Hoe een wereldreis van mij een rechtser persoon maakte
13 minuten leestijd
Eco al-Hollandi

Hoe een wereldreis van mij een rechtser persoon maakte

Een memoire

Hoe een wereldreis van mij een rechtser persoon maakte
13 minuten leestijd

Theoretisch gezien heb ik veel aan te merken op massamigratie en multiculturalisme. Deze ideeën zijn natuurlijk gevoed door de werkelijkheid waarin ik mij, samen met de wereld in zijn algemeen, bevind. Desondanks stammen deze bij mij hoogstwaarschijnlijk niet uit dezelfde bron als bij de lezer, ongeacht of hij het multiculturalisme nou onderschrijft of afwijst.

Ik ben zelf grotendeels een mix van culturen. Opgegroeid in Nederland in een christelijk gezin, half-Marokkaans en op mijn 16e bekeerd tot de islam. Ik zou liegen als ik zou zeggen dat deze mix, net als bij vele immigrantenkinderen in Nederland en het westen, niet soms voor een gevoel van het tussen twee werelden leven heeft gezorgd. Misschien bij mij nog wel sterker omdat ook religie en familie een rol speelden.

Echter, ik denk dat het mij ook de kans heeft gegeven om verschillende kanten van het verhaal te snappen en de ontwikkeling waarbij ik, mij tussen verschillende culturen in bevindend, uiteindelijk van een linkse liefhebber van het multiculturalisme naar het grotendeels afwijzen van dit fenomeen ben gegroeid, schrijf ik voor een deel toe aan deze achtergrond en de daaruit voortvloeiende mogelijkheid om mij in beide werelden in te leven.

Dit was echter niet altijd het geval en lange tijd heeft mijn achtergrond mij er juist toe aangespoord om een multiculturele samenleving te omarmen en te strijden voor een land dat alsmaar gemengder werd. Tot een jaar of 4 geleden bevond ik mij politiek gezien in de links-progressieve hoek.

Nou strookte dit niet altijd met mijn persoonlijke levensovertuiging, ik was immers een belijdend Moslim—toen wellicht nog wel meer dan nu, en hield er dus conservatieve denkbeelden op na. Echter, ik was heilig overtuigd van het belang van diversiteit en inclusie, des te meer vanwege het feit dat moslims een minderheid vormden binnen Nederland.

Ik zette me in voor dit onderwerp, pleitte op mijn werk voor meer gelijkheid en inclusie en maakte me hard voor een linkser geluid, zodat moslims, maar ook andere groepen buitenlanders zich geaccepteerd zouden voelen in Nederland en volwaardige burgers zouden worden in deze samenleving.

De Reactionair

Boekenwinkel

Ondek onze grote collectie boeken, zoals Desengaño, in onze boekenwinkel.

Desengaño

Als ik nu terugkijk was er natuurlijk enorm sprake van cognitieve dissonantie. Een van de weinige zaken die liberaal-rechts goed ziet is dat de Islam niet goed samengaat met de Westerse liberale overtuigingen en dat heel veel onderdelen die men schaart onder diversiteit en inclusie ook niet te verenigen zijn met de islam. Echter, het belang van het tegengaan van racisme en het strijden voor gelijkheid en het omarmen van multiculturalisme was voor mij zo belangrijk dat ik een diverser en inclusiever land slechts als iets positiefs zag.

Dat diversiteit iets positiefs is daar ben ik nog steeds heilig van overtuigd. Ik ben altijd een liefhebber geweest van de mens; van de manier waarop hij leeft en van de beschavingen en de verschillende culturen die hij heeft voortgebracht en mij ontzettend interesseren. Ik vind het nog steeds prachtig om te zien hoe verschillende volkeren in de verste uithoeken van de wereld er hun compleet eigen ideeën, geschiedenis en samenlevingen op nahouden.

Maar het was pas toen ik fervent begon te reizen dat ik mij steeds meer begon te beseffen dat deze diversiteit die ik zo waardeer, onmogelijk samen kon gaan met de linkse politieke gedachte over diversiteit en inclusie en de liberale grondwaarden die achter deze gedachten schuilen.

Als ik mij in bijvoorbeeld Thailand of Maleisië bevond voelde ik mij heerlijk op het platteland, ik vergaapte mij aan hoe anders alles was. Tijdens de eerste paar reizen was dit vergapen voornamelijk vanwege de architectuur en de vormgeving van de omgeving, maar hoe meer tijd ik doorbracht in verre oorden, hoe meer er iets diepers tot mij sprak.

Zeker, de uiterlijke kenmerken van de omgeving spraken tot mijn verbeelding maar hoe meer ik hiernaar keek hoe meer ik deze omgeving niet enkel als iets steriels zag -waarbij architectuur bijvoorbeeld niet meer is dan het samensmelten van verschillende materialen tot een bepaalde vorm– maar ook meer ging nadenken over het waarom van deze vormgeving.

