God ontzeggen
Een verzameling apofatische gedichten en citaten
ReligieEen van mijn grootste fascinaties is het concept van Oneindigheid en in het bijzonder de manier waarop ware oneindigheid noodzakelijkerwijs ’eindig’ moet zijn om trouw te blijven aan de definitie ervan.1 Deze kwestie heeft duidelijk sterke banden met de theologie, oftewel de wetenschap die zich bezighoudt met het ‘begrijpen’ van God.
Met name de apofatische theologie beschouwt deze paradox als iets wat het menselijk denkvermogen te boven gaat. Het woord paradox komt van de Griekse woorden para, wat ‘voorbij’ betekent, en doxa, wat ‘mening’ betekent. Apofatisch is afgeleid van het Griekse woord apophasis, wat ‘anders dan spreken’ betekent, en verwijst naar het idee dat het niet mogelijk is om God te beschrijven met behulp van positieve beweringen.
Ongeveer een jaar geleden, tijdens mijn onderzoek naar deze concepten, stuitte ik op een boek getiteld ‘Unsaying God: Negative Theology in Medieval Islam’ van Aydogan Kars. Kars bespreekt in dit boek vier verschillende ‘soorten’ apofatische theologie met behulp van vele originele vertalingen van verschillende citaten en gedichten van middeleeuwse islamitische theologen en mystici. Het boek is duidelijk ‘academisch’ van aard, en de ietwat hoge prijs van 90 euro laat dat zien. Gezien de hoge prijs en de onbeschikbaarheid online wil ik enkele parels uit dit werk daarom graag met u delen. Zo zal ik niet te veel redigeren en enkel de verschillende gedichten en citaten presenteren zoals ze zijn.
Dubbele ontkenning: Ismaïlitische apofatisme
Het eerste deel van het boek gaat over de “dubbele ontkenning” van de Ismaïlieten. Een voorbeeld hiervan is de uitspraak “God is niet lichamelijk en God is niet niet lichamelijk”. Hierbij is de tweede ontkenning geen ontkenning op zich (dus “niet niet lichamelijk” betekent niet dat God in feite lichamelijk is), maar eerder een zelfontkenning van de eerste negatieve uitspraak en als zodanig een ontkenning van het discours over God. Om het in meer wiskundige taal te formuleren, wat er gezegd wordt is “noch (G is X) noch (G is niet X). Nu over naar de citaten:
Nashwān al-Ḥimyarī:
Ismaïlieten onder de Jafaris zeggen: “God is niet een ding, en niet niet een ding. Want als men zegt ‘Hij is geen ding’, dan ontkennen zij Hem.” Zij zeggen dit dus zowel in termen van ontkenning als van affirmatie tezamen.
Naṣīr al-Dīn al-Ṭūsī:
God is prachtiger en verhevener dan de bron van twee tegengestelden te zijn, de oorsprong van twee tegengestelden, de bron van eenheid en meervoudigheid, de oorzaak van de absolutie en de niet-absolutie. Hij is boven elk attribuut waarmee sommige dingen zouden kunnen worden gekwalificeerd, of het nu niet-bestaand of bestaand is, negatief of positief, relatief of absoluut, verbaal of in betekenis. Hij is voorbij, en ook voorbij het voorbije, enzovoort…
Toegeschreven aan ʿAlī ibn Abī Ṭālib door Muḥammad ibn Salāma al-Quḍā’ī:
Wie God beschrijft, heeft Hem gekwantificeerd. Wie Hem omschrijft, heeft Hem gekwantificeerd. En wie Hem kwantificeert, heeft Zijn eeuwigheid ontkracht. Wie vraagt “Hoe?” heeft een beschrijving van Hem gezocht. Wie vraagt “In wat?” heeft Hem beperkt. Wie vraagt “Op wat?” heeft een andere ruimte leeg van Hem gemaakt. Wie vraagt “Waar?” heeft Hem gedefinieerd. Wie vraagt “Waarheen?” heeft Hem een pad doen oversteken.
Toegeschreven aan ʿAlī ibn Abī Ṭālib door ibn al-Ḥusayn al-Ḥāmidī:
Wat uw verbeelding als de meest waarachtige betekenissen met betrekking tot Hem beschouwt, heeft waarlijk niets met Hem te maken en keert weder tot u, zoals zij geschapen en ontstaan zijn.
Het onvermogen om te bereiken is de bereiking,
Op zoek gaan naar het geheim van de kern van de eigenheid [van God] is polytheïsme.
De diepten van het onzichtbare ontsluieren is blindheid,
Op degene wiens horizon slechts de duisternis van onvermogen is.
Naṣīr al-Dīn al-Ṭūsī:
In vereniging is er geen reiziger, reis en doel, begeerte, begeerder en begeerde: “alles vergaat behalve Zijn aangezicht” [Q 28:88]. Ook is er geen affirmatie van dit vertoog, en het kan niet worden uitgesproken; en er is geen negatie van dit vertoog, en het kan niet worden uitgesproken. Bevestiging en ontkenning zijn tweeërlei, en tweeërleiheid is de bron van veelheid. Er is daar geen bevestiging of ontkenning. Negatie van de negatie, of affirmatie van de affirmatie, is er ook niet. De ontkenning van de bevestiging, of de bevestiging van de ontkenning, is er ook niet…
Wat tot de tong, de verbeelding of het verstand komt, moet worden ontkend. “En tot Hem keren alle zaken terug” [Q 11:123]. Dit was wat wij in dit compendium wilden behandelen, en hier eindigt dit vertoog.
