Deftigheid, deugdzaamheid en bezetenheid
13 minuten leestijd

Walt van Toor

Deftigheid, deugdzaamheid en bezetenheid

Overweging over het mensbeeld van de meeste mensen

Deftigheid, deugdzaamheid en bezetenheid
13 minuten leestijd

Het verdient de moeite om de door De Melancholieke Nar beschreven ‘misanthrope verleiding’ nader te bestuderen.1 Zoals bij veel bestsellers gaat het bij het drukwerk dat De Nar aan bod brengt om platgetreden paden vermomd als nieuwlichterij. Dat mag ons niet verbazen. Dat het verwaarloosde pad in eerste instantie zo weinig herkenning oproept hoeft ons ook niet te verbazen; pro bonis mala amplectimur schrijft Seneca – we omarmen het slechte als was het het goede. Van nature neigt de moderne mens er niet naar om onderscheid te maken tussen het een of het ander, laat staan om waarde toe te kennen aan zulk onderscheid. In dit geval gaat het bovendien om historische waarde; de schrijver van het boek in kwestie is historicus, zijn aandacht gaat uit naar historische gebeurtenissen.

De stelling, dat de neiging tot het goede – in zekere zin de afgeleide daarvan: het acteren van de deugmens die de meerderheid vertegenwoordigt – fungeert als significante historische kracht, heeft desalniettemin de interesse van velen kunnen prikkelen. Vraag het maar aan de boekverkopers. Hierbij geldt het maxime van La Rochefoucauld: Les vertus se perdent dans l’intérêt, comme les fleuves se perdent dans la mer.2 En als het geen interesse was die de boekverkoop opstuwde, dan was het wel de afkeer van misantropie die mensen demonstratief deed pronken met het werkstuk van de domineeszoon. Yola Wanders, oud-directeur van de terroristenafdeling in Vught, ging hierin wellicht het verst. Gevraagd door de journalist van de NRC (evenals De Volkskrant een medium waar de doelgroep uitstekend door wordt bediend) welke mogelijkheden er tot de-radicaliseren van haar cliënten waren antwoordde Wanders dat ze enkele terroristen De meeste mensen deugen had laten lezen. Haar opzienbarende conclusie: “Dat is zo mooi, dat gedetineerden zelf inzien waarom het niet goed is om je te verwijderen van de samenleving.”3

De bezetenen

Soms kan het geen kwaad om terug te keren naar het vertrekpunt, om toch het platgetreden pad af te leggen in plaats van het ongerepte gebied eenzaam verder te verkennen. Immers, buiten de gevangenismuren en buiten de muffe lucht van ten dode opgeschreven boekenclubs verhoudt de hype-van-Bregman zich wel tot vraagstukken van betekenis. Wat maakt dat de mens het goede doet; en wat maakt dat hij het niet doet? Wat maakt dat de mens erop vertrouwt het goede te doen; of waarom vertrouwt hij er beter niet op? Wat maakt dat de mens erop vertrouwt dat de ander geneigd is om het goede te doen; wat maakt dat hij dit vertrouwen kwijtraakt? En hij die zich serieus met deze vragen bezig houdt, hoe weerspannig verhoudt hij zich tot de meerderheid; hoe geborgen voelt hij zich in eenzaamheid?

Een ding is zeker: de antwoorden van Rutger Bregman op deze en op de meer banale vragen die hij in het kader van zijn modieus gesoebat aan bod brengt deugen niet, ze zijn in de literatuur al vele malen weerlegd. De mens, maar in het bijzonder de moderne mens, beschouwt zichzelf als de maat der dingen (zo ook Bregman, zo ook zijn lezers). En als de mens de vrije keuze heeft tussen het goede en het slechte dan zou het, in een wereld die in toenemende mate gedomineerd wordt door de mens en door de technieken waar hij zich meester van heeft gemaakt, ondenkbaar zijn dat hij niet voor het goede kiest: de moderne mens is de goede mens. Het theater van het ‘donkere’ existentialisme vormt hiervan de bevestiging. Want de figuren van Samuel Beckett en Jean Genet representeren niet het goede. Nee, zij dienen als dialectisch contrapunt van het mantra dat de moderne mens huldigt: wij deugen (althans de meesten van ons). En de schrijvers presenteren slechts de negatie van de moderne mens, zij trekken hun handen af van de uiteindelijke lotsbestemming. Interpretatie betekent voor hen net zoveel als het onderscheid tussen goed en kwaad voorstelt voor hun personages. Zoals Beckett eens zei: “If by Godot I had meant God I would have said God, and not Godot.”