Welke materialen gebruikten men? Waarom juist deze materialen? Hoe waren paden, velden, binnenpleinen en gebedsruimtes ingericht? Wat betekenen de specifieke details die vaak zo onopgemerkt blijven door een onoplettend oog? Kortom: waarom was de omgeving zo ingericht zoals zij was?

En daaruit rees ook de vraag wat de historie achter deze omgeving was. Waarom was een gebouw zo grandioos of juist zo klein? Wat voor doel diende het gebouw? Waarom stond dit er al zoveel jaar, soms eeuwen? Hoe functioneerde deze voor de gemeenschap en wat symboliseerde het voor de gemeenschap? Kortom: welk verhaal vertelde het?

Hoe meer ik me op deze vragen stortte des te meer ik erachter kwam dat ik slechts een buitenstaander was en dat deze vraag enkel door de gemeenschap zelf kon worden beantwoord, juist omdat het hun geschiedenis is. Ik at soms bij gezinnen en zag hoe anders hun gebruiken waren; hoe hun manier van eten, hun manier van bidden, hun manier van denken—ja, hun hele manier van leven van ons verschilde en hoe gelukkig zij waren.

Ik realiseerde me de pracht van het vormen van een gemeenschap en betreurde tegelijkertijd het feit dat wij in het westen deze gemeenschapszin zo verloren zijn en dat de grandioze omgeving die ook veel van onze steden, dorpen en gehuchten kenmerkt vaak haar diepere betekenis verliest juist omdat wij vaak deze gemeenschap zijn verloren.

Maar hoe anders dan in de dorpen en kleine steden was het in de grote steden van de landen die ik bezocht. Eerst voelde ik me daar enorm thuis, een stad was immers echt de plek om de mens te leren kennen en, zoals ik al zei, ik ben een enorm liefhebber van de mens en de manier waarop hij leeft; en waar beter dan in de grote steden kan je diversiteit vinden?

Ik begaf mij onder deze mensen, ging naar verschillende authentieke restaurantjes, en knoopte gesprekken aan om zo de omgeving van de grote steden beter te leren kennen. Maar steeds meer realiseerde ik me dat in het gros van de grote steden iets miste, iets wat het platteland en de kleine steden nog wel hadden.

Het was niet het feit dat de grote stad simpelweg groter of drukker was. Het was iets diepers dan dat. Het was hoe erg een grote stad in bijvoorbeeld Zuid-Korea me deed denken aan een grote stad in bijvoorbeeld Canada of Denemarken. Tuurlijk, op het eerste oog verschillen zat. Kopenhagen heeft een prachtig oud centrum, Seoel is hypermodern en Montreal zweeft hier een beetje tussenin. Maar ook dit raakt niet aan het verschil dat ik bedoel.

Een van de beste momenten van realisatie kwam toevallig in Seoel, toen ik mij onder het schijnende led-licht van Koreaanse letters en blèrende K-pop realiseerde dat de authentieke Koreaanse maaltijd die ik naar binnen zat te werken waarschijnlijk ook beschikbaar was in de meeste grote steden in het Westen.

Ik begon mij steeds meer te beseffen dat ondanks de andere taal, het specifieke entertainment en soms het andere schrift dat zoveel in deze steden hetzelfde was als in het westen. Mensen hadden bijvoorbeeld dezelfde haast als in de grote steden in het westen —maar zelfs dit raakt niet aan de kern.

Het ging er meer over hoe de vooruitgang en de richting waarin de stad leek te gaan dezelfde was als in het Westen. Ik sprak in verschillende landen met “progressieve” jongeren die zich afzetten tegen hun ouders en in dit afzetten een enorm westers wereldbeeld omarmden. Ik zag LGBT-vlaggen in Taipei, ik zag winkelcentra vol met westerse merken in Qatar.

Kortom, ik zag steden vol met westerse invloed. En hoewel het van land tot land en van stad tot stad verschilde realiseerde ik mij steeds meer dat hoe meer westerse invloed en denkbeelden een plek bereikte (en dit gebeurt bijna altijd als eerst in de grote steden) hoe minder authentiek deze steden aandeden. Dit ging verder dan hypermoderne nieuwgebouwde steden tegenover oude steden. Het was die kern van de omgeving, datgeen wat mij op het platteland zo aansprak. Hier bestond het verhaal van de gebouwen en de gemeenschap die zij dienden vaak niet meer en was zij in feite slechts nog uiterlijk schoon zoals in Nederland.

