laten van de context had nog een tweede gevolg. Historisch gezien staan de opvattingen van Rutgers namelijk in een lange en vaak zeer omstreden traditie. Dit zal verderop meer uitvoerig ter sprake komen, maar denk hierbij bijvoorbeeld aan de medicalisering van de seksualiteit door het neomalthusianisme, aan de propaganda voor vroege seksuele ontwikkeling en vrije seks van de invloedrijke Wilhelm Reich,1 aan de daarop voortbouwende marxistische opvattingen van de Frankfurter Schule 2 en aan de grootheidswaan van de NVSH in de jaren 1965-80.3
Er is voor ouders die twijfelen of ze hun kinderen wel aan Rutgers willen toevertrouwen alle reden zich af te vragen hoeveel van de opvattingen van zijn voorlopers bij Rutgers voortleven. Het antwoord op die vraag zal in een lesprogramma voor zeer jonge kinderen niet rechtstreeks te vinden zijn, maar een dergelijk programma is bedoeld als voorbereiding op de toekomst. Veel onderwerpen zijn nog te moeilijk voor het kinderlijk bevattingsvermogen, maar wel wordt, bijvoorbeeld in de gebruikte taal, voorgesorteerd op een toekomstig mensbeeld. De gedachte dat een dergelijk programma “neutraal” zou zijn is een illusie. De centrale vraag is of er bij dit voorsorteren al of niet een plaats is voor een toekomstig mensbeeld waarin trouw in een monogame seksuele relatie als een waarde op zichzelf wordt beschouwd en waarin wordt aanvaard dat het tot stand brengen en het onderhouden daarvan morele inspanning kost. Dit mensbeeld ontbreekt zowel bij veel voorlopers van Rutgers als bij de huidige lhbtiq-ideologie. Zal het betreffende lesprogramma de kinderen niet indirect en haast ongemerkt indoctrineren in een richting die niet openlijk wordt geformuleerd?
Deze rechterlijke uitspraak wordt misschien door velen toegejuicht, maar kan niet echt bijdragen aan het vertrouwen in Rutgers. Wanneer deze instelling het vertrouwen van het publiek op waardige wijze wil winnen zal hij op eigen initiatief openlijk afstand moeten nemen van veel opvattingen uit zijn voorgeschiedenis. En ook duidelijk moeten maken wat zijn houding is ten aanzien van de lhbtiq+-ideologie binnen de wetgeving van de EU en de VN, want veel burgers zijn het met deze ideologie niet eens en denken bovendien dat deze gebruikt wordt als vehikel ter invoering van een controlestaat.
Onlangs verscheen op deze website een artikel van Everardus getiteld: “De radicale grondleggers van Rutgers”. Dit geeft een uitstekend overzicht van de voorgeschiedenis van deze organisatie in Nederlands verband. In het hier volgende artikel wordt deze voorgeschiedenis geplaatst in de context van de internationale wetgeving van de EU en de VN.
1. De medicalisering van het gecompliceerde probleem van het geboorteoverschot
De oorsprong van Rutgers en de talloze organisaties op de wereld die zich met de seksualiteit en de eventuele hervorming daarvan bezig houden ligt hoofdzakelijk in het probleem van de bevolkingsgroei en overbevolking. Dit speelde in de oudheid geen grote rol want het sterftecijfer van kinderen en volwassenen was groot en bovendien was er gewoonlijk voldoende mogelijkheid voor ruimtelijke uitbreiding. Het werd pas urgent in de tijd van de industriële revolutie en de daarmee samenhangende verstedelijking en verpaupering in Engeland.
In 1798 verscheen het bezorgde boek van de anglicaanse dominee Malthus “An Essay on the Principle of Population”, waarin hij betoogde dat de bevolking exponentieel toeneemt en de voedselproductie lineair, met als gevolg dat altijd een deel van de bevolking zal sterven wegens voedselgebrek. Gelukkig was zijn theorie te pessimistisch omdat ook de voedselproductie sneller dan lineair kan toenemen. Maar hij bereikte hiermee wel dat het probleem van de overbevolking (en daarmee de geboortebeperking) als publiek probleem op de kaart werd gezet.