In het absurdistische theater waar de moderne mens is terechtgekomen moet hij het stellen zonder richtsnoer. Dit en meer heeft de Franse denker Jacues Ellul al in 1973 verwoord in Les nouveaux possédés. Of de mens redelijk is, of de mens zelfstandig is, of de mens zich richt tot het absolute, of de mens vrij is in zijn keuze voor goed of kwaad, of de mens leeft in een geseculariseerde staat; dit alles verandert er niets aan dat de mens met zijn sociologie geen enkel houvast heeft. Beter richt de mens zich tot het christendom. In 1975 werd Ellul’s boek in het Engels vertaald als The New Demons. En om onze huidige demonen te kunnen beteugelen zou het voor Bregman en voor de meeste mensen goed zijn geweest als ook zij kennis hadden genomen van de inhoud:

De in de hedendaagse mens zo diep verankerde overtuiging dat de mens goed is, brengt twee consequenties mee: het kwaad komt van de instituties, de maatschappij, de opvoeding, het economisch systeem (het kapitalisme), de klassenverdeling, de bureaucratie. Niet van de mens. Breng de mens in een kader terug, wees vrij, libertair, wees rechtvaardig, egalitair, en alles zal naar wens verlopen, want de mens is goed. De andere consequentie is de bevestiging dat alles wat is ‘normaal’ is, dat wil zeggen: wat feit is voor de meerderheid van de individuen, wat in een groep beschouwd wordt als de opinie of de vanzelfsprekende houding, is goed, is de moraal: dit bevestigt dus het idee dat uiteindelijk alles geoorloofd is.4

Het laatste punt beschrijft een gevaarlijk relativisme, een relativisme dat we op een verschrikkelijke manier hebben moeten ondergaan tijdens de afgelopen periode (‘Alleen samen kunnen we corona verslaan’, ‘Vaccineren doe je voor een ander’, ’We doen het voor de zorg’). Opeens werd de subversieve strekking van een andere, door het staatshoofd geuite slogan duidelijk: maak niet normaal wat niet normaal is. Het heeft ongecontroleerde machtsuitoefening niet kunnen voorkomen, het heeft maatschappelijke segregatie niet kunnen voorkomen, het heeft onherstelbare schade bij kinderen niet kunnen voorkomen. Door nauwe samenwerking zorgden Jaap van Dissel, Hugo de Jonge en Mark Rutte ervoor dat de meerderheid akkoord ging met wat ongeoorloofd is: een gecoördineerde schending van grondrechten gecombineerd met een lastercampagne tegen zij die onwelgevallige meningen uitten. Meer en meer wordt duidelijk dat juist voor het OMT, voor het Ministerie van VWS, voor de opsporingsdiensten en voor de farmaceuten haast alles geoorloofd was. Kort door de bocht: Sywert is maar een symptoom, Sywert is niet de kern van het probleem.

Terugkomend op het eerste punt van Ellul: dat het economische systeem individuen, maar vooral groepen, veel meer drijft tot het slechte dan tot het goede wordt door deugmensen wel degelijk erkend. GroenLinks heeft het over ‘economisme’.5 Partijleider Jesse Klaver zegt daarover: “Door het economisme - een impliciete ideologie - is politiek geen ideeënstrijd meer. Er wordt gedaan alsof alle keuzes zakelijk zijn.”6 Hoe dan ook, er is de zekerheid dat de huidige politiek de voorwaarden heeft geschapen voor onethisch beleid. De partijen die daar structureel aan meewerken staan te boek als het partijkartel, een term waar de meerderheid niet voor voelt. Dat is omdat het electoraat zakelijkheid verkiest boven scrupules. (Het doel heiligt het middel? Maar evenzeer wil men geloven in het middel.)

Stelregels van het kwaad

We zijn in dit essay wat afgedwaald, ofschoon we ons wel de hele tijd met de hype hebben beziggehouden. Wie zich bezighoudt met de politiek wordt veelal afgeleid van het goede, hetzelfde geldt voor wie zich bezighoudt met bestseller auteurs. In tegenstelling tot de politicus zou een historicus zich niet bezondigen aan het verdraaien van feiten of het verfraaien van gebeurtenissen. Berust hierop het succes van Bregman? Want ook al had hij het bij het verkeerde eind met zijn aannames over de deugmens, hij moet op een mooie manier om de tuin geleid zijn; hij verkeerde immers in de veronderstelling dat de deugmens van doorslaggevende betekenis was in de geschiedenis. Binnen het afgestofte historicisme van Bregman speelt de deugmens een instrumentele rol.

De Reactionair

Boekenwinkel

Ondek onze grote collectie boeken, zoals Desengaño, in onze boekenwinkel.

Desengaño

Bregman en zijn publiek vergeten twee belangrijke dingen. Ten eerste, iedereen kan zich beroepen op de geschiedenis. Zo is Mark Rutte politicus én historicus, maar niets doet hem neigen tot het goede. De vervloekte Rutte-doctrine is nog springlevend. Met de eerste honderd dagen van weer een kabinet dat zijn naam draagt achter de rug mogen we nu al concluderen: eerdere slachtoffers hebben het nakijken, zij worden keihard getroffen, hun leed wordt enkel vergroot (de radicale ideeën van onze vergeetachtige premier ten spijt).7 Ten tweede – en hiermee komen we langzaamaan terug bij de kern van de zaak –, de geschiedenis van de deugmens en van alle andere mensen hangt niet af van de meerderheid. De meeste mensen hebben het niet voor het zeggen, hun inbreng geeft niet de doorslag; deze premisse geeft geen accuraat geschiedbeeld. “De geschiedenis der menschheid is de geschiedenis van een leerschool, van den oorlog eener minderheid van sterken-van-geest tegen een meerderheid van sterken door aantal. Zij is de geschiedenis van een steeds mislukte en steeds herbegonnen opvoeding; van een ondankbare, moeilijke, met tegenzin ontvangen en dikwijls weerstreefde opvoeding, die meermalen uitbleef en zeldzaam werd hervat.”8

Ons begrijpen van de geschiedenis is een zeldzaam iets. De minderheid vecht ervoor, niet de meerderheid. Oorlog en opvoeding bepalen waar we staan. Enkelingen dagen dictators uit, zij tarten het regime. Verzet is eerst onwaarschijnlijk, maar blijkt dan succesvol. Ons past terughoudendheid vooraleer wij ons ergens op beroemen. Giovanni Papini, die zich bekeerde tot het katholicisme nadat hij zich begin vorige eeuw had laten meeslepen door verschillende modernistische hypes, oordeelt resoluut (de oude vertaling heb ik net als hierboven ongewijzigd gelaten): “De meeste mensen beweren dat zij het Goede willen volgen, de Liefde, de Gerechtigheid, de Waarheid, de Zedewet, hetzij deze goddelijk of menselijk is, maar weinigen zijn in de werkelijke levenspractijk iets anders dan medeplichtigen en volgelingen van de Duivel, dat wil zeggen ijverige aanhangers van de stelregels die zo duidelijk en vrijmoedig zijn opgesteld door de Kantiaanse Duitser.”9

Braafheid en deftigheid

Wat te beginnen tegen meerderheidsbesluiten en tegen funest beleid ingegeven door een Godvergeten vrijmoedigheid? ‘Wie goed doet, goed ontmoet’ zo luidt een bekend gezegde, maar geldt dat nog steeds? Sommige frauduleuze praktijken zijn niet te negeren. De medeplichtigen lijken overal mee weg te komen. Wat ontbreekt is wat in goed Nederlands accountability wordt genoemd. Geldt het gezegde voor ons? Helpt een allegaartje van literaire anekdotes, experimentele psychologie en gepopulariseerde wetenschap ons aan hernieuwde positiviteit? Hoe het antwoord ook moge luiden, er valt sowieso niets mee te bewerkstelligen. Wij ontmoeten partijen die op basis van een naïeve of lethargische houding mensonterende praktijken blijven normaliseren.

In tijden van groots opgezet bedrog en ongebreidelde corruptie kan men rekenen op nietsontziende kritiek. Wat betekent het uitblijven van rechtvaardigheid, van genoegdoening, van eerlijkheid voor onze levenspraktijk? Het klinkt door in de taal, het laat sporen na die de historicus kan afgaan, het bewerkstelligt collectieve dissonantie dicht bij huis:

In Holland is van Cats tot Tollens gemoraliseerd met de achtergedachte, dat welvaart, zowel in het geestelijk als ook in het stoffelijke, het door God verleende loon voor burgerlijke braafheid zou zijn. Lang heeft men zonder onderzoek aangenomen, dat die achtergedachte juist was. (…) Zelfs nu de democratie de mindere man heeft gewroken door zijn meerderheid normatief te maken voor het openbare leven, bieden de manieren van gewone mensen aan maatschappelijk beter gesitueerden een slechter waarborg voor hun karakter. Voor een net persoon uit de vaderlandse achttiende eeuw tekende al datgene een lagere zedelijkheid, wat minder overeenkwam met de zeden en gewoonten van zijn klasse. Een deftig mens heet nog heden in het katholieke Vlaanderen iemand, wiens geweten ongekrenkt is. In het protestantse Noorden is dezelfde uitdrukking de naam voor iemand met centen en met de daarbij toegekende achtenswaardigheid. Zulk een maatschappelijke onderscheiding van de zedelijkheids-categorieën heeft een stelsel van huichelarij gevestigd, waardoor ook de rechtvaardigste rechtvaardige minstens zevenmaal per dag beschaamd wordt in zijn oordeel.10

Wat Anton van Duinkerken beschrijft als het stelsel van huichelarij oefent een grote invloed op ons uit. Denk maar aan vorig jaar, toen de sluier spreekwoordelijk werd gelicht en de aantekening ‘functie elders’ onder de aandacht kwam. Zonder gemoraliseer en zonder een zedenpreek af te steken (dat laat ik liever aan de domineeszoon) durf ik deze voorspelling wel aan: Hugo de Jonge en Sywert van Lienden zullen als deftige mensen te boek komen te staan.


  1. De Melancholieke Nar, Deugen de meeste mensen nog steeds?↩︎

  2. “Deugden gaan verloren in het belang, zoals rivieren verloren gaan in de zee.” ↩︎

  3. Andreas Kouwenhoven, ‘Op de terroristenafdeling is iedereen elkaars broeder’. Op dezelfde datum verschijnt resultaat van onderzoek van het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) en de Vrije Universiteit in Amsterdam naar gevangenen die tussen 2006 en 2020 op de zwaarbeveiligde terroristenafdeling hebben gezeten. Hoofdonderzoeker Elanie Rodermond zegt daarover onder andere: “Er valt nog veel te verbeteren aan de reïntegratie van deze groep, maar je moet ook realistisch blijven (…) er zitten ook mensen bij die helemaal niet wíllen reïntegreren, die onder de radar willen blijven. Er zit een grens aan wat de overheid voor deze mensen kan doen.”; Andreas Kouwenhoven, Kwart ex-terroristen belandt opnieuw in criminaliteit. Een maand ervoor had de Inspectie Justitie en Veiligheid juist aangegeven een vervolgonderzoek te starten naar terroristenafdelingen in Nederland, waaronder die in Vught: Inspectie JenV doet vervolgonderzoek naar terroristenafdelingen in Nederland. Zie tevens deze tweet van ex-directeur Wanders. ↩︎

  4. Jacues Ellul, Les nouveaux possédés p. 42; Het citaat in het Frans: “Cette convition, profondément acrée chez nos contemporains, de la bonté de l’homme, comporte deux conséquences : tout d’abord quand il y a, évidement, du mal, ce n’est pas la faute de l’homme : ce sont les institutions, la société, l’éducation, le système économique (le capitalisme), la rupture en classes, la bureaucratie, voilà d’où vient le mal. Non pas de l’homme. Ramenez l’homme dans un cadre soit libre, libertaire, soit juste, égalitaire, et tout ira bien car il est bon. L’autre conséquence c’est finalement l’affirmation que tout ce qui est « normal », c’est-à-dire ce qui est le fait d’une majorité d’individus, ce qui est considéré dans un groupe comme l’opinion ou l’attitude qui vaut par soi, est bien, est moral : ce qui confirme donc l’idée qu’à la limite tout peut être permis.” ↩︎

  5. GroenLinks, Economisme↩︎

  6. Sanne Blauw, Vertel eens, Jesse Klaver: wat ís economisme nu precies?↩︎

  7. Hans van Soest, Een jaar na de bijna-val van Rutte: van zijn ‘radicale ideeën’ is nog weinig zichtbaar↩︎

  8. Giovanni Papini, De Christus, p. 139. ↩︎

  9. Giovanni Papini, De duivel. Problematiek ener toekomstige diabologie, p. 196. Zoals bekend verbleef ‘de Duitser’ Kant zijn hele leven in de nabije omgeving van Koningsbergen dat toen tot Pruisen behoorde (Königsberg, heden Kaliningrad gecontroleerd door Rusland). Robert Lemm vertaalde van Papini eveneens een werk, Het avondrood der filosofen. Hierin wordt de maat genomen van veel bestudeerde denkers. In het hoofdstuk over de Pruisische verlichtingsfilosoof leest men: “Kant heeft volledig gefaald. Hij wilde een wetenschappelijke zedenleer maken, maar hij vergat dat de menselijke gelijkheid een fictie is; hij wilde haar onafhankelijk maken, maar hij maakte haar tot slavin van het instinct; hij wilde haar op de troon, en hij heeft uiteindelijk een hulpeloos kind van haar gemaakt. Je zou haast zeggen dat zijn zedenleer iedereen ongeluk heeft gebracht, met inbegrip van de zedenmeesters.” Giovanni Papini, Het avondrood der filosofen, p. 58. ↩︎

  10. Anton van Duinkerken, Verzameld Werk, tweede deel, p. 146-147. ↩︎

Als de mensen (in het algemeen en van alle tijden) hadden gedeugd, was Christus niet ter dood veroordeeld.