Dialoog I
Thoreau en de plicht tot burgerlijke ongehoorzaamheid
CultuurJohan: Ik moet toegeven dat ik eerst niet zoveel op had met activisme, het leek mij dat burgers zich onder de gegeven omstandigheden van het openbaar bestuur zo vrij mogelijk dienden te ontwikkelen en dat zich daarbuiten enkel ontregelaars ophielden die de samenleving niets te bieden hadden, extreme omstandigheden daargelaten natuurlijk. De liberale democratie leek mij tot voorheen de meest ideale plek voor de meest grote groep, het juiste antwoord op de dreiging van anarchie. Daar ben ik van teruggekomen. De laatste tijd herken ik veel verschillende vormen van gerechtvaardigd protest, het gaat om mensen wier grondrechten worden afgenomen en mensen die in hun bestaansrecht worden bedreigd. Zij hebben dit niet over zich afgeroepen, al doet men het daar wel op lijken.
Mark: De beeldvorming is inderdaad kwalijk, ik weet dat we er allebei voor kiezen om onze inname van het geregisseerde nieuws te beperken. Vergeleken met tien jaar geleden mag je nu geen verwachtingen meer hebben over de betrouwbaarheid en kwaliteit van reguliere nieuwskanalen; dat wat er op de nieuwszenders wordt uitgezonden en dat wat er in de grote kranten wordt geschreven – aan leugens en aan framing valt daarin niet te ontkomen. Het was me al opgevallen dat je houding was veranderd ten opzichte van burgerlijke ongehoorzaamheid. Ik zou dat niet ongehoord willen noemen… nee, het lijkt me juist een prima ontwikkeling. Weet wel: daar houdt het niet op, onze houding ten opzichte van burgerlijkheid in toto dient te veranderen. Waarom? Omdat het ons gevangen houdt in de illusie van maakbaarheid, het levert ons over aan corrumpeerbare ordehandhavers, het verstoort de afwegingen die ieder voor zich heeft te maken… Waarmee worden die essentiële afwegingen verstoord? met de overwegingen van een decadente, tot stilstand gekomen natie.
Johan: Dus je gelooft in de natiestaat en de beloftes van de natiestaat? Erken je dat die eenheid onder druk staat en er een programma wordt uitgerold om onze eigenheid te ondermijnen? Het maakbaarheidsdenken wint terrein. Onze traditie wordt miskend, onze waardenstelsels worden afgebroken, resultaat van het deugdzaam werk van eerdere generaties wordt teniet gedaan. Jij moet ook inzien dat democratische legitimiteit in de Europese Unie ver te zoeken is, om over de corrupties en intriges in Brussel maar te zwijgen…
Mark: Ach vriend, ik geloof net zozeer in de natiestaat als dat een wijnproever gelooft dat goede wijn alleen uit Frankrijk komt. Eenheid binnen de natie is als eensgezindheid onder sommeliers. Misschien ben ik niet helemaal duidelijk geweest, dat komt doordat wanneer we het hebben over dergelijke ontwikkelingen er al snel gezwollen taal wordt gebezigd. Geen onbelangrijke constatering overigens, want juist de taal zelf kan onder druk komen te staan. Zie maar eens hoe krampachtig men reageert op bepaalde formuleringen en op bepaalde woorden. Ik hoef jou hiervan geen voorbeelden te geven. Of laat me toch maar in herinnering brengen dat het juist een coalitiegenoot van de zittende premier was die zinspeelde op een heuse burgeroorlog, nog voordat de kabinetsplannen gericht op decimering van de agrarische sector goed en wel besproken waren. En wat blijkt nu? dat de wetenschappelijke basis van die plannen totaal onhoudbaar is. De schokkende incompetentie van machtige ambtenaren maakt dat ze de meest absurde dingen zeggen tegen kabinetsleden, tegen de pers en tegen enquêtecommissies. De institutionele malloterie binnen het staatsapparaat valt niet te controleren, dat ten eerste. Ten tweede, de geveinsde vergeetachtigheid van machtige politici maakt dat ze de meest schokkende dingen zeggen tegen alles en iedereen, dat ze specifieke groepen op de korrel nemen; en de corrumpeerbare groep die klaar staat om deze kwibussen en tuthola’s overal voor te verontschuldigen maakt dat ze er altijd mee wegkomen. Wat hebben we aan een gekozen parlementslid wanneer dat zich geen rekenschap geeft over de infantilisering van het discours? Je sprak zelf over extreme omstandigheden, maar wie zijn wij nog wanneer we niet zelf de extremiteit monitoren en beoordelen? Graag zou ik het daarover met je willen hebben; over wat extreme omstandigheden met een ander kunnen doen, over wat het plotseling wegvallen van vertrouwen kan veroorzaken binnen de gemeenschap en over wat dat betekent voor de taak die wij ten overstaan van anderen hebben. Mogen we stilzwijgen terwijl we weten dat familiebedrijven het onderspit delven? Mogen we stilzwijgen bij het inperken van onze bewegingsvrijheid? Past het ons om dan te zeggen: “bij dit protest sluit ik me niet aan”, “grenzen heb je te respecteren”, “zoveel hinder zal ik er niet van ondervinden”, “ze hebben de tijd tegen”. Hoe laakbaar is onze afzijdigheid?
Johan: Juist, de pijn van mensen wordt niet gevoeld en ze worden niet gesterkt. Niet door de overheid, niet door de banken en niet door ‘ons’; niet door het weldenkend deel van het land dat zich normaliter bemoeit met besluitvorming, met geënsceneerde politieke crises en met de uitvergrote ideologische discussies die vaak niet zijn wat ze lijken. Je hebt gelijk dat we ons moeten vergewissen van de extremiteit, maar de vraag is of we dat kunnen. We hebben gezien dat er na de bankencrisis van 2008 weinig ten goede is veranderd. Niet altijd krijgen we juiste informatie, niet altijd ligt het verraad van zij die ons op het eerste oog goedgezind leken voor de hand. Het mooie land dat ik ken uit mijn jeugd gaat kapot en ik weet dat ik er weinig tegen kan doen. En wat me ontzettend stoort is dat dit om mij heen normaal wordt gevonden.
De Reactionair
Boekenwinkel
Ondek onze grote collectie boeken, zoals De seksuele revolutie, in onze boekenwinkel.
Mark: Daar zit volgens mij de crux, want normaal is de huidige toestand allerminst. Wanneer het uitkomt dan wordt ons door het staatshoofd of bij monde van een andere hoogwaardigheidsbekleder makkelijk gezegd dat we bepaalde zaken moeten veroordelen, dat de kiem van onrecht bestaat uit het normaliseren van een verkeerde grondhouding. Maar kunnen we erop vertrouwen dat zij zich bewust zijn van die processen? Nee, natuurlijk niet. We mogen alleen op ons eigen oordeel vertrouwen wanneer we zien dat er mensen naast ons ongelijk worden behandeld. Gij laat het gebod van God varen en houdt vast aan de overlevering van mensen.1 Dat is waar we voor moeten waken. Laat ons geen volk worden ontmoedigd door farizeeërs.
Johan: Mooi gesproken vriend. Ik word gek van de verzuchting die ik dan hoor: “Konden we maar aan het begin van de problemen kijken… Indien we over de middelen zouden beschikken om de complexiteit te ontwarren… Hadden we toen maar dit… of hadden we toen maar dat…”
Mark: Laat je niet gek maken! Je hoeft aan dit soort gekonkel geeneens aandacht te schenken. Al die reacties bevatten alleen maar ruis. Het is niet langer ongebruikelijk om de meest kwaadaardige personen zichzelf moed te zien inspreken. Waarom ze dat doen en wat ze drijft? Ik weet het ook niet precies, maar ik herken het wel. Als wij ze onder druk kunnen zetten en als wij vragen opwerpen die hen benauwen dan lijkt het me dat we met iets goeds bezig zijn. Voordat ik je vaarwel zeg Johan, laten we een passage uit On the Duty of Civil Disobedience (1849) van Henry David Thoreau lezen om ons eraan te herinneren welke vragen hij in dit kader zoal opwierp:
Must the citizen ever for a moment, or in the least degree, resign his conscience to the legislator? Why has every man a conscience then? I think that we should be men first, and subjects afterward. It is not desirable to cultivate a respect for the law, so much as for the right. The only obligation which I have a right to assume is to do at any time what I think right. It is truly enough said that a corporation has no conscience; but a corporation on conscientious men is a corporation with a conscience. Law never made men a whit more just; and, by means of their respect for it, even the well-disposed are daily made the agents of injustice. A common and natural result of an undue respect for the law is, that you may see a file of soldiers, colonel, captain, corporal, privates, powder-monkeys, and all, marching in admirable order over hill and dale to the wars, against their wills, ay, against their common sense and consciences, which makes it very steep marching indeed, and produces a palpitation of the heart. They have no doubt that it is a damnable business in which they are concerned; they are all peaceably inclined. Now, what are they? Men at all? or small movable forts and magazines, at the service of some unscrupulous man in power?2
Robert Lemm