Malthus’ oplossing voor dit probleem was “moral restraint” (late huwelijken en onthouding). Maar ná hem ontstonden er bewegingen die de oplossing zochten in anticonceptie en zich “neo-Malthusiaans” noemden (hoewel hun aanpak in strijd was met de opvattingen van Malthus). In Engeland werd in 1877 de “Malthusian League” opgericht en in 1881 volgde Nederland met de Nieuw-Malthusiaanse Bond (NMB), die werd gesteund door onder anderen Aletta Jacobs. Hiermee werd het probleem van de bevolkingsgroei uit de morele en politieke sfeer verschoven naar de medische en biologische sfeer.
Het neo-Malthusianisme was destijds moreel omstreden en vanuit hedendaags perspectief kan daar nog aan worden toegevoegd dat het een beweging was met een elitair karakter die voorbehoedsmiddelen verstrekte met een focus op armoedebestrijding onder de arbeidersklasse. Toch moet gezegd worden dat het aanvankelijk nog niet beladen was met de gedachte aan rasverbetering. Deze gedachte kwam centraal te staan door de publicatie van Galtons boek “Inquiries into Human Faculy and its developments (1883), waarin hij de term “eugenetica” (goede genesis) introduceerde. De eugenetica kwam kwam later in een slecht daglicht te staan doordat deze verbonden raakte met de geest van het sociaaldarwinisme, dat leidde tot de harde toepassing van rassentheorieën door het Duitse nationaalsocialisme.
De medicalisering van het bevolkingsprobleem zou later steeds verder voortschrijden. Radicale eugenetici propageerden sterilisatie van krankzinnigen, geestelijk onvolwaardigen, drankverslaafden etc., zodat alleen de “gezonden” zouden overblijven. Men ging zelfs spreken over “rassenhygiëne”. Vooral invloedrijk waren de reductionistische, medicaliserende termen die werden geïntroduceerd door de reeds genoemde Wilhelm Reich, zoals “seksuele gezondheid” en “seksuele (massa)hygiëne”. Verdere medicalisering vond plaats door de bestrijding van geslachtsziekten, vooral de in de jaren 1980 opkomende ziekte aids. De jeugd, ook de nog zeer jonge jeugd, werd op het hart gebonden verantwoord en veilig te “vrijen” en vooral condooms te gebruiken. Door deze medicalisering werd ongemerkt één van de voorwaarden gecreëerd voor de later steeds sterker wordende staatsbemoeienis met de seksualiteit.
2. De staat gaat zich bemoeien met de fysieke veiligheid van de arbeiders op de werkplek
Een andere ontwikkeling die vooraf ging aan deze bemoeienis was de wetgeving op het gebied van de fysieke veiligheid van de arbeiders. Ook dit probleem werd urgent in de tijd van de industriële revolutie. In Engeland werd in 1802 de “Factory Act” ingevoerd, die in 1833 werd aangescherpt. Deze wet diende voor het aan banden leggen van kinderarbeid in de textielindustrie. Later werden meer algemene veiligheidswetten ingesteld voor arbeiders op hun werkplek. In Nederland werd de eerste veiligheidswet ingevoerd in 1895, deze gold aanvankelijk alleen voor werkplaatsen en fabrieken. In 1934 werd dit uitgebreid met agrarische bedrijven en het werken met gevaarlijke stoffen en elektriciteit. Een argument dat hierbij een belangrijke rol speelde was dat de veiligheid van de arbeiders economisch gezien ook van belang is voor de werkgevers.