In de meeste grote steden die ik bezocht kleedden de mensen zich zoals in het westen, ze maakten gebruik van dezelfde gadgets en aten hetzelfde als in het westen. Maar nog belangrijker: ze dachten grotendeels zoals in het westen en zeker de jeugd wilde het liefst worden zoals de jeugd in het westen. Oude gebouwen leken niets meer dan een façade waarachter een steeds westers wordende bevolking woonde van wie de ideeën over progressie en vrijheid nagenoeg in niks afweken van die van het liberale westen terwijl, als ik hun vragen stelde over de traditionele cultuur van hun voorouders maar weinigen mij antwoord konden geven.

Het verschil tussen platteland en grote stad confronteerde me met hoe kwalijk de westerse liberale invloed was. Elke plek waar zij kwam verwerd langzaam tot een kopie van het moderne liberale kapitalistische Westen en verschilde hiervan hooguit nog op uiterlijke kenmerken.

Ik besefte dat de diversiteit die ik zo liefhad kapot werd gemaakt door deze invloed en dat het niet de grote steden waren, waar je keukens vanuit de hele wereld kon vinden en waar het progressivisme langzaam de overhand nam, maar het juist het platteland was, dat nog zo anders, zo divers was. Niet omdat er restaurants vanuit allerlei verschillende streken waren en er mensen met allerlei verschillende kleuren en een “open, diverse en progressieve” mindset rondliepen, maar juist omdat het zo eenduidig een gemeenschap vormde, die haar historie en gebruiken nog kende en juist daarom zo verschillend, zo anders was dan het westen.

Ik begon te beseffen dat de linkse gedachte over diversiteit en inclusie niks meer was dan uiterlijk vertoon, omdat het juist de progressieve denkbeelden waren die deze verspreidde die de grote steden over de hele wereld zo tot een monocultuur maakten. Ik realiseerde me dat waar zij claimen diversiteit te omarmen, deze diversiteit in feite niks meer is dan diversiteit op uiterlijk vertoon en dat als deze links-progressieve ideeën over diversiteit zich verder zou verspreiden over de wereld enkel nog uiterlijke kenmerken zoals huidskleur of de kleding die men draagt gezien worden als diverse kenmerken terwijl de dieperliggende diversiteit m.b.t. fundamentele waarden zou verdwijnen in de monocultuur die zij afdwingen.

Ik besefte dat het neoliberale kapitalisme en de enorme globalisering waar links zich in theorie zo tegen afzette geen vijanden maar de beste vrienden van elkaar waren en dat in de meest verwesterde kapitalistische landen uiteindelijk ook de meeste mensen rondliepen die de traditionele ideeën van hun land hadden verruild voor de progressieve ideeën uit het westen. Links-progressieven waren in wezen niks meer dan de voorhoede van de neoliberalen, die door haar roep voor nog meer progressie en gelijkheid en de vernietiging van cultuur die hierdoor plaatsvond uiteindelijk de weg vrijmaakte voor nog meer kapitalisme.

Door de samenwerking tussen deze twee kwaden zou zelfs het bewaren van de uiterlijke diversiteit uiteindelijk waarschijnlijk ten onder gaan juist omdat, zoals ik op het platteland ontdekte, de traditionele gebouwen, kleding en ruimtelijke vormgeving voortkwamen uit de traditionele gemeenschap. En zelfs als zij deze zouden weten te bewaren zouden zij niks meer zijn dan een lege huls, zonder deze dieperliggende kern. De reizen die ik maakte zouden, indien deze ontwikkeling zich verder zou verspreiden, uiteindelijk niks meer waard zijn aangezien de mens in al haar diversiteit die ik zo lief had zou verworden tot eenheidsworst. Deze openbaring confronteerde me ook met mijn eigen geloofsovertuiging. Hoe kon het dat ik als belijdend moslim een links politiek beleid op basis van diversiteit zou omarmen, terwijl zoveel van hetgeen deze voorschrijft, op het gebied van LGBT, genderrollen en dergelijke, niet strookt met de Islam?

Tuurlijk, zij leken op het eerste oog opener te staan voor moslims en de islam dan de andere kant. En indien de diversiteit die links voorschrijft zich beperkt tot diversiteit op uiterlijke kenmerken van cultuur hoe echt is deze openheid dan überhaupt? Om een voorbeeld te geven: indien rechts ageert tegen het dragen van hoofddoeken, roept links juist tegen de vrouw met een hoofddoek: “kom bij ons, je hoort er hier bij”.

Maar accepteren zij de hoofddoek, hier bedoeld als de islamitische hijab daadwerkelijk? De hijab is immers niet slechts een “hoofddoek” dat wil zeggen, het is niet slechts een lapje stof, er gaat een gedachte achter schuil die dieper gaat, die fundamenteler is dan enkel dit uiterlijke kenmerk van een lapje stof. Deze gedachte heeft te maken met de positie van een vrouw en die van een man en hun genderrollen binnen de islam. Maar zou een mevrouw met een hoofddoek die “erbij hoort” ook welkom zijