De werkelijkheid in de spiegel
8 minuten leestijd

Jan Janszoon

De werkelijkheid in de spiegel

Er zal nooit zijn wat geweest is

De werkelijkheid in de spiegel
8 minuten leestijd

“Er zal ooit zijn wat geweest is en dan weten we het niet, zei de prediker van niemandsland dat is ontstaan uit hardgebakken lucht.”

Het eerste en laatste deel: kosmogonie van niemandsland

“Ja”, zei zij terwijl hij in de spiegel keek en niks zag, “ik zie niks.” Een schoonmaakdoekje was snel gepakt, maar wrijven helpt niet. Het zelf te zien, dat is de bedoeling. Naarmate de spiegel zuiverder, schoner en glimmender wordt en de tijd zeer langzaam op gang komt, weerkaatst het volmaakte licht steeds feller in de lege balzaal. Alles wordt duidelijker en steeds leger in de spiegel.

“Tja”, zei zij terwijl hij opnieuw in de spiegel keer en weer niks zag, “ik zie nog steeds niks.” Schoonheid is zinloos voor het niks: een doekje voor het bloeden. Tik, tik tik… de klok begint en de vraag: “Wie ben ik?”. “Ben ik nu hij of zij of allebei?” Twijfel kroop rond in de donkere diepe duisternis: “was ik wel?”, “zal ik zijn?”, “ben ik wel?”.

Toen was er die harde galmende stem: “Hou op met dat geouwehoer, je bent niks”. Dat kwam hard aan in de leegte.

Toch dacht ik dat ik: “ik” ben. Vaag herinnerde ik me vier belangrijke letters, een vuurzuil en donkere wolken. Een droge rivier die doorgelopen was, een woestijn, bergen en toen plotseling te veel om op te noemen: bliksemschichten, slangen en een bron met zuiver water. Schaduwen in een grot waar de zon in opging.

Meteoren, dino’s en vernietiging. Oorlogen en atoombommen en een made-liefje in de mond van mijn liefje. Haar warme borst die op en neer gaat bij het ademen, zo echt als echt maar echt kan zijn, inademen en weer uitademen, de koele lucht in en de warme adem uit haar neus. Ik ruik zachte geuren en haar zure adem en zie beestjes in het gras. Wolken die voorbij drijven en verdampen en rijp op de takjes van bomen. Schitteringen van geconcentreerd licht dansten overal en nergens rond.

Misschien vergis ik me wel. Is het geheugen betrouwbaar? Als ik denk dat ik ben, denkt er wel iets, maar ben ik dat dan zelf wel? Ik denk dus ik ben, misschien wel, maar ik twijfel aan mezelf. Denkt er iets anders door mij heen? Gedachten komen en gaan: ze lijken uit zichzelf te leven. Tenslotte had ik die harde stem gehoord: “Je (en dat is dus voor mij ik) bent niks.” En al die verschrikkelijke beelden, en mijn liefje, zijn natuurlijk schijn. En schijn bedriegt. Gelukkig er is niks aan de hand!

“er was er eens” (nu begint het echt)

Het begint echt! Ik snakte naar adem en mijn hals werd blauw. Een geweldige (oer)knal. Ik wil lucht en ik krijg lucht, zuivere lucht. Ik zuig alle lucht in me op en de lucht werd mijn eigen adem en door mijn eigen adem leef ik. Ik atmen, nee, ik hoest, proest mijn allereerste atman uit.

Witte en zwarte spetters op de spiegel die meteen brak in vele ontelbare aantallen piepkleine bitjes.

Ik bloedde leeg, ik ben leeg. Ademloos en machteloos een spookachtig niet-iets. Ik kijk (het enige wat ik nog kan) vanuit de leegte naar de scherven van de spiegel, bitjes dwarrelen in de ruimten. Dat daar, daar leef ik nu: in die eindeloze ongeordende massa bitjes. Wat eerst de lucht en mijn adem was, is nu hard gebakken lucht: vele vele atoempjes. Maar ik ben dat alles, Atoem: alles en niks.

Vele regenbogen ontstaan en vergaan tussen mijn bitjes, tussen de aanraking van het Licht en de Duisternis. Maar één zeer aparte primaire kleur overheerst het is de kleur van mijn levende Ik: mijn vergoten bloed door de scherpe kanten van het versplinterde spiegelglas: het is purper-rood en stroomt uit het midden van de regenboog. Levend licht en de bitjes drinken ervan op leven en dood.

De Reactionair

Boekenwinkel

Ondek onze grote collectie boeken, zoals Desengaño, in onze boekenwinkel.

Desengaño

Een draaiende caleidoscoop ordent mijn chaos in schoonheid. Het verschuift in die holle leegte de oneindige aantallen spiegelende scherven en splintertjes spiegelglas in schier oneindige zich herhalende patronen. Ik zie mijzelf in allerlei dimensies in allerlei eeuwigheden der eeuwigheden en aeonen. Ik ben de zon en de vader van mijn moeder, de hoer en de maagd, onvruchtbaar met vele kinderen, het begin en het einde en opnieuw. Er gaan vele tijdperken voorbij, maar ben altijd één met mezelf, niet eenzaam maar steeds gebroken in vele anderen ikjes.

