De oorsprong van ‘two-spirit’ en de homorechtenbeweging
47 minuten leestijd

De oorsprong van ‘two-spirit’ en de homorechtenbeweging

Het vreemde verhaal van Harry Hay en Will Roscoe

Cultuur
De oorsprong van ‘two-spirit’ en de homorechtenbeweging
47 minuten leestijd
Dit is een vertaling van een artikel van Stone Age Herbalist, het origineel is hier te lezen.

Reeds langere tijd valt het mij op dat een deel van de argumenten die we vandaag de dag vanuit progressieve hoek horen om de LHBT-gemeenschap te verdedigen, verschillen van de argumenten die in mijn jeugd werden aangehaald. In mijn jeugd was het Engelse “born this way” een veelgehoorde kreet. In deze kreet zou men bijna een soort excuus kunnen herkennen. Degene die deze kreet uit lijkt te willen zeggen “het is niet mijn schuld dat ik deze gevoelens heb, ik ben immers zo geboren en zou deze gevoelens, zelfs als ik dat zou willen, niet kunnen veranderen”.

Vandaag de dag horen we deze kreet soms nog, vaker echter worden we geconfronteerd met haast tegenovergestelde aannames. Zo krijgen we te horen dat gender los staat van biologische sekse, dat het concept van gender zich op een schaal bevindt, sterker nog dat het gender waarmee iemand zich identificeert compleet los staat van zijn/haar geslacht en dat genderuitingen in het geheel slechts een sociaal construct zijn.

Wanneer traditionalisten en reactionairen geconfronteerd worden met de alsmaar doordravende progressieve gekte is een van de ideeën waar men vaak op terugvalt dat de gedragingen van deze groep onnatuurlijk zijn, vaak voortbordurend op een religieus argument. Hoewel dit in het kader van “born this way” een begrijpelijke reactie zou zijn (hoewel wellicht niet echt overtuigend voor hen die zich buiten de eigen geloofskring bevinden), is het ook in het kader van de hierboven genoemde relativistische argumenten - welke men zelf haast als spiritueel zou kunnen omschrijven - onvoldoende. We zien dan ook steeds vaker traditionalisten die het onnatuurlijk-argument niet zo zeer - of niet enkel - op religieuze argumenten funderen maar (ook) op het idee dat deze gedragingen altijd een abnormaliteit zijn geweest die in elke cultuur werd afgewezen.

Vanuit activistische kringen verwijst men in reactie hierop graag naar academici die betogen dat verschillende culturen en volkeren het tegenovergestelde bewijzen en dat we binnen deze culturen vroege voorbeelden van LHBT-gedragingen, -acceptatie en zelfs prijzing kunnen vinden. Een van de meest aangehaalde voorbeelden zijn de inheemse Amerikanen, die volgens vele progressivisten het absolute bewijs zijn van hun relativistische kijk op het genderfenomeen.

Men zou zich echter moeten afvragen hoe juist deze claims zijn, of de academici in kwestie niet bevooroordeeld zijn en of men überhaupt wel bekend is met de historie van deze claim of dat men elkaar slechts napraat. Een begin in het onderzoeken van de geschiedenis en de juistheid van deze claim is gemaakt door Stone Age Herbalist. In zijn artikel The Origin of ‘Two-Spirit’ & The Gay Rights Movement beschrijft hij hoe de claim over de LHBT-vriendelijke inheems Amerikaanse cultuur tot stand kwam om vervolgens op overtuigende wijze de problemen met deze theorie te duiden.

Als professioneel archeoloog en antropoloog komt Stone Age Herbalist in zijn dagelijkse leven regelmatig in aanmerking met soortgelijke theorieën en ziet hij hoe de activistische houding omtrent deze en soortgelijke ideeën de academische instituten in de angelsaksische wereld in haar greep houdt. Online schrijft hij dan ook enkel onder zijn pseudononiem, onder welke hij artikelen aangaande archeologie, antropologie en andere onderwerpen op zijn Substack plaatst en onder welke hij inmiddels al goed is voor 65.000 volgers op Twitter.

Zoals hierboven beschreven begeeft het activisme zich niet slechts binnen de muren van de angelsaksische academische instituten maar steekt zij ook steeds vaker de kop op binnen haar Nederlandse tegenhangers en binnen de rest van de Nederlandse samenleving. Waar de term “Two-spirit” - die de basis vormt voor het artikel van Stone Age Herbalist - wellicht weinig gebezigd wordt in Nederlandstalige kringen, horen we wel regelmatig de claim dat binnen culturen zoals die van de inheemse Amerikanen men een andere conceptie van gender, homoseksualiteit en soortgelijke zaken had en dat deze conceptie toevalligerwijs nauw aansluit op de hedendaagse conceptie van de activisten binnen de academische wereld.

Om licht te werpen op deze claims wil ik graag een vertaling van het artikel van Stone Age Herbalist met jullie delen. In dit artikel onderzoekt hij de geschiedenis van de term en komt, na een uitgebreid onderzoek naar haar geschiedenis en haar invloeden, tot interessante openbaringen betreffende de oorsprong van de term; de juistheid van de claims aangaande de acceptatie van genderverschillen binnen inheems Amerikaanse culturen en hoe deze haar weg binnen de academische wereld heeft gevonden. De conclusie van de auteur geeft de lezer een idee waar wat ik het “haast spirituele aspect” van de hedendaagse progressieve relativistische argumentatie heb genoemd wellicht vandaan komt.


De oorsprong van ’two-spirit’ en de homorechtenbeweging

Als je ooit een academische discussie over LHBT-onderwerpen hebt ondervonden is de kans groot dat je van de uitdrukking “Two-Spirit” hebt gehoord (deze uitdrukking is soms inbegrepen in de afkorting LGBTQ2S, een van de vele variaties van Engelstalige LHBT-afkortingen). De betekenis van de term is zoiets als “een homoseksuele inheemse Amerikaan”, hoewel de oorsprong van de term veel complexer en subtieler is. Los van deze complexiteit duidt de manier waarop Two-Spirit vandaag de dag cultureel wordt gebruikt op het idee dat inheemse Amerikanen op een andere manier over zaken zoals homoseksualiteit, gender en seksuele identiteit dachten.

Mocht je iemand die deze term gebruikt om verduidelijking vragen zal hij/zij wellicht aangeven dat de term bedacht is door inheemse Amerikanen om de eigen identiteit te beschermen en het gesprek over de eigen cultuur te heroveren. Als je naar verdere verduidelijking zoekt zal je waarschijnlijk geconfronteerd worden met een conferentie die gehouden werd in 1990 in Canada, een conferentie waarbinnen men het besluit nam om de term te hanteren. Verder is de kans groot dat je twee namen zult tegen komen: “Harry Hay” en “Will Roscoe”, die op enige manier met de term en deze conferentie verbonden lijken te zijn.

Zover ik weet heeft buiten het accepteren van het bestaan van deze conferentie en haar besluit verder niemand diepgravend onderzoek gedaan naar de oorsprong van de term. In dit artikel zal ik desondanks proberen om een eerste begin te maken en dieper in dit vraagstuk te duiken. Deze zoektocht zal ons langs een aantal bizarre en unheimische gebeurtenissen leiden: de “Radical Faeries”, mythische pederastische Pueblo rituelen; travestiet-sjamanen, jungiaanse homoseksualiteit en, te midden van al deze zaken Harry Hay en zijn obsessie met het ontdekken van de geheime geschiedenis van “homoseksuele spiritualiteit”. Laat ons van start gaan.

Wat betekent “Two-Spirit”?

Two-Spirit is een lastig definieerbare term, niet in de laatste plaats omdat zich binnen de term zelf al een kritiek bevindt van het fenomeen dat zij probeert te verklaren. Post-koloniale activisten beschrijven hoe kolonisatie niet enkel een fysiek verlies van land en soevereiniteit met zich meebrengt maar dat mentale en culturele kolonisatie hiermee gepaard gaat. De term Two-Spirit moet in deze context gezien worden als een manier waarop de identiteit en belevenis van homoseksuele, lesbische, transgender en andere seksuele minderheden binnen de inheems Amerikaanse gemeenschap wordt beschreven en gedefinieerd door deze gemeenschap zelf.

Het zou niet raar zijn als je zou opmerken dat dit nogal pedant overkomt. Het aangrijpen van “Native American” vraagstukken en discussies door activistische academici, die deze vervolgens vergezellen met verwarrend en vaag taalgebruik, heeft een barrière gevormd voor buitenstaanders om zelf op onderzoek te gaan en inheemse Amerikanen te benaderen.

Voor zover mij duidelijk is, is “Two-Spirit” een simplistische term om te beschrijven hoe inheemse Amerikanen kennelijk over homoseksualiteit en transgenders dachten. Ik gebruik hier bewust het woord “kennelijk” omdat ik diep sceptisch ben over dit idee. Het klopt dat bijna alle inheems Amerikaanse culturen termen en etnografische beschrijvingen over homoseksualiteit en travestie hebben ontwikkeld maar per taal en cultuurgroep verschilde het hoe ze over deze beschrijvingen dachten en hoe ze deze begrepen.