Door de Tweede Wereldoorlog raakte men meer internationaal georiënteerd. In 1951 werd onder leiding van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) een verdrag gesloten met de bedoeling regels te treffen ter voorkoming van de verspreiding van zeer besmettelijke ziekten, zoals de pest en de cholera.4 Vanaf 1974 kreeg Nederland te maken met richtlijnen van de EU. Mede hierdoor ontstond de Arbowet (arbeidsomstandighedenwet) van 1980. Deze bevat gedetailleerdere voorschriften en wordt met het voortschrijden van de techniek en de veranderende inzichten voortdurend herzien. Tegelijk daarmee werd de wetgeving op het gebied van de fysieke veiligheid uitgebreid naar die op het gebied van de psychische veiligheid en verschoof het accent van veilig zijn naar je veilig voelen.
3. De staat gaat zich bemoeien met de lichamelijke gezondheid van de burgers
Een volgende fase in het proces van toenemende staatsinvloed houdt verband met het ontstaan van de verzorgingsstaat na de Tweede Wereldoorlog. In het kader van de groeiende gedachte dat de overheid medeverantwoordelijkheid draagt voor de gezondheid van de burger begon men in de jaren 1970 meer aandacht te schenken aan “de kwaliteit van de arbeid” en ontstond er uitgebreide discussie over wat daaronder moet worden verstaan. Dit is in de bovengenoemde Arbowet terug te vinden, met name in artikel 3: het zogenaamde “welzijnsartikel”. Op praktische gronden moest men zich hierbij echter beperken tot de aspecten veiligheid en gezondheid.
Internationaal vond een vergelijkbare ontwikkeling plaats en in het “Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie” uit 2000 werd naast het begrip veiligheid het begrip gezondheid expliciet ten tonele gevoerd. Zo luidt artikel 31: “Iedere werknemer heeft recht op gezonde, veilige en waardige arbeidsomstandigheden”. In het verdrag van Lissabon van 2007 komt de term “gezondheid” maar liefst 41 maal voor. Van groot belang was verder het in 2013 gesloten “Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie”. Dit was bedoeld om de nationale wetgevingen van de lidstaten te harmoniseren en verschafte de juridische basis om een voor de gehele EU geldend gezondheidsbeleid in te voeren.5 Het gevolg was dat het democratische subsidiariteitsbeginsel op het gebied van gezondheidsbeleid grotendeels buiten werking werd gesteld.
4. De staat gaat zich bemoeien met de geestelijke gezondheid van de burgers
Nog weer een volgende fase begon toen in het verdrag van Lissabon van 2007 haast ongemerkt een in dit verband weer nieuwe term verscheen, namelijk de term “geestelijke gezondheid” (in artikel 168). Hiermee werd de geestelijke gezondheid officieel een onderdeel van het EU-beleid. Het is duidelijk dat de macht over de geestelijke gezondheid de staat vrijwel onbeperkte mogelijkheden geeft om in te grijpen in het denk- en gevoelsleven van de burger. We zien dit ook bij het programma “Lentekriebels”: dit wordt voorgesteld als een pedagogisch lesprogramma, maar is door Rutgers opgesteld in samenwerking met de Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD’s). Dat betekent dat Rutgers wat betreft de inhoud van dit programma afhankelijk is van de Nationale Gezondheidszorg (in al zijn ondoorzichtige vertakkingen). Bovendien wordt Rutgers, zoals al opgemerkt, mede daardoor gefinancierd en geldt ook hier: wiens brood men eet, diens woord men spreekt.
5. De staat gaat zich bemoeien met de “seksuele gezondheid” van de burgers
De meest recente fase in het proces van toenemende staatsinvloed begon toen de geestelijke gezondheidszorg zich niet meer beperkte tot bemoeienis met de seksualiteit in het algemeen, maar zich daarbij aansloot bij reeds lang bestaande projecten van de lhbtiq+-ideologie. Hiermee werd deze ideologie een officieel onderdeel van de EU-agenda.
Een cruciaal moment hierbij was de aanname in 2003 van een EU-resolutie over de zogenaamde “gender mainstreaming”, daarmee is bedoeld het systematisch doorvoeren van de genderideologie op alle gebieden van de wetgeving.6 Deze ontwikkeling werd verder bevorderd door de aanname in 2006 van de resolutie “On homophobia in Europe”.7 De aanleiding voor deze resolutie vormden een aantal incidenten die verspreid over Europa hadden plaats gevonden en waarbij homoseksuelen vaak het slachtoffer waren geworden. Deze incidenten waren uiteraard verwerpelijk, daarover kan geen twijfel bestaan. Maar ze werden aangegrepen om binnen de gehele EU een voorkeursbehandeling in te stellen voor homoseksuelen en lhbtiq+ -personen.
Als vervolg hierop verscheen er tussen 2006 en 2010 een golf van resoluties, publicaties en richtlijnen. De wellicht belangrijkste hiervan was het in 2009 verschenen programma “Alomvattende seksuele opvoeding” (Comprehensive Sexuality Education, CSE), dat ontwikkeld werd door maar liefst de UNESCO, de UNFPA, de UNICEF, de UN Women, de UNAIDS en de WHO.8
Het is van belang te weten welke strategie de WHO hierbij volgt. De WHO heeft de wereld opgedeeld in zes regio’s, ieder met een eigen directeur. Hierdoor kan in ieder van deze regio’s een aangepaste ideologie worden gepromoot, bijvoorbeeld in Europa een extreem “vooruitstrevende” ideologie en in werelddelen “die daar nog niet aan toe zijn” een meer conservatieve ideologie. Genoemde CSE van 2009 werd in 2010 voor de regio Europa in samenwerking met de Duitse Bundeszentrale für gesundheitliche Aufklärung (BZgA) uitgewerkt in de publicatie “Standards for Sexuality Education in Europe” 9. Hoezeer Rutgers bij de opvattingen van deze publicatie aansloot blijkt wel uit het feit dat hij hem in 2011 uitgaf in een eigen Nederlandse bewerking.10
6. Wat zijn de drijfveren achter de lhbtiq+-agenda van de VN en de EU?
De Verenigde Naties werden opgericht met het doel om toekomstige oorlogen te voorkomen en de EU werd opgericht ter wille van economische en politieke samenwerking. Hoe slaagden de lhbtiq+-ideologen er in door te dringen tot in de top van deze organisaties en deze hun wil op te leggen? Hoe drongen zij door tot in de top van Blackrock, Bank of America, Apple, Meta, Walt Disney, McDonald’s en talloze andere organisaties en bedrijven? 11. En wat zijn hun drijfveren?
Een deel van het antwoord is te vinden in het boek van Gabriele Kuby: “De seksuele revolutie; De vernietiging van de vrijheid uit naam van de vrijheid” (2012). Hierin wordt precies de uitgekiende strategie beschreven waarmee organisaties als de in 1978 opgerichte “International Lesbian, Gay, Bisexual, Trans and Intersex Association” (ILGA) kans zagen zich overal in te dringen. Hun belangrijkste truc was zich voor te doen als verdedigers van de rechten van de vrouw, terwijl zij in feite alleen de belangen van de lhbtiq+-aanhangers verdedigen, en dat is iets heel anders. Een andere truc was het zich voordoen als officiële VN- of EU-organisaties, waardoor ze kans zagen heel serieus genomen te worden.12
Toen de lhbtiq+-aanhangers er eenmaal in waren geslaagd door te dringen tot in de top van de VN en de EU was de volgende stap deze organisaties naar hun hand te zetten. Maar welk belang hadden de VN en de EU er zelf bij de lhbtiq+-idealen in hun agenda op te nemen? Er is nauwelijks een andere verklaring te vinden dan dat zij hierin een welkom middel zagen om de geest van de mensen te controleren. Zoals E. Michel Jones kernachtig schreef: “Ontsteek de passie – beheers de mensen”.13 Deze tactiek komt overeen met een programma als dat van de Lentekriebels dat de kinderen verseksualiseert. Rutgers ontkent dit heftig, maar alles wat aandacht krijgt groeit.
Maar hiermee is de diepere motivatie van de lhbtiq+-mensen nog niet verklaard. Vanwaar hun niet aflatend drijven? Het ziet er naar uit dat zij niet alleen de samenleving willen verseksualiseren, maar zèlf ook verseksualiseerd zijn. Ze lijken er dag en nacht mee bezig. Mijn hypothese is dat twee onontkoombare menselijke gegevens hierbij de hoofdrol spelen: de seksuele drift (in het geval van de lhbtiq+-aanhangers versnipperd, maar niet minder sterk) en biologisch gefundeerd schuldgevoel. Lhbtiq+-personen kunnen zichzelf wel wijs maken dat ze geheel bevrijd zijn van traditionele “rolpatronen”, maar ze zijn het niet. Moeder natuur laat ze niet met rust. Verseksualisering, onmacht en schuldgevoel drijft ze voort. En ze zoeken wanhopig naar verlossing in het dromen over een lhbtiq+-heilsstaat.
W. Reich (1930): Geschlechtsreife, Enthaltsamkeit, Ehemoral (1930). Dit werd in een herziene en uitgebreide versie herdrukt als: Die Sexualität im Kulturkampf (1936). ↩︎
Zie bijvoorbeeld H. Marcuse (1955): Eros and Civilization: A Philosophical Inquiry into Freud. Het denken van de auteurs die gerekend worden tot de Frankfurter Schule was doordrenkt van de gedachte dat de zogenaamde onderdrukking van de seksualiteit (Wilhelm Reich: “Zwangsehe”) de oorzaak was van de opkomst van het nazi-fascisme in Duitsland. ↩︎
Zie voor de bredere context daarvan: John Jansen van Galen (2016): De gouden jaren van het linkse levensgevoel: Het verhaal van vrij Nederland. ↩︎
Deze regels staan bekend als de “International Health Regulations” (IHR). Ze zijn in 2024 weer in de aandacht gekomen door de aanpassingen die de WHO er in heeft doorgevoerd in verband met de wens een nieuw wereldpandemieverdrag te sluiten. ↩︎
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie Het gaat hier om de artikelen 114 en 168. Artikel 114 gaat in eerste instantie over de interne markt, maar betrekt hierbij (onder andere via voedselveiligheid en regels voor de verkoop van medicijnen) ook de volksgezondheid. Artikel 168 heeft rechtstreeks betrekking op de lichamelijke en geestelijke gezondheid. ↩︎
International technical guidance on sexuality education: an evidence-informed approach for schools, teachers and health educators - UNESCO Digital Library ↩︎
In de Nederlandse vertaling: Richtlijnen voor seksuele en relationele vorming in Europa. ↩︎
Een aanzienlijk aantal van deze bedrijven heeft momenteel dit beleid verlaten of teruggeschroefd. Hiermee geven zij gehoor aan de op 20 januari 2025 door Donald Trump uitgevaardigde “executive order 14168”, waarin onder andere werd aangegeven dat in alle officiële documenten verwijzingen naar transgender, non-binair en lhbti moeten worden geschrapt. ↩︎
Zo werden de zogenaamde Djokjakarta-principes (bedoeld als “tool” voor de wereldwijde invoering van de gender-ideologie) publiek gemaakt vanuit het VN-gebouw in Genève, waardoor ze ten onrechte de schijn van VN-gezag kregen. Zie het boek van Gabriele Kuby, p. 101 en 112. ↩︎
E. Michel Jones in zijn boek: Libido dominandi, sexual liberation and political control (2000). Zijn opvattingen zijn controversieel (hij is door YouTube verwijderd), maar zijn gedachte dat niet onderdrukking van de menselijke passies, maar juist stimulering en exploitatie daarvan gebruikt kunnen worden voor politieke manipulatie en controle verdient alle aandacht. ↩︎