En zo herhaalt de tijd alles steeds opnieuw. Ik prijs de mens gelukkig die niet geboren is en niet door de spiegel verscheurd is. Maar toch gun ik hun die hechten aan het leven, de melancholie na de droefenis en de ervaring van mijn groots mysterie. Het geloof in de illusie van goed en kwaad in de boze wolf en de moeder geit en andere onzin die waar is in allerlei variaties: tot het hoogste genot en de diepste ongelukkigheid in dat wat werkelijk genoemd wordt.

“er was er opnieuw eens, in het oosten” (nu begint het echt weer opnieuw)

De eon van harmonie van goden en demonen, ieder op hun eigen plaats: dat is een mooie gouden tijd. Ik was zo dankbaar voor Indra die zo zijn best deed om al die glassplintertjes in een web te weven. Ik keek naar de wereld en ik genoot van de geile apsara’s. De asceten werden verleid en zaad werd verspild en hun ijdele macht vernietigd. Ik heet nu manvrouw Shiva. En de tijd vervloog in vele tijdperken. De pareltjes in Indra’s net werden demonen die de macht wilden overnemen: de oorlog. Tot moeder Maria, daar MahaKali genoemd, voor haar lieve kinderen alle demonen verslindt en het bloed van mij opdronk tot ze waanzinnig werd van bloeddorstige wellust. Het was het grootste orgasme ooit. Ze veranderde in Dakshina Kali en stond op de wereld die ik ben, we werden tezamen weer één. De wereld vervaagde, het was slechts een illusie geweest en ik viel in de diepe zee in slaap maar mijn levensvlam doofde niet!

“en opnieuw, nu weer in het westen” (het begint echt vervelend te worden)

Mijn uitgeproeste adem is nu Elohim en zweeft in grote massa door de lucht. Als je goed kijkt zijn het heel veel kleine mannetjes en vrouwtjes in een prematuur stadium. Mijn adem daalde neer en werd gespiegeld door de vlakke spiegelende zee: mijn geest zweefde over de wateren. Er was nog geen wind, het is een paradijselijke toestand: je kon jezelf er in zien en verliefd worden. De wind stak op en er ontstond deining. In de zee groeit Atoem op, of vergis ik me? Ja, het is nu Adam ook mijn adem. De goed en kwaad illusie verstopt nu zich in een slang en twee bomen en een appel. De ware aard van Adam openbaarde zich: biseksueel, een deel van hem, een ribbe, werd er uitgehaald. Tja. De jacht op de volmaaktheid kan beginnen. Het is nu hij én zij en niet meer beiden in één: rust in het paradijs achter vlammende zwaarden: hemels.

In diezelfde tijd splitst Zeus de mens met een Janusgezicht en vier pootjes en vier armpjes in twee delen: man en vrouw. Er vallen nog wat kleine stukjes af, noch man noch vrouw, iets er tussenin en ook beiden tezamen. Zeus is tevreden. De gevaarlijke vooruit-denker zit gevangen. De mens kan alleen nog maar als dwaas achter zichzelf aanhollen om te proberen weer één te worden. Hij is nu als een Griekse nadenker geworden: een domme filosoferende rationalist met een overvol hoofd en een leeg, koud hart.

“er is er eens” (is dit nu het einde?)

We worden weer wakker. Maar we vragen onszelf niet meer af: wie zijn wij? Waar gaan we heen? Wat is ons doel? Is er wel een doel? Wie is ik?

Het is de zwarte tijd, de ijzeren tijd, kali yuga. De spiritualiteit is ten onder gegaan in commercie, geld bijdrukken en prutsen met DNA: zaad en eitjes met zwarte randjes, monsters van Frankenstein. Mensen denken god te zijn geworden en alles te kunnen weten.

De regenboog van het heilig verbond tussen god en mens wordt misbruikt. Er wordt een mix gemaakt van niet passende spiegeldeeltjes die ieder voor zich een eigen onafhankelijke absolute specifieke identiteit opeisen in het gevoel van afgescheidenheid. Dat zegt de nieuwe mens: de ander moet rekening met mijn apartheid houden in naam van de eenheid: het is de plicht… of je wilt of niet.

De ziel bestaat niet meer. En de prachtige primaire kleur van mijn heilig bloed komt niet voor in de moderne regenboogvlag. Die bloedkleur is vervangen door het groen, zo groen als gras. Er is nog maar een heel klein streepje licht in de duisternis. De laatste ster. De Heilige communie met mijn eigen bloedwijn, het eerste wonder, is een doods ritueel geworden. Het delirium van het heilig huwelijk is verworden tot slechts muizenissen. Ongedierte dat hoort bij een ontbindende god. De eeuwige cirkel is verbroken, de tijd en de kleurencirkel zijn lineair gemaakt. Stopt de tijd werkelijk in het dystopische inktzwarte postverlichtingstijdperk? Zal de laatste ster uitdoven?

Alles is platter dan plat en de caleidoscoop is vervangen door AI dat alle energie opeet en algoritmen produceert die tot in detail onderscheid maken tussen bruikbare en onbruikbare mensen. Dat gaat zonder gevoel dus gelukkig “discrimineert” het niet. Alles is objectief gemaakt, zelf ben ik gereduceerd tot gevaarlijk ego-subject dat niet serieus genomen dient te worden.

De koningen zijn nu multimiljardairs die chips in hoofden willen plaatsen. The borg: Resistance is Futile.

Op naar de ontbinding van de eindtijd… is er nog kwetsbaarheid, onschuld, een nieuwe oude gouden tijd?