De term Two-Spirit, echter, wordt in het licht van postkoloniale discussies gebruikt om aan te geven wat het verschil is tussen het inheemse perspectief en het perspectief van het westen. De uitdrukking wijst specifiek op de duale natuur van de persoon, en hoe deze wellicht zowel een mannelijke als een vrouwelijke essentie kent. Wat betreft seksuele identiteiten is de moderne westerse cultuur enorm materialistisch en vooral geïnteresseerd in genen. Haar houding ten opzichte van deze kwestie kan samengevat worden door de term “born this way”. Dit verschilt met culturen in andere gedeeltes van de wereld waar men homoseksualiteit, net als elk ander gedeelte van het mens-zijn, als onderdeel van de spirituele wereld ziet.

De beroemde conferentie, gehouden in Winnipeg in 1990, was de derde bijeenkomst van de “Annual Inter-Tribal Native American, First Nations, Gay and Lesbian American Conference”. De deelnemers gebruikten de term niizh manidoowag, een term uit de taal van de Ojibwe stam, als de officiële term voor inheemse seksuele identiteiten. Het woord betekent letterlijk “twee-geesten” (Of “Two-Spirit” in het Engels) maar een cruciaal aspect is dat de term niizh manidoowag pas ontstaan is ergens gedurende of rondom deze conferentie en dat de term verder geen enkel historisch gebruik kent binnen de Ojibwe cultuur en taal. Hier begon voor mij het mysterie: als men retroactief deze term moest construeren, wat was dan de oorsprong van deze term? We zullen spoedig op deze vraag terugkomen maar om tot een eventueel antwoord te komen moeten we eerst de hoofdpersoon van dit verhaal introduceren.

Harry Hay

Harry Hay is een legende binnen de homoseksuele vrijheidsbeweging. Hay, Geboren in 1912 in Groot-Brittannië en opgegroeid over de hele wereld, kwam uit een illustere en vrome religieuze familie. Zijn betovergrootvader aan moederskant, generaal James Allen Hardie, was door president Martin Van Buren aan de West Point Military Academy aangesteld, waar Hardie kwam te studeren met onder andere Ulysses S. Grant, de beroemde noordelijke generaal uit de Amerikaanse burgeroorlog.

Generaal Hardie vocht in 1857 in de oorlog tegen de Spokane Indianen en zijn zoon, Francis, vocht met de derde cavalerie mee in de slag bij Wounded Knee. Hay was verder ook verwant aan Oliver Wendell Holmes, via een vrouw genaamd Anna Wendell. Deze familiegeschiedenis die gekenmerkt werd door conflicten met de inheemse Amerikanen zou uiteindelijk cruciaal zijn voor Hays latere interesses en affiliaties.

Zoals zijn betovergrootvader Generaal Hardie, was Hay een gevoelige, emotionele en geleerde man. Zijn vader, “Big Harry”, had zijn eigen disciplinaire karakter, gekenmerkt door een grote werkethiek, in de opvoeding proberen door te geven aan zijn zoon. Hay had echter van jongs af aan een lastige relatie met zijn ouders en vooral met zijn vader. Toen hij in 1951 eindelijk uit de kast kwam tegenover zijn moeder was haar reactie slechts: “je vader kende Cecil Rhodes”, waarmee het gesprek was beëindigd.

De Reactionair

Boekenwinkel

Ondek onze grote collectie boeken, zoals De seksuele revolutie, in onze boekenwinkel.

De seksuele revolutie

De familie Hay verhuisde in 1914 naar Chili, waar Harry’s vader werk had gevonden als opzichter van de mijnindustrie, een baan waarbij hij zijn been zou komen te verliezen, waarna de familie verhuisde naar Californië. Hay bleek al vroeg over een enorme intelligentie te bezitten en hij beschikte bovendien over een fotografisch geheugen. Op school zou hij daarom ook lessen volgen met kinderen die drie jaar ouder dan hem waren.

Op de jonge leeftijd van negen kon Hay al moeiteloos vertellen over de geschiedenis van het oude Egypte en luisterde hij naar Wagner, maar in zijn biografie focust hij vooral op het feit dat hij rond deze periode zijn eerste seksuele ervaringen met andere jongens zou meemaken. Een oudere jongen genaamd Calvin leerde Hay hoe orale seks te hebben en ze zouden dit vervolgens op elkaar uitoefenen totdat Calvin uiteindelijk naar een andere school ging.

Een cruciaal moment in Hay zijn biografie is het moment waarop hij beschrijft hoe zijn vader hem sloeg met een negenstaart omdat hij het waagde hem tegen te spreken en hij de jonge Harry beval zijn woorden terug te nemen. Harry weigerde zijn woorden in te slikken maar kwam op dit moment ook tot het besef dat niet alleen zijn vader het bij het verkeerde eind had maar dat ook alle andere autoriteiten, van priesters tot agenten, het bij het verkeerde eind zouden kunnen hebben.

Op elfjarige leeftijd wist Hay zeker dat hij jongens aantrekkelijk vond. Een verwijzing in een boek genaamd The intermediate Sex van Edward Carpenter liet hem kennis maken met het woord homoseksueel. Carpenters voor de tijd unieke en riskante boek beschrijft een klasse mannen die hij “Uranian” noemt, een titel die hij gebruikte voor artistieke, geleerde en excentrieke mannen uit de geschiedenis zoals Michelangelo, Shakespeare en Whitman. Carpenter noemde soortgelijke mannen “homogenic” (homogeen in het Nederlands) en deze beschrijving zou een geloof in Hay doen aanwakkeren dat soortgelijke mannen voorbestemd waren om een speciale rol in de samenleving te vervullen. Hay was, kortom, verkocht.

In Carpenters boek lezen we het volgende:

De instinctieve artistieke natuur van de mannen van deze groep: zijn gevoelige geest, zijn flakkerende temperament, zijn onversaagd intellect en lichaam; en de vrije vooruitstrevende natuur van de vrouwen van deze klasse: de masculiene onafhankelijkheid en kracht sterk verbonden met de sierlijke feminiene gedragingen, geeft hun beide, door hun dubbele natuur, eigenschap over het leven in al haar fases, en een bepaalde beheersing van de geheimen van beide geslachten die in het voordeel van hun functie als verzoeners en interpreten zou kunnen werken.

Vooral interessant is de nadruk die deze passage legt op de dubbele natuur van de homoseksueel. Het was namelijk dit idee dat Hay stevig vast greep en dat hem gedurende zijn leven nooit meer los zou laten: een homoseksuele man is een man die een mannelijke en vrouwelijke geest met elkaar verbindt en op deze manier tot een creatieve, artistieke ziel verwordt.

Toen Hay 13 was stuurde zijn vader hem naar Nevada om te werken op een ranch. Wellicht bespeurde hij bij zijn zoon een bepaalde aandoening waarvan hij dacht dat de genezing lag in hard, fysiek werk in het gezelschap van ruwe mannen. Helaas voor Hays vader zou dit de laatste nagel in de doodskist blijken. Op de ranch zouden seizoenswerkers hem kennis laten maken met de werken van Karl Marx, leerde ze hem vakbond liederen, vertelden ze hem over arbeidersopstanden en integreerden ze hem in een netwerk van socialistische en communistische arbeiders.

Wellicht minstens zo belangrijk was dat Hay op deze ranch ook kennis maakte met een legendarisch inheems Amerikaans figuur: de Paiutische profeet Wovoka, later bekend als Jack Wilson, maar beter bekend als de “ghost dance messiah” wiens leringen als basis zouden dienen voor de “ghost dance”-ceremonie van 1889 en de inheems Amerikaanse beweging die hieruit voortkwam. De opkomst van deze beweging zou uiteindelijk direct tot de oorlog bij Wounded Knee leiden. Harry Hay zou pas later in zijn leven over deze relatie leren en zou erop reflecteren als een passende ontmoeting in het licht van zijn familiegeschiedenis.

Niet lang na deze gebeurtenissen zou Hay zijn eerste “volledige” seksuele ervaring ondervinden met een oudere matroos genaamd Matt, die Hay vertelde dat mensen “zoals hem” bestonden over de hele wereld en een soort geheim genootschap vormde. Hay zou deze ervaring later als volgt beschrijven:

Toen Hay op latere leeftijd over zijn uit de kast komen vertelde, refereerde hij hier op ironische wijze aan als zijn ‘kindermisbruikspeech’, om te benadrukken hoe sterk de normen in de homoseksuele wereld verschilden van die in de heteroseksuele wereld. ‘Als kind’ verklaarde Hay, ‘molesteerde ik een volwassene totdat ik wist wat ik moest weten’. Hij herriep hoe Matts belofte over een nieuwe wereld waar hij een toekomst zou kunnen hebben functioneerde als een reddingsboei waar hij zich aan vast kon klampen tijdens periodes van isolatie gedurende zijn middelbareschooltijd. In tegenstelling tot een traumatische ervaring van misbruik, beschreef Harry het altijd als ‘het mooiste cadeau dat een veertienjarige jongen ooit van zijn eerste liefde heeft gekregen’.