Toegeschreven aan Abū Bakr al-Shiblī door Abū l-Ḥasan al-Sīrjānī:
Wee! Degene die de Goddelijke eenheid met woorden uitlegt is een afvallige; wie het aanduidt is een dualist; wie erover spreekt is onwetend; wie erover zwijgt is een onwetende; wie denkt dat hij het bereikt heeft, heeft het eerder gemist; wat uw verbeelding als de meest waarachtige betekenissen met betrekking tot Hem onderscheidt, heeft inderdaad niets met Hem te maken, en keert tot u terug, zoals zij geschapen zijn een voortgebracht.
Ja en Nee: Paradoxaal apofatisme
De volgende citaten komen uit een gedeelte over “paradoxale” apofatische theologie, waar enige nadruk wordt gelegd op positieve theologie omdat negatieve theologie daartoe leidt, in de woorden van ibn ʿArabī:
De leer van onvergelijkbaarheid is gelijk aan die van beperking en restrictie van God. Als je enkel uitgaat van Zijn onvergelijkelijkheid, beperk je Hem, en als je enkel uitgaat van Zijn immanentie, limiteer je Hem.
Met andere woorden, God kan niet worden beperkt, zelfs niet met onbeperktheid. Nu nog enkele citaten uit deze sectie:
Rūmī:
O, gij wiens attributen die van de zon der gnosis zijn Terwijl de zon van de hemelen beperkt is tot een enkel attribuut.
Nu wordt u de zon, nu de zee, nu de berg Qaf, nu de Anqa.
In essentie, zijt u noch dit noch dat, O groter dan alles wat men zich kan voorstellen, en meer dan al het “meer”!
Zowel degene die beweert dat u onvergelijkbaar bent, als degene die beweert dat u immanent bent, zijn Verbijsterd door u, O u die, zonder beeld, ontelbare vormen heeft!
Ahmad Ghazālī:
“Er is geen god” is het vergif, en “dan God" is het geneesmiddel. Dit is als iemand die alleen het vergif drinkt zonder de remedie te drinken — hij zal vergaan. Op dezelfde manier, als iemand het vergif van “er is geen god” drinkt en niet het middel van “dan God" drinkt, zal hij vergaan.
Ayn-al-Qużāt Hamadānī:
Ach! hoe weet je welke gedachte de cirkel van “Nee” [llā ʾilāha] heeft? In de cirkel van Nee, is de wereld in gevangenschap. Honderdduizend zielen zijn zielloos gemaakt, en zijn zielloos geworden. In deze weg is er een ziel die “maar God” [ ʾillā -llāhu] bereikt. Die ziel wiens heengaan niet aan “maar God” wordt gegeven, zal geen volmaaktheid van ziel hebben.
Verdere secties
Er zijn nog twee andere secties in het boek, één over “filosofische apofatische theologie” die me niet echt interesseerde omdat het bleef bij de nogal eenvoudige eendimensionale “negatieve theologie”, terwijl de andere secties verder keken dan dat. Als voorbeeld, het eerste deel dat we hier besproken, over de dubbele negatie, ontkende zijn eigen discours, het paradoxaal apofatisme ontkende zichzelf door middel van paradoxen, en het laatste deel dat ik in dit essay niet heb besproken gaat over “Bila Kayf”, wat betekent “zonder te vragen hoe”, wat op zichzelf zeer interessant is, maar buiten het bestek van dit artikel valt.
Laten we dan eindigen met een gedicht door Farīd ud-Dīn:
Als je Hem in het verborgene zoekt, is Hij manifest,
Wanneer je Hem manifest zoekt, is Hij verborgen.
Hij is verborgen wanneer je Hem manifest zoekt,
Manifest, wanneer je Hem verborgen zoekt.
Wanneer u Hem in beide zoekt,
Hij is boven hen beiden.
Je hebt niets verloren - zoek niet.
Wat je ook zegt is dat niet - zeg niet.
Wat je ook zegt, wat je ook weet - dat ben jij.
Erken wie je bent - je bent honderd keer verder dan dat.
Ken Hem met Hem - nee met jou.
De weg naar Hem begint vanuit Hem - niet vanuit jouw rede.
Beschrijvingen van beschrijvingen bereiken Hem niet.
Het ligt niet in ieders vermogen.
Het niet kunnen beschrijven van Hem gaat hand in hand met Zijn gnosis,
Want, Hij is noch uit te spreken noch te beschrijven.
Hij is zo transcendent aan kennis, en voorbij visie dat
Hij spoorloos is in Zijn eminentie.
Men kan geen spoor van Hem vinden, behalve de spoorloosheid,
of een remedie behalve het verlaten van de ziel.
Niemand, bewust of extatisch, heeft deel aan Hem,
behalve deze transcendentie.
Zelfs als je Hem zoekt in elk atoom, in deze en de volgende wereld,
Wat je ook vindt of zegt is je begrip - God is voorbij.