Heilige stilte
6 minuten leestijd

Walt van Toor

Heilige stilte

Tussen waarheid, ongeluk en burgermentaliteit

Heilige stilte
6 minuten leestijd

Met de burgerman heeft de reactionair zo min mogelijk van doen, met burgerlijkheid nog minder. Staatsburgers leven om plichten te vervullen, om zich te schikken naar heersende normen, om zich te richten op veronderstellingen van de tweede orde, om de bestuurders (of de paar overgebleven denkers) die zich bezighouden met veronderstellingen van de eerste orde te mystificeren. Vraag ze niet om op het leven te reflecteren of om het leven te benaderen als hoogste categorie. In naam van de burgerman wordt de markthal opgetuigd, in naam van de burgerman wordt de persvrijheid gedefinieerd. Of een ziekenhuis wel of niet wordt gesloopt, dat is niet aan de burgerman. Of medicijnfabrikanten zich houden aan de regels van de markt, of zij zich een machtspositie verwerven die het überhaupt nog toestaat om ze regels op te leggen, dat is niet aan de burgerman. Of de pers besluit om als propagandakanaal (Lügenpresse) te functioneren, ook dat is niet aan de burgerman.

Hij weet zich tevreden met een rol op de achtergrond, met een eigentijdse rol op de achtergrond weliswaar, want waar de vrije markt en de vrije pers hem ook mee confronteren dat volstaat niet om de burgerman van zijn stuk te brengen. Propaganda kan zijn leefomgeving meer herkenbaar maken, want waar de propaganda geen raakvlak meer heeft met de burgermentaliteit daar raken de propagandadoeleinden buiten bereik. De burgerman laat zich niet makkelijk sturen, hij stelt zichzelf wel degelijk vragen over wat de regering hem opdraagt, maar meestal blijken dat niet de juiste vragen. Ongeïnformeerd is hij niet. Hij beeldt zich in dat hij zijn mening paraat heeft wanneer hem daarnaar wordt gevraagd, zodat hij als onwaarschijnlijke talkshowgast niet onder hoeft te doen voor de anderen, zodat hij eveneens kwinkslagen en gespeelde verontwaardiging kan tonen. Hij weet wat hem ten goede komt en stelt zich daarmee tevreden. Het ligt niet in zijn aard om het ongenoegen uit te vergroten. Hoogstens houdt hij zich ermee bezig, zoals het de Nederlander betaamt, om zich in verschillende toonaarden te beklagen over klein leed. Machtig is de valse zekerheid waar men zich naar schikt, de valse zekerheid dat groot leed geen greep over de burgerbevolking heeft.

Op de puinhopen van falend beleid weet de burgerman zich geen raad. Hij raakt gedesoriënteerd, weet zich geen weg te vinden, zoekt tevergeefs naar richtingaanwijzers, vraagt wanhopig om adviezen. Aankondigingen van onheil trekt hij slecht, daardoor voelt hij zich niet senang. Uiteindelijk zal hij zwart voor ogen zien en wartaal uitslaan. De beschermheren van de burgermentaliteit hebben garanties afgegeven voor zijn veiligheid. Die bescherming bestaat uit de beste bedoelingen gebruikmakend van de beste middelen; ook al blijkt nadien dat de bedoelingen niet zo best waren en de beste middelen niet eens werden aangewend (ongeschikt om toe te wijzen aan de willekeurige burger). Fouten komen altijd wel aan het licht. En de achterafdiscussie over aangekondigd onheil of onvoorspelbaar onheil heeft nog nooit iets aan de stand van zaken verandert. De afrekencultuur is enkel een mythe die in stand wordt gehouden, een allergische reactie van het staatsapparaat die wel is opgenomen in de theorie maar die altijd is uitgebleven.

Vergissingen van bestuurders vindt de burgerman begrijpelijk, uitingen van de reactionair vindt hij onbegrijpelijk. In zijn opvatting begaat iedereen die zijn hoop vestigt op wonderen een vergissing. Verdraagzaamheid is geen specialisme van de burgerman, die voorstelling is verkeerd. Wie autonomie opgeeft creëert behoefte aan een zondebok. Echte maatschappelijke betrokkenheid komt van diegenen die een proces van uitburgering doormaken. Geloof niet dat er in de politiek altijd keuzes te maken zijn, dat de inhoud van politieke discussies van belang is en moet worden afgewogen aan de hand van hoge principes. Als je dat doet dan vergeet je daarmee alle situaties waarin geen keuze te maken was en vergeet je de gecreëerde onrust omtrent discussies die er helemaal niet toe deden (opgetuigd door ambtenaren of door de leden van een clowneske oppositie die er nog minder toe doen).

De Reactionair

Boekenwinkel

Ondek onze grote collectie boeken, zoals Desengaño, in onze boekenwinkel.

Desengaño

Een stationair draaiend overheidsapparaat bespoedigt haar eigen afbraak. Vandaar dat crises met gejuich worden ontvangen, zonder crises zouden de mogelijkheden van de moderne overheid uiterst beperkt zijn gebleven. Vervult de overheid een cruciale rol in de geluksindustrie, heeft zij het beste met je voor wanneer ze aangeeft hoeveel contacten je mag hebben, hoeveel afstand je van anderen moet houden, wanneer je wel of niet een deel van je gezicht moet bedekken en vanaf welke leeftijd? Heeft de overheid het beste met je voor wanneer ze stelt hoe het belang van armen wordt afgewogen tegen het belang van rijken, hoe het belang van jongeren wordt afgewogen tegen het belang van ouderen, hoe het belang van kwetsbaren wordt afgewogen tegen het belang van zij die zich, nog eerder dan te moeten toegeven aan levensmoeheid, zouden identificeren als vrijdenkers? En als diezelfde overheid het zou willen dan zou ze monitoren hoeveel kritiek je op het systeem uit, hoezeer je vertrouwt op je eigen lichaam, hoe oneerbiedig je je wenst te uiten over falend gezag. Wanneer zij die data tot haar beschikking heeft zal ze die aanwenden in het belang van de meerderheid, of – in het geval de meerderheid ‘gestuurd’ moet worden in de belangenafweging – in het belang van de groep kwetsbaren, waarvoor zij zelf de definitie bepaalt. Verzet? Dat is per definitie feitenvrij en onverantwoord.

… je moet het hele stuk van onze instituties en onze moraal waar een vorm van partijgeest in huist, verwijderen. Niet persoonlijkheden en evenmin partijen geven ooit gehoor aan waarheid of ongeluk. Tussen waarheid en ongeluk bestaat er een natuurlijk verbond, want beide zijn stille smekelingen, eeuwig veroordeeld om voor ons sprakeloos te blijven.1

Wanneer wij geconfronteerd worden met uitspattingen en uitspraken die ons sprakeloos achterlaten dan betekent dat geenszins dat wij de waarheid verloochenen, dat wij ons hebben overgegeven aan waarheidsaanspraken enkel en alleen omdat die ons goed uitkwamen. Nee, wat gezegd is in deze tijd van volksverlakkerij en in deze tijd van vertrutting van het parlement is gezegd omwille van de waarheid, omwille van de bescherming van andermans geluk. Want wat de inbreuk op andermans geluk kan betekenen – al is het in naam van zijn eigen welzijn, al is het in naam van zijn eigen (groot)ouders en zijn eigen kinderen – dat staat helder voor ogen. Bespiegelingen over de stille meerderheid zijn daarvoor niet nodig, niet voor wie weet welke stille smekelingen onder ons verblijven.


  1. Simone Weil, Wat is heilig in de mens? De laatste essays, samenstelling en vertaling door: Thomas Crombez (Letterwerk Borgerhout, 2021), 31. Het citaat in het Frans met bijbehorende context: « Entre les deux, les gens de talent, d’intelligence, d’énergie, de caractère, de forte personnalité, font écran et empêchent le secours. Il ne faut faire aucun mal à l’écran, mais il faut le mettre doucement de côté, en tâchant qu’il s’en aperçoive le moins possible. Et il faut casser l’écran beaucoup plus dangereux du collectif, en supprimant toute la part de nos institutions et de nos mœurs où habite une forme quelconque de l’esprit de parti. Ni les personnalités ni les partis n’accordent jamais audience soit à la vérité soit au malheur. Il y a alliance naturelle entre la vérité et le malheur, parce que l’une et l’autre sont des suppliants muets, éternellement condamnés à demeurer sans voix devant nous. Comme un vagabond, accusé en correctionnelle d’avoir pris une carotte dans un champ, se tient debout devant le juge, qui, commodément assis, enfile élégamment questions, commentaires et plaisanteries, tandis que l’autre ne parvient pas même à balbutier ; ainsi se tient la vérité devant une intelligence occupée à aligner élégamment des opinions. » ↩︎

Eigenlijk kwam er met 1968 een einde aan de burgerman zoals die sinds begin 19e eeuw was opgekomen. Vanaf de jaren zestig wordt hij verdrongen door de “yuppie”, die niet alleen economisch gezien progressief is, zoals de burgerman, maar bovendien op zedelijk gebied. Hij houdt ook niet meer de schijn op van fatsoen en beschaving. Hij is de gefortuneerde leeghoofd van onze tijd.