Nadat Hay was geslaagd werd hij door zijn vader gepusht de juridische wereld in te stappen en hij zou vervolgens een jaar voor een rechtenfirma in Los Angeles werken. Gedurende deze tijd maakte hij kennis met de “cruising scene” en leerde hij over de “pick-up” cultuur in homoseksuele kringen. In 1930 schreef hij zich in aan de Stanford Universiteit om Internationale Betrekkingen te studeren en in zijn vrije tijd ontdekte hij de acteer- en toneelwereld waar hij travestieten en openlijke homoseksuelen zou ontmoetten. Hay dompelde zich onder in een levensstijl die in alles rebelleerde tegen zijn strenge opvoeding.

Een sinusinfectie zorgde ervoor dat Hay in 1932 moest stoppen met zijn studie. Hij zou nooit naar de universiteit terugkeren maar zette wel zijn acteurs carrière voort, zeer tegen de zin van zijn vader in. In deze wereld ontmoette Hay ook Will Geer, een beroemde acteur uit deze tijd. Geer was de man die Hay volledig van zijn Edwardiaanse sensibiliteiten zou losmaken en zou introduceren tot de wereld van het serieuze politieke activisme; stakingen, vakbondsconflicten; anti-racistische en anti-fascistische demonstraties en uiteindelijk moest hij zelfs verscholen worden door vrienden nadat hij een baksteen naar het hoofd van een politieagent had gegooid.

Geer overtuigde Hay zich bij de communistische partij te voegen en de twee werden minnaars van elkaar. Geers tomeloze optimisme en zijn overtuiging dat de menselijke natuur verbeterd kon worden zouden Hays hart vervullen van liefde, hoop en blijdschap maar al snel sloeg de realiteit toe toen Hay zich realiseerde dat de communistische partij sterk en institutioneel homofoob was.

Uit angst en wanhoop, en op advies van vrienden en een psychiater, trouwde Hay met een vrouw om zijn trouw aan de partij te laten zien. Hij trouwde met Anna Platky, een Joods partijlid uit een arbeidersgezin. Hay zou echter geen geluk in deze verbintenis vinden en na vele jaren van heen en weer zwalken tussen verschillende banen en verschillende activistische groepen besloot Hay zijn eigen, expliciet homoseksuele partij op te richten: de “Mattachine Society”.

De “Mattachine Society” & het grote project

Hay was vervuld met ideeën en visioenen van het geheime broederschap waar Matt hem over had verteld. Hij las voortdurend- en maakte aantekeningen over heidense ceremonies, middeleeuwse volksfeesten, dwazen, narren, melaatsen - iedereen en alles wat de normale orde op zijn kop zette. Hij ontdekte de term “mattachine” welke verwijst naar een 16e-eeuws fenomeen van geheime genootschappen in Europa, gewijd aan dans, satire en clowneske rebellie. Deze mattachine genootschappen werden een vast onderdeel in de ideeën van Hay. Zo schrijft hij:

De mattachine-genootschappen brachten belangrijke informatie over aan de onderdrukten op het platteland van Frankrijk van de dertiende tot de vijftiende eeuw. Wellicht hoopte ik dat een genootschap van moderne homoseksuele mannen, die in vermomming in het Amerika van de 20e eeuw leefden, hetzelfde voor ons onderdrukte queers zou kunnen doen

De Mattachine Society zou geboren worden uit Hays overtuiging dat homoseksuelen in Amerika een onderdrukte klasse waren, een klasse die natuurlijkerwijs met links zou moeten samenwerken en in staat zou moeten zijn om hun eigen politieke agenda en toekomst te bepalen en hiervoor te lobbyen. Maar Hays openlijk provocerende aanpak was radicaal voor een groep mensen die gewend was om in het geheim te leven en sommigen vonden zijn ideeën zelfs bedreigend.

Hay schreef een manifest genaamd “Androgynous Minority” die hij deelde met zijn toenmalige geliefde, een man genaamd Gernreich. Gernreich waarschuwde hem door hem te vertellen over Magnus Hirschfeld en zijn Instituut voor Seksueel Onderzoek, dat door de nazi’s was vernietigd. Hay zette echter door en richtte de Mattachine Society op, een groep die gemodelleerd was naar Alcoholics Anonymous en geïnspireerd was door boeken van de Kinsey Reports. De groep functioneerde als een soort leninistisch vrijmetselaargenootschap, met onder andere een eed van loyaliteit, geheimhoudingsplicht, cellen en vijf verschillende niveaus van lidmaatschap.

Voor Hay veranderde de oprichting van dit genootschap alles: hij scheidde van zijn vrouw, verbrak de banden met zijn respectabele vrienden en adviseerde de Communistische partij om hem uit te sluiten vanwege zijn homoseksualiteit, wat ze maar al te graag deden. De Mattachine Society groeide snel en al gauw werd elke vergadering bijgewoond door minimaal honderd man.

Hays voormalige Communistische activiteiten trokken echter aanzienlijke publieke aandacht wat de overige leiders van de Mattachines ertoe zette aan te dringen op een meer patriottische visie op homoseksualiteit, welke gekenmerkt moest worden door een standpunt van non-confrontatie. Uiteindelijk zette de overige leiders Hay onder druk om af te treden, wat zou leiden tot een emotionele inzinking bij Hay. Ontzet en van streek keerde Hay zich tot zijn intellectuele leven en vervolgde zijn levenslange zoektocht naar de geschiedenis van homoseksuelen in historische samenlevingen, op zoek naar inspiratie en ideeën uit het verleden.

Hay had zijn academische en wetenschappelijke zoektocht naar dit onderwerp altijd bijgehouden en inmiddels dozen vol aantekeningen, voorzien van tienduizenden opmerkingen, kantlijnkrabbels, referentiekaarten en indices verzameld. Ondanks alle teleurstelling was het doel van Hays onderzoek nog altijd dat het naar iets concreets zou leiden. Een van deze onderzoeken was het project dat als titel de naam “The Homophile in History: A Provocation to Research” kreeg waarmee Hay zich van 1953 tot 1955 bezighield. Het project werd als volgt beschreven:

Verdeeld in veertien periodes, traceert het homoseksuele prototypes van het stenen tijdperk door de Europese middeleeuwen tot aan wat Hay de ‘Berdache en de Amerikaanse Scene’ noemde. Een groot deel van de basis van dit onderzoek was uit de syllabus van Hays muzieklessen op de Labor School gehaald. Het model dat Harry voor zijn studie gebruikte, was de berdache: een Franse term die werd gebruikt voor Indiaanse mannen die zich als vrouw kleedden en die de Europese kolonisten in de nieuwe wereld tegen het lijf liepen. Maar de term berdache verwees soms ook eenvoudigweg naar een Indiaan die de daad van homoseksualiteit beging. Voor Harry echter, verweest de term vooral naar een culturele rol.

Later in dit stuk zullen we op de berdache terugkomen.

Op academisch vlak was Hay zijn tijdsgeest tientallen jaren vooruit. Zijn studie omvatte de gehele menselijke prehistorie en geschiedenis, waarbij hij probeerde primitieve matriarchische samenlevingen, godinnenverering, druïdisme, sociale afwijkingen, volksfeesten, religies van het platteland, verboden kalenders, samenlevingen van jongleurs en clowns, rondtrekkende nomaden, bedriegers, volkshelden en alles wat ook maar rook naar enige mate van esoterie of heterodoxie te verweven in zijn verhaal over “homoseksuele antropologie”.

Zoals eerder beschreven, was Hay ervan overtuigd dat homoseksuelen voorbeschreven waren een speciale rol in de samenleving te vervullen, maar dat deze rol onderdrukt werd, met name door het Christendom. Hij schreef verschillende papers over homoseksualiteit in de Bijbel, zoals: The Moral Climate of Canaan in the Time of Judges en Christianity’s First Closet Case. Verder toonde hij speciale interesse in de rol van de handarbeiders in eerdere samenlevingen. Hij was ervan overtuigd dat handenarbeid vooral door homoseksuelen werd vervuld, die werk verrichtte wat volgens Hay in de basis vrouwelijk werk was, maar, door hun geaardheid, dit werk naar een beschavingsniveau konden tillen. Hays belangrijkste obsessie was echter het vinden van specifieke referenties naar homoseksuelen en de rituelen die specifiek voor deze groep waren voorbestemd.

Geduldige lezers vragen zich misschien af wanneer de term waar we mee begonnen, “Two-Spirit”, en de inheemse Indianen hun opmars in dit verhaal zullen maken. Het antwoord hierop vinden we in Hays doorzettingsvermogen om elke verwijzing naar homoseksuelen in elke tak van kennis waar hij mee in aanraking kwam op te sporen:

Harry ontdekte een document geschreven in 1882 door een voormalige Amerikaanse ‘Surgeon General’, Dr. William A. Hammond, die tijdens zijn werk Indianen beschreef die mujerados werden genoemd, een Spaanse term die “gemaakte vrouwen” betekent. Dit prikkelde Harry als een mogelijke vorm van berdache. Hammond beschreef de mujerados die hij had gevonden onder de Pueblo Indianen in Noord-New Mexico, als de “belangrijkste deelnemers in pederastische ceremonies”. Hay schreef een uitgebreid commentaar waarin hij protesteerde tegen wat hij zag als de bewuste “begrafenis” van dit artikel en de informatie die zij bevatte gedurende bijna honderd jaar.

Harry’s lange zoektocht naar het document was inderdaad niet gemakkelijk te noemen. In verschillende boeken uit het begin van de eeuw had hij verwijzingen naar Hammonds document gelezen. Maar toen hij in 1962 besloot om de oorspronkelijke tekst op te zoeken, liep hij tegen problemen aan. Hij begon bij de U.C.L.A. Research Library, die Volume I van het American Journal of Neurology and Psychiatry, de eerste publicatie die Hammond’s bevindingen publiceerde, in haar bezit had. Maar toen Harry om een kopie vroeg, bleek tot verbazing van Harry zelf en de bibliothecaris dat het document er was uitgeknipt.

Vier andere exemplaren van het tijdschrift die Harry bij verschillende bibliotheken bestelde, waren op dezelfde manier verminkt. Hij vermoedde dat Hammond’s bevindingen mogelijk door een overheidsfunctionaris waren afgekeurd en gecensureerd. Na vele maanden vond Harry een kopie van het rapport in een later werk van Hammond getiteld Seksuele impotentie bij de man en vrouw, gepubliceerd in 1887. In de jaren hierna zou Hay vele andere gevallen van soortgelijke censuur en historische verwijzingen naar homoseksualiteit vinden.

Op dit punt loont het om even een pauze te nemen in ons verhaal en ons te richten op die andere term die we eerder voorbij zagen komen: de ‘berdache’.  

De berdache binnen de inheemse Amerikaanse culturen

De term ‘berdache’ is al decennia uit de gratie, je zult er waarschijnlijk geen verwijzingen naar vinden in literatuur vanaf eind jaren 80. Het woord komt oorspronkelijk uit het Frans en betekent zoveel als ‘kattenjongen’ of ’een jongen die voor onnatuurlijke doeleinden wordt gehouden’. De term ontstond in de vroege jaren van antropologisch onderzoek naar de Inheemse bevolking om een bepaald fenomeen te beschrijven dat werd waargenomen in sommige culturen.

Een berdache beschrijft typisch een man, of minder vaak een vrouw, die breekt met zijn sociale rol en ervoor kiest om vrouwelijke kleding te dragen en vrouwelijke activiteiten te vervullen. Net als alle menselijke samenlevingen kende de inheemse bevolking van Amerika een binaire verdeling van arbeid, sommige taken en rollen waren voor mannen, andere voor vrouwen. Mensen die opzettelijk die verdeling doorbraken stonden bij antropologen dus bekend als berdaches. Verwarrend genoeg voor de moderne mens , welke geconfronteerd wordt met een verwarrend complex systeem van het indelen van sekse, gender, seksualiteit etc., werd de berdache ook automatisch geassocieerd met homoseksualiteit, transgenderisme en prostitutie. De ‘vrouwelijke man’ was dus automatisch ook een homoseksuele man.

Berdache als term wordt dan ook gezien als verouderd, maar zelfs zonder politieke gevoeligheden is de term eigenlijk te breed. Het klopt dat elke cultuur een eigen begrip van seksualiteit en genderrollen had maar elke cultuur had vervolgens ook een eigen kosmologie om uit te leggen hoe en waarom sommige mensen zich als het andere geslacht gedroegen. De crossover tussen de Europese homorechtenbeweging en de antropologie van de inheemse bevolking ontstond exact in de verwarrende beschrijvingen van de berdache die werd beschreven als een persoon met een speciale spirituele rol en positie binnen de inheemse culturen. We zullen hier later meer over lezen maar het is de moeite waard om hier alvast te stellen dat deze overtuiging niet kan worden gerechtvaardigd in het licht van kritisch antropologisch onderzoek.  

Hay & ‘The Radical Faeries’

Op dit punt in zijn leven was Hay compleet gefocust op zijn zoektocht naar de historische homoseksueel. Hij begon te corresponderen met een aantal academici en geleerden, waaronder Robert Graves, de schrijver, criticus en vertaler van historische mythen. Hay was ervan overtuigd dat Graves veel kennis had over homoseksualiteit in het oude Griekenland, maar terughoudend was om deze kennis prijs te geven. Hij schreef Graves in de hoop inzicht en informatie te verkrijgen. Graves reageerde met een diplomatieke kijk op het onderwerp:

Homofilie als een natuurlijk fenomeen wordt gerespecteerd in de meeste samenlevingen – en eveneens door mij… Maar homofilie dat gebruikt wordt als statussymbool en homofilie als leeg vermaak is wat ik haat… Een alliantie tussen de Godin-vererende heterofielen en de natuurlijke homofielen lijkt mij zinvol. De wereld van kunst en literatuur is zo vervuld van irreligieuze en verdorven rommel. Je zou je rangen moeten zuiveren! Met vriendelijke groet, Robert Graves.

Hay woonde ook vreemde privé-lezingen bij van de Engelse savant, mysticus en historicus Gerald Heard. Heard gaf een aantal lezingen over homoseksuelen (die hij ‘isofielen’ noemde) en beschreef hoe zij volgens hem de volgende fase waren in de menselijke evolutie, vanwege hun langdurig jeugdige natuur en hun historische vermogen om zich te organiseren in geheime broederschappen. Volgens de biografie van Hay merkte Heard op dat zo’n organisatie nog steeds bestond:

‘Heard bleef hinten naar een soort verborgen ‘Illuminati’ of geheime, soefi-achtige broederschap met ingewijdenen van alle eeuwen. Tijdens onze vierde sessie vroeg hij of onze groep bereid was om zich te wijden aan de studie van dit broederschap en hintte op onze uiteindelijke toetreding’. Harry was gefascineerd door het idee om met deze grote geleerde te studeren, maar voelde zich tegengehouden door het idee om opnieuw toe te treden tot een geheime, ondergrondse, homoseksuele groep. ‘Ik vond het niet historisch correct om terug ondergronds te gaan en Heard leek vooral adepten te willen’.

Teleurgesteld door deze en andere doodlopende wegen, besloot Hay zelf op zoek te gaan naar de Indiaanse rituelen en riten waarvan hij geloofde dat deze ondergronds waren gedwongen. Zijn ervaring met de Pueblo mensen en zijn studie naar de raadselachtige mujerados maakten hen een voor de hand liggende keuze. Toen hij bevriend werd met een lokale Pueblo man genaamd Enki, dacht Hay eindelijk het bewijs te hebben gevonden dat hij mistte. Enki voerde hem naar een aantal ruïnes, waarvan er één in het bijzonder Tsankwe heette. Bij deze ruïnes zei hij tegen Hay dat ‘hier zijn mensen leefden’. Enki leerde Hay hier ook de term kwidó, waarvan Hay geloofde dat dit het Pueblo woord was voor berdache of homoseksuelen. Hay was in extase bij de gedachte dat hij eindelijk op “authentiek” bewijs was gestuit. Herhaaldelijk zou hij terugkeren naar Tsankwe met vrienden en geliefden, trots wijzend op de plaats waarvan hij geloofde dat deze hen verbond met een historisch verleden.

Maar nader onderzoek laat zien dat kwidó geen goed begrepen term is. In haar artikel Is the “North American Berdache” Merely a Phantom in the Imagination of Western Social Scientists? verwijst gendergeleerde en antropoloog Sue-Ellen Jacobs naar haar discussies met Hay over de juiste spelling van de term kwidó, maar ook haar onvermogen om de aanwezigheid ervan onder de Pueblo te bevestigen. Jacobs schrijft dat ze door meerdere inheemse Amerikanen op verschillende momenten werd verteld dat ze het verkeerd had begrepen. Ze hadden “hier nooit zulk soort mensen gehad”. Verder schrijft Jacobs: “Er werd mij ook verteld dat dat soort mensen dergelijke manieren van witte mensen hadden geleerd." Het lijkt erop dat Hay eenvoudigweg zijn eigen overtuigingen - dat een verleden waarin homoseksuelen een belangrijke rol hadden gespeeld bewust verborgen was gehouden – bevestigde en dat elke vorm van ambigu bewijs voldoende was om deze overtuigingen te steunen.

Hay verhuisde in 1971 naar San Juan Pueblo en zette zich hier voor een aantal projecten in, waaronder de eerste Pride-parade van Albequerque. In deze omgeving zou zijn diepste verlangen om een broederschap van mannen die waren doordrongen van “homoseksueel bewustzijn” eindelijk, voor een korte tijd, tot standkomen. “The Radical Faeries” werden opgericht in 1979, met als doel Faerie-bijeenkomsten te organiseren waar binnen homoseksuelen op hun eigen manier konden leven. Deze kringen werden een mengelmoes van New Age-ideeën, hippie-esthetiek, westerse sjamanisme, jungiaanse psychologie en drugs. Hay spoorde zijn mede- Faeries aan om “de lelijke huid van hetero-imitatie af te schudden zodat zij hieronder de stralende Faerie-prins zouden kunnen vinden”.

Ongeveer 200 mannen kwamen opdagen voor de eerste bijeenkomst:

De workshops gingen over zeer uiteenlopende onderwerpen zoals massagetechnieken, voeding, lokale plantkunde, homobewuste politiek, volksdansen en auto-fellatio. De aanwezigen namen deel aan spontane “inheemse” rituelen, tijdens welke ze geesten opriepen en zegeningen en gezangen uitvoerden, waarbij de meeste deelnemers het grootste deel van hun kleding weggooiden en in plaats daarvan “inheemse” veren, kralen en bellen droegen en zichzelf versierden met regenboog make-up. Velen meldde dat ze een soort verandering van bewustzijn tijdens het evenement meemaakten, dat door een deelnemer werd omschreven als ‘een vier-daagse trip, maar dan zonder LSD!’

De dionysische razernij die bezit nam van de deelnemers tijdens deze eerste bijeenkomst, zou vandaag de dag meedogenloos worden veroordeeld als een beledigende stereotypering van de inheemse cultuur. De deelnemers rolden door de modder, bouwden een gigantische fallus van aarde, huilden naar de maan en gaven later aan groepsvisioenen te hebben ervaren. De getuigenissen achteraf staan vol extatische taal, verwijzingen naar doop, vernieuwing, spirituele reiniging en een verhoogd gevoel van homobewustzijn. Velen zouden na de bijeenkomst pseudo-inheemse bijnamen aannemen, zoals “Crazy Owl” en “Morning Star”.

Belangrijk voor ons verhaal is dat dit samenkomen de eerste keer was dat een man genaamd Will Roscoe kennis maakte met Harry Hay. Bij het traceren van de oorsprong van de term ‘Two-Spirit’ staat de ontmoeting tussen de jonge Roscoe en de veteraan Hay centraal. Roscoe zou Hays onsamenhangende en excentrieke onderzoeken doorzetten tot volwaardige boeken en wetenschappelijke werken, welke desondanks nog steeds met de “Faerie-spirituele” homoseksuele ethos doordrenkt waren. Roscoe zou na de bijeenkomst goede vrienden blijven met Hay, een vriendschap die in stand zou blijven zelfs na het opsplitsen en vervolgens instorten van The Radical Faeries in de vroege tachtiger jaren.

Roscoe vertelt hoe ‘Op een avond na het diner’, terwijl hij een punt maakte over homoseksuelen in de geschiedenis van de beschaving, Harry een wijds gebaar naar een donkere hoek van de kamer maakte en zei: ‘Indien je echt meer te weten wilt komen over dit onderwerp, moet je daar in gaan kijken.’ ‘Hij verwees naar een rommelige stapel kartonnen dozen propvol met duizenden pagina’s notities uit de jaren vijftig’. Toen Roscoe de volgende herfst terugkeerde naar San Francisco, nam hij vier dozen met aantekeningen mee om te indexeren en kopiëren. Roscoe vond Hays aantekeningen indrukwekkend, zowel in omvang als in detail… Hij was geïntrigeerd door het feit dat Hay begon met de Noord-Amerikaanse indiaanse berdache en vervolgens de geschiedenis van de beschaving onderzocht terwijl hij zocht naar specifieke manifestaties van die rol. Roscoe besloot verder te bouwen op Hays fundering en zijn bevindingen tot volledige empirische studies te ontwikkelen.

Roscoe, Jung & Homoseksuele Indianen

Voor Roscoe en verwanten die betrokken waren bij de geboorte van het homoseksuele narratief binnen de academische wereld, waren de intellectuele en emotionele kracht van Hays Faerie-kringen een ruwe voorloper, die opgevolgd zou moeten worden door serieuzere institutionele partijen en bewegingen. Roscoe zou niet teleurstellen in zijn doel om Hays decennia lange onderzoeken naar de geschiedenis van de homoseksueel en diens veronderstelde bijzondere positie om te vormen tot een mainstream project.

Een voorbeeld hiervan vinden we in een nieuwe groep: “Treeroots”, die werd opgericht in 1982 na het uiteenvallen van de Faeries en geleid werd door twee homoseksuele psychologen - Mitch Walker en Don Kilhefner – die zich beide specifiek richtte op de “homoseksuele psychologie”. Deze beide psychologen hadden een gedeelde sterke interesse in jungiaanse theorieën en ritualistische gebruiken waarmee zij dachten het homoseksuele bewustzijn te kunnen verkennen. Hun specifieke ideeën steunde op Jungs overtuiging dat elke man een ‘anima’ bezit – een onbewust vrouwelijk aspect dat met behulp van therapie kan worden verkend. Op een bepaalde manier is het logisch dat Jung zijn theorieën, met zijn nadruk op dualiteit en deze anima, een zekere aantrekkingskracht hebben op homoseksuele mannen en de oplettende lezer is wellicht al de gelijkenissen tussen Jungs anima en de ideeën rondom de term ‘Two-Spirit’ opgevallen.

Er valt veel kritiek te leveren op hoe Jung zelf – tijdens zijn bezoek aan inheemse Amerikanen in Taos – gebruik maakte van ‘primitief’ denken in zijn werk en hoe dit uiteindelijk heeft bijgedragen aan de toe-eigening van zijn ideeën door de “homoseksuele psychologie”. Maar voor dit artikel volstaat het te zeggen dat de ideeën van Jung (alsmede die van Hay), die hebben bijgedragen aan deze beweging binnen de psychologie, op zichzelf al verschillende misopvattingen met betrekking tot inheems Amerikaanse religies bevatte. Een modern voorbeeld van hoe deze misvattingen binnen de psychologie zijn gekropen is te vinden in het werk van Aaron Mason. In een recent werk onderzoekt hij de kruisbestuiving tussen de ‘inheemse’ Two-Spirit en jungiaans denken:

Tijdens zijn bezoek aan Pacifica, werd Mason naar het werk van Will Roscoe geleidt. Roscoe schrijft over de Native American “Two-Spirits”: een term die wordt gebruikt om “non-binaire genderrollen binnen inheemse Amerikaanse stammen" te beschrijven. Via Roscoe’s werk kwam hij ook het onderzoek naar de “Galli” cultus tegen: oude groepen mannen die de Godin van Moeder aarde – Cybele – aanbaden.

Gewapend met de ideeën uit deze onderzoeken, die context en begrip baden, realiseerde Mason zich dat “drag” als een soort truc gebruikt werd. In sommige inheems Amerikaanse verhalen zou Coyote zich bijvoorbeeld als een vrouw verkleden om te krijgen wat hij wilde. In andere verhalen zou hij andere bizarre dingen doen, zoals het verwijderen van zijn eigen geslachtsdelen…

Mason vertelde me verder over een documentaire die hij ontdekte genaamd “Two Spirits”, waarin een Navajo-man genaamd Wesley Thomas (die zichzelf als Two-Spirit identificeerde), een Navajo-oorsprongsmythe vertelt waarin vier genders voorkomen… door het aantal genders naar 4 op te rekken kan een individu zich identificeren als een vrouwelijke vrouw, een mannelijke man, een vrouwelijke man of een mannelijke vrouw.

Mason gaf aan dat dit concept ook gesymboliseerd zou kunnen worden door een zogeheten “quaternal mandala”, die binnen de Jungiaanse psychologie gezien wordt als een heilige cirkel waarin vier gelijkwaardig bijdragende delen zijn opgenomen. Het biedt de mogelijkheid voor het vrouwelijke om binnen de Drie-Eenheid te komen, en voor de buitenstaander om het vrouwelijke te bekijken via twee paren van twee binaire figuren (potentieel herenigd): Maria, moeder van Jezus, gepaard met Maria Magdalena en Eva gepaard met Lilith (de verleidster), suggereert Mason”.

Gedurende de opkomst van deze “homoseksuele psychologie” vond er in de jaren na de Stonewall-rellen van 1969 een andere belangrijke gebeurtenis plaats. Een aantal inheemse Amerikanen, aangetrokken door de homoseksuele bevrijdingsbeweging, verhuisden naar San Francisco en begonnen zich te identificeren met de aldaar gevestigde scene van homo’s, lesbiennes, biseksuelen, transgenders en cross-dressers (Een scene welke tot dan toe bijna uitsluitend bestond uit blanken). Het bleek nagenoeg onmogelijk om te achterhalen hoe dit precies tot stand kwam, maar in 1975 richtte twee inheemse Amerikanen - Randy Burns en Barbara Cameron - de Gay American Indians (GAI) op.

De relatie tussen deze groep en Will Roscoe is vaag, maar op de een of andere manier werd Roscoe de projectcoördinator voor het Gay American Indians History Project (1984) en redacteur voor het gelieerde magazine Living the Spirit: A Gay American Indian Anthology. De documenten m.b.t. deze periode zijn in het bezit van de “LGBT Historical Society” te San Francisco (de Will Roscoe-papers en de Gay American Indians-records). Hoewel ze nog niet zijn gedigitaliseerd zal men in deze documenten waarschijnlijk kunnen achterhalen hoe het kwam dat Roscoe, een niet-Inheemse blanke, omarmd en in een leiderschapspositie geplaatst werd door de GAI.

De dynamiek is in ieder geval uitzonderlijk gecompliceerd. Voor Roscoe, Hay en veel homoseksueel identificerende inheemse Amerikanen heeft de woede en agressie die jegens homoseksuele inheemse Amerikanen wordt getoond binnen inheemse kringen zijn oorsprong in de kerstening van hun cultuur. Roscoe werd de ‘deskundige’ die kon ‘bewijzen’ dat eerdere inheemse generaties niet enkel tolerant waren ten opzichte van homo’s, niet-binaire genders en transgender mensen, maar dat deze mensen zelfs aanbeden werden vanwege hun spirituele krachten. Echter, veel van Roscoe’s onderzoeken en de claims die daaruit voortvloeien, zijn vereenvoudigde, vervormde en gepropagandeerde beelden van het pre-Columbiaanse Amerikaanse leven. Desondanks zou Roscoe nog tientallen boeken en artikelen schrijven over het bestaan en de verering van homoseksuelen in tal van inheemse en traditionele samenlevingen - waaronder binnen de islam, het christendom,en binnen Afrikaanse en Native American gemeenschappen.

Waarom werd de berdache belachelijk gemaakt?

De geduldige lezer die tot dit punt is gekomen zal zich inmiddels wellicht afvragen wat er precies mis is met de term Two-Spirit. Tot nu toe hebben we aangegeven dat verschillende inheemse Amerikanen de term zelf hebben aangenomen en omarmd en hebben we voor de rest vooral de geschiedenis rondom Harry Hay en Will Roscoe beschreven.

Het narratief rondom de inheems Amerikaanse geschiedenis is sinds de jaren 60 een onderdeel geworden van de progressieve kosmologie, waarbij dit narratief in het bijzonder wordt gebruikt om een visie van een geschiedenis te versterken waarin een patriarchale, dominante, christelijke, koloniale staat de vreedzame, matriarchale, ecologische en egalitaire inheemse samenleving heeft uitgewist. Bijna iedereen is deze vorm van propaganda wel eens onder ogen gekomen: de nobele wilde die ten onder gaat en de aarde die met haar mee lijdt.

Tot nu toe heb ik de lezer vooral proberen te voorzien van enige achtergrond die uitlegt hoe het concept van Two-Spirit tot stand kwam. Met deze achtergrond is het nu de hoogste tijd om uit te wijden over de manier waarop Hays volgelingen en metgezellen erin slaagden de geschiedenis te vervormen.

Wetenschappelijk onderzoek naar de historische berdache is overweldigend vooringenomen. Progressieve activisten en wetenschappers hebben grotendeels gelijk wanneer zij aangeven dat eerdere antropologen geschokt waren door de acceptatie van wat zij zagen als afwijkingen en perversie binnen sommige inheemse culturen en dat hun persoonlijke kijk op deze zaken een vals beeld van de werkelijkheid creëerde. Echter evenzeer wordt de tegenreactie van Roscoe en co overspoeld met fouten. Ik wil de lezer hier graag wijzen op enkele belangrijke kritiekpunten:

  • Door het concept van de berdache te verwarren en te vervangen met de term Two-Spirit, maken Roscoe en co zich schuldig aan precies hetzelfde vergrijp als eerdere antropologen, namelijk het homogeniseren van inheemse culturen, waarvan velen helemaal geen soortgelijke rol kenden.
  • Het opdringen van het moderne idee van ‘queer’ van de LHBT beweging op inheemse culturen is niet slechts anachronistisch maar ook denigrerend.
  • Binnen de inheemse stammen en culturen waar de berdache inderdaad wel voorkwam bestaat er historisch bewijs voor spot, afkeer en vijandigheid tegenover deze rol, bewijs dat Roscoe en verwanten minimaliseren, terwijl zij tegelijkertijd de “heilige” en “goddelijke” natuur van de berdache binnen deze culturen schromelijk overdrijven.

Het eerste punt is waarschijnlijk het minst controversiële en in ieder geval het meest besproken. Populaire artikelen die men op het internet vindt met titels als: “wat waren de vijf inheemse Amerikaanse geslachten?” maken zich schuldig aan regelrechte onwaarheden. Zelfs binnen de enorme ‘culturele zones’ van Noord-Amerika, zoals de Pacific Northwest, is er een enorme hoeveelheid culturele differentiatie en elke groep benaderde de onderwerpen gender, cross-dressing en seksualiteit op een andere manier. Voor veel groepen - het meest bekend hiervan zijn de Iroquois - bestaat er helemaal geen bewijs voor een ‘berdache’ fenomeen. In een gedetailleerde onderzoek uit 1983 genaamd The North American Berdache lezen we het volgende:

We willen toevoegen dat het verslag van Loskiel (1794:11) aangaande homoseksualiteit onder de Delaware en blijkbaar de Iroquois (Katz 1976:290) geen enkele beschrijving gaf van berdache-gedrag. Het bewijs dat berdaches onder Iroquois culturen compleet afwezig waren is sterk. Kehoe wijst erop dat Miller (1974) tot een soortgelijke conclusie kwam

Carolyn Epple gaf in het kader van haar werk met de Navajo nadleehi (een sociale rol binnen de Navajo cultuur welke volgens Roscoe een goed voorbeeld was van de ‘Two-Spirit’ binnen een inheemse groep) een vernietigend commentaar over Roscoe’s onderzoek:

Het lijkt erop dat Roscoe, Williams en verwanten de tempel van De Eeuwige Homoseksueel hebben bezocht en daarmee niet alleen de culturele begrensdheid van seksualiteit als concept over het hoofd hebben gezien, maar de nadleehi (en mogelijk anderen met vergelijkbare kenmerken) compleet onder de beginselen van hedendaagse seksuele classificatie hebben ingedeeld – een compleet ongefundeerde classificatie welteverstaan…

Hoewel beide auteurs verschillen tussen de Euro-Amerikaanse en de inheems Amerikaanse visie op de betekenis van homoseksualiteit erkennen, verwarren ze deze betekenissen duidelijk voor persoonlijke politieke doeleinden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Jaimes, een inheems Amerikaanse vrouw, bezwaar maakt tegen dergelijke perspectieven: “Met name aanstootgevend zijn de inspanningen van niet-Indianen om de inheemse visie op homoseksuelen (vaak ‘berdache’ genoemd door antropologen) als personen met speciale spirituele krachten om te zetten in een polemiek voor een massa-beweging binnen de samenleving.”

Epples opmerkingen aangaande de manier waarop Roscoe en Williams inheemse culturen hebben misbruikt voor hun eigen strijd zijn door de jaren heen door velen herhaald. Kritiek op het concept van Two-Spirit benadrukt vaak hoe radicaal inheemse opvattingen over seksualiteit, verwantschap en spiritualiteit verschilden en verschillen van de hedendaagse visie op deze zaken. Sommige inheemse culturen, zoals die van de Dene, geloven dat een kind geboren kan worden met de ziel van een overleden familielid, welke een ander geslacht kan hebben dan het kind zelf. Dit heeft echter op geen enkele manier invloed op hun seksualiteit. Verschillende inheemse Amerikanen beginnen langzamerhand de vraag te stellen hoe deze terminologie hen werd opgedrongen, zoals de Mohawk dichter James Thomas Stevens in zijn essay Poetry and Sexuality: Running Twin Rails:

Men kan haast niet over gemaakte identiteiten spreken zonder de Twin-Spirit te bespreken. Sinds het midden van de jaren zeventig, en de oprichting van GAI (Gay American Indians), hebben geïnteresseerden in socioseksueel en antropologisch/cultureel onderzoek termen zoals berdache, Winkte, double-sex, Nadle, Hwame en Twin-Spirit overgenomen… Twin-Spirit wordt maar al te vaak gebruikt als een zogenaamde pan-indiaanse term voor queer inheemse personen, zelfs in gevallen waar dergelijke termen niet bestonden.

Vooral “queer” is een bijzonder pijnlijke term om inheemse concepten over gender mee te beschrijven. Dit woord, ontstaan in de anglo-Europese context van een ‘bevrijdingsbeweging’, lijkt conceptueel in niets op de gedocumenteerde ‘berdache’ van de inheemse antropologie. En hoewel berdaches vaak gemarginaliseerd en belachelijk gemaakt werden, bestonden de ‘berdache’ wel binnen een geaccepteerd sociaal kader, vaak met expliciete regels over met wie ze wel en niet seks mochten hebben. Dit is compleet anders dan het queer concept dat zichzelf op een provocerende manier juist buiten de sociale context plaatst en het verschilt wellicht nog meer van de manier waarop Hay en Roscoe de “speciale rol” van de homoseksueel beschreven.

Op dezelfde manier benadrukt Epple in haar artikel dat de Navajo gender zien als de primaire scheiding in de natuur. Alles kan worden ingedeeld in mannelijke en vrouwelijke categorieën. Zelfs de nadleehi, een derde gender, kan dus niet afwijken van deze indeling:

Alles kan, zoals elke Navajo je zal vertellen, worden verdeeld in mannelijk en vrouwelijk… Kluckhohn wijst erop dat gezangen, rivieren, planten en andere zaken als mannelijk en vrouwelijk worden gerangschikt… Matthews maakt een soortgelijke observatie: “Er zijn veel voorbeelden binnen de Navajo-taal en mythes waar, wanneer twee dingen enigszins op elkaar lijken, maar de ene grover, sterker of gewelddadiger is, dit als mannelijk wordt beschouwd of geassocieerd wordt met mannelijkheid, terwijl het fijnere, zwakkere of zachtere als vrouwelijk wordt beschouwd of geassocieerd wordt met vrouwelijkheid.

Hoewel de berdache in sommige inheemse culturen inderdaad was geïnstitutionaliseerd, hebben Roscoe en anderen door de berdache te presenteren als ‘queer’ en inherent spiritueel, de dynamiek van deze sociale klasse op zijn kop gezet. Hoewel het waar is dat sommige stammen hen beschouwden als bezitters van spirituele krachten, werden ze ook routinematig vermeden, bespot en belachelijk gemaakt en soms zelfs verbannen. Dit is naar mijn bescheiden mening geen paradox, het bestaan van een categorie van personen die een bepaalde status hebben maar toch niet geliefd zijn vinden we door de gehele geschiedenis heen, waarbij de smid een klassiek voorbeeld is. Ik wil de lezer niet bombarderen met een eindeloze reeks citaten, maar ik wil graag nog één citaat uit het werk van David Greenberg uit 1998, De Constructie van Homoseksualiteit met de lezer delen als afsluiting van dit gedeelte:

Hoewel er bronnen zijn die berdaches als geërde of geaccepteerde personen beschrijven, zijn er verschillende andere bronnen die een negatievere kijk op het fenomeen weergeven. De Papago Indianen ‘minachtte’ de berdaches; de Cocopa ‘hadden blijkbaar een afkeer’ van hen. De Choctaws hielden hen ‘in grote minachting’, de Zeven Naties zelfs ‘in de hoogste minachting’. Bij de Klamath waren de berdaches onderwerp van ‘hoon en bespotting’; de Sioux ‘bespotten’ hen. Bij de Pima werden Berdaches bespot, hoewel niet gestraft, en hetzelfde goldt voor de Mohave berdaches die beweerden de geslachtsdelen van het andere geslacht te bezitten. De Apache behandelde berdaches respectvol wanneer zij zich in hun midden bevonden, maar achter hun rug om waren ook deze berdaches onderwerp van spot. En hoewel de Zuni hun berdache accepteerden, “werden er stelselmatig grappen gemaakt over het vermogen van de berdache om jonge mannen aan te trekken.” In sommige groepen werden de partners van berdaches net zo hard bespot of veracht.

Een voorbeeld is het proces die doorlopen werd door een jonge Santee-man waarin hij in de de loop van jaren een “winkta” (een term voor de berdache rol bij de Santee) werd. Als kind gaf hij de voorkeur aan huishoudelijk werk in plaats van de voor jongens van zijn leeftijd gebruikelijke voorkeur voor lichamelijke beweging en sport. Via zijn dromen ontving hij volgens eigen zeggen goedkeuring voor zijn transformatie. Hij begon met het dragen van vrouwenkleding en begon eveneens op een vrouwelijke manier te praten. De travestie van de jongen wekte geen bijzondere reactie op totdat hij poogde mannen uit het dorp te verleiden door met ze te flirten. Op dat moment hielden de dorpsbewoners een formele ceremonie en verbannen de jongen voor het leven. Binnen het dorp was dit een zeer zware straf, groter dan de straf die normaliter werd opgelegd voor doodslag. Na zijn verbanning vestigde de jongen zich in een naburig dorp. Daar werd hij verwelkomd door de vrouwen van dit dorp, die blij waren met zijn bijdrage aan de gebruikelijke vrouwentaken (mannelijke berdaches excelleerden meestal in het uitvoeren van traditioneel vrouwelijke taken), en door de mannen, die blij waren om van zijn “gastvrijheid” (niet nader omschreven, maar vermoedelijk wordt hier verwezen naar seksuele gastvrijheid) te kunnen genieten. Ondanks deze ogenschijnlijk positieve ontvangst werd de jongen voortdurend blootgesteld aan plagend gedrag”.

Er zijn veel verklaringen voor de aggressieve houding richting de berdache binnen vele inheemse stammen en culturen, maar een voor de hand liggende bron van deze spanning was dat een berdache-man het meevechten in oorlogen kon ontwijken door zich te identificeren met de taken van een vrouw. Geïnteresseerde lezers kunnen in het boek een verdere discussie van dit argument vinden.  

De conferentie van 1990

Gedurende de jaren tachtig werkten Roscoe en anderen onvermoeibaar door aan het onderwerp van de berdache, waarbij ze het imago van een vaak belasterd en bespot figuur rehabiliteerden tot die van een geliefd persoon, die slechts vanwege de onderdrukking van de koloniale staat was afgegleden tot een paria. Zoals gezegd baseerde Roscoe zich op het werk van Hay en creëerde op deze manier een verhaal over hoe homoseksuelen in tal van culturen voorkwamen en in deze culturen geliefd en vereerd werden. Dit narratief heeft ervoor gezorgd dat de huidige generatie LHBT-activisten zich verbonden voelt met een diepere en zelfs ‘primitieve’ kijk op hun plaats in de menselijke geschiedenis.

Hay en Roscoe’s werk leidde uiteindelijk tot de formele adoptie van de term Two-Spirit door de afgevaardigden in Winnipeg. De details van de conferentie en de daaropvolgende Two-Spirit-beweging zijn gearchiveerd door de Universiteit van Winnipeg en samengesteld door Albert McLeod. Helaas is het onmogelijk om zonder deze details de complexiteit van de debatten en -discussies gedurende de conferentie te presenteren, maar het lijkt bijna zeker, gezien de aard van het werk van Roscoe, dat de term en de implicaties voortkwamen uit de filosofie van Hay en Roscoe. Dit komt niet voort uit een behoefte om de bijdragen van de inheemse afgevaardigden en activisten te negeren of te ontkennen, die inderdaad de term verwelkomden en accepteerden, maar zoals we hebben gezien, is de interpretatie van de voorafgaande geschiedenis van cruciaal belang.

De verbanden tussen de Gay American Indian-beweging en haar opvolgers met de academische wereld zijn belangrijk, omdat het exact deze schijn van legitimiteit was die tot activistisch onderzoek leidde, wat weer tot gevolg had dat de term ‘Two-Spirit’ algemeen in gebruik werd genomen. Vanaf het einde van de tachtiger jaren begint de term langzaam te verschijnen in academische publicaties en het gebruik van de term explodeert na de conferentie, waarbij deze wordt opgepakt door belangenorganisaties, goede doelen, NGO’s, lokale overheden en vervolgens de bredere media en cultuur. Tegenwoordig is de term Two-Spirit geaccepteerd in het gebruik van academici die zich op een of andere manier bezig houden met inheemse Amerikanen, alsmede in het gebruik van LGBT activisten en zij die dit activisme ondersteunen. Hierbij zijn ook de bijbehorende overtuiging, zoals dat “inheemse volkeren vier genders kenden” of dat “inheemse culturen queer en trans mensen een verheven positie toekenden” overgenomen, overtuigingen die gebaseerd lijken te zijn op valse aannames en politieke agenda’s maar waarvan het er desondanks niet naar uitziet dat deze op korte termijn zullen verdwijnen.  

Een paar laatste gedachten

Hopelijk vond je dit een interessant en verhelderend stuk. Het onderzoeken van dit onderwerp heeft me in bizarre richtingen geleidt en de persoon van Harry Hay vond ik zowel fascinerend als weerzinwekkend. Zijn overduidelijke intelligentie, zijn organisatorische vaardigheden en zijn talenten moeten, naar mijn mening, bekeken worden in het licht van zijn persoonlijke verlangens en zijn extreme temperament. Hay was bijvoorbeeld vastbesloten om de “North American Man/Boy Love Association” (beter bekend als NABMLA) te betrekken bij de bredere LHBT-beweging en het toe te laten staan dat hun vlaggen vertoond zouden mogen worden tijdens Pride-marsen.

Zijn kijk op homoseksuele liefde en seksuele meerderjarigheid weergeeft zijn consistente geloof in een homoseksualiteit die niet slechts een biologisch fenomeen was, maar ook samenging met een afwijkende, verheven spirituele natuur. Een natuur die zich niet naar de waarden, normen en gebruiken van de “heteroseksuele wereld” hoefde te schikken. Hij zou tot zijn dood volhouden dat een veertienjarige jongen prima seksueel zou kunnen experimenteren met een oudere man om de vaardigheden en kennis over seksualiteit, die hij volgens Hay nodig had, bij te leren. Het is dit geloof in het radicale anders-zijn en de onverenigbaarheid van de morele waarden van de homoseksuele en de heteroseksuele wereld welke volgens mij zijn filosofische en academische werken hebben beïnvloed. Hij wou homoseksuelen hun eigen unieke plaats in de maatschappij en in de geschiedenis toekennen.

Ik twijfel er niet aan dat Hays interesse voor- en toewijding aan de inheemse Amerikanen in zijn omgeving oprecht was, maar zijn obsessie met het lokaliseren van de “primitieve oorsprong” van de homoseksueel is een flinke smet op deze toewijding. Een verhelderend citaat uit zijn biografie geeft dit duidelijk weer:

Ondanks Harry’s frustraties met zijn onderzoek naar berdaches in San Juan, vermoedde hij dat een berdache-traditie – op zijn minst gedeeltelijk - buiten het zicht van blanken werd gehouden. Zijn verdenking zou worden versterkt toen hij op een middag schoolkinderen in San Juan uit de bus zag stappen: ‘Een kleine jongen van ongeveer acht jaar was aan het huilen en verstopte zich achter een meisje van ongeveer dezelfde leeftijd. Ik hoorde haar tekeer gaan tegen de jongens die deze jongen aan het pestten waren en hem tot tranen hadden gebracht. Ze schreeuwde: ‘Laat hem met rust! Hij mag zich gedragen zoals hij wil’. Harry voorzag dit moment van het volgende commentaar: “Het was duidelijk dat dit meisje een kleine nicht in wording aan het verdedigen was”. Harry kreeg nooit de kans om een betere glimp van deze mogelijkheid op te vangen, maar hij was ervan overtuigd dat een dergelijke traditie dan ook zorgvuldig beschermd zou worden tegen buitenstaanders.

Hay had een wereld voor zichzelf gecreëerd waar achter elke deur een geheime homoseksueel schuilde. Zelfs bij het zien van een kleine jongen die gepest werd zag hij een gemiste kans om de geheimen van een cultuur die niet de zijne was te openbaren. Uiteindelijk denk ik dat Roscoe en Hay verantwoordelijk zijn voor het creëren van een mythische homoseksueel, wat anderen “De Eeuwige Homoseksueel” hebben genoemd, en voor het populariseren van dit narratief in zowel de activistische academische wereld, welke deze maar al te graag aannam, en op plekken waar Indiaanse homo’s en westerse homo’s elkaar ontmoetten. De term Two-Spirit staat voor mij dan ook voor het geloof van Hay en Roscoe in een begeerlijke en zelfs goddelijke homoseksueel die een of ander archetypische binaire mannelijke/vrouwelijke essentie integreert en bestemd is voor een speciale rol in de samenleving en in de geschiedenis.

Het lijkt mij overduidelijk de fantasie van een introverte en vooruitstrevende jongen, maar het is ook een fantasie die de moderne homo-rechtenbeweging diepgaand heeft beïnvloed en met name de filosofie van het transgenderisme. Maar misschien is dat verhaal aan een ander om te vertellen. Als hedendaagse inheemse Amerikanen blij zijn met de term Two-Spirit is dat aan hen. Maar mijn gesprekken met inheemse vrienden suggereren anders, en daarom bied ik dit stuk aan aan iedereen die geïnteresseerd is in het vinden van de oorsprong van deze termen en die op een of andere manier tegenwicht wil bieden aan de ideeën die hen worden opgedrongen.


Reflectie van de vertaler

Hoewel dit al een van de langste stukken is die wij ooit op onze site hebben geplaatst wil ik als vertaler toch nog een eigen reflectie met jullie delen. Wellicht zullen een paar lezers teleurgesteld zijn in dit stuk, omdat het niet compleet de mythe van “de homoseksuele inheemse Amerikaan” sloopt. Voor mij was het stuk echter juist zo interessant vanwege de eerlijke benadering van het thema. En hoewel Stone Age Herbalist toegeeft dat het concept van de berdache inderdaad heeft bestaan binnen sommige inheemse culturen, maakt hij gehakt van het activistische narratief dat we binnen de academische en de progressief-politieke werelden steeds vaker tegenkomen aangaande dit fenomeen.

Ik begon in de introductie met het aanhalen van de nieuwe argumenten die we vaak vanuit de LHBT richting horen en gaf aan dat deze een haast spiritueel aspect met zich meedroegen. Ik denk dat de reflectie van de auteur - dat Hay geloofde in “een homoseksualiteit die niet slechts een biologisch fenomeen was, maar ook samenging met een afwijkende, verheven spirituele natuur. Een natuur welke zich niet naar de waarden, normen en gebruiken van de ‘heteroseksuele wereld’ hoefde te schikken” en zijn geloof in “het radicale anders-zijn en de onverenigbaarheid van de morele waarden van de homoseksuele en de heteroseksuele wereld”, deze nieuwe argumenten en zienswijze vanuit de progressieve activistische hoek goed samenvatten en de rest van het stuk op een sterke manier laat zien hoe discutabel de basis voor sommige van deze ideeën eigenlijk zijn.

Enkele van onze meest conservatieve of traditioneel ingestelde lezers zullen het ironisch genoeg wellicht zelfs met Hay eens zijn dat de homoseksuele en heteroseksuele wereld onverenigbaar zijn. Het is aan mij niet de taak om in dit stuk mijn eigen visie op homoseksualiteit te delen, hier op enige manier mee in te stemmen of dit te veroordelen. Maar laat mij, zonder hier dieper op in te gaan, volstaan met het idee dat de moderne wereld niet de afwijzing, maar de inversie van de traditionele wereld is.

Hoewel de veelbesproken Harry Hay in dit artikel op mij vooral overkwam als een neurotische en dramatische man, zit er denk ik toch een kern van waarheid in zijn ideeën over sentimentaliteit (hoe erg hij deze waarheid ook heeft verdraaid). Hoewel ik niet de mogelijkheid heb om te snappen hoe homoseksuele gevoelens hierin een rol zouden kunnen spelen voor iemand als Hay, denk ik dat het inderdaad klopt dat er ook ruimte moet zijn voor deze sentimentelere of artistiekere man en dat deze in de hedendaagse wereld vaak ondergesneeuwd is geraakt.

Maar deze ruimte moet dan wel op een authentieke manier tot stand komen, en deze ruimte vindt men naar mijn mening al terug binnen het traditionele wereldbeeld. Binnen de culturele traditie van het Westen vinden we genoeg grote namen die op hun eigen manier sentimenteel (Tolkien, De Chateaubriand), artistiek (Chopin) of excentriek (Carlyle) waren, maar dan wel op een wijze die past binnen de traditionele genderrollen, waarbinnen ook, en juist, veel van dit soort mannen zijn opgegroeid en waarin zij op hun eigen wijze prima gedijden.

Heden ten dage spaart men kosten noch moeite om deze historische figuren op een anachronistische wijze als homoseksueel te bestempelen (zoals bijvoorbeeld de genoemde Chopin), vaak gebaseerd op begeertes en halve waarheden die net zo’n zwakke basis kennen als de hier besproken Two-Spirit. In werkelijkheid heeft de traditionele wereld altijd ruimte gekend voor de artistieke excentrieke man en het is niks anders dan het terugkeren naar een traditionele wereld die kunst en de cultuur weer tot een hoogtepunt zal verheffen. Tot die tijd moeten we het helaas stellen met de moderne, inversieve vorm, gebouwd op zulke halve waarheden. Ik hoop dat de vertaling van dit stuk aangaande de veelgehoorde claim rondom de genderdiversiteit binnen inheems Amerikaanse culturen de lezer nieuw inzicht heeft verschaft in hoe zwak veel van deze moderne claims eigenlijk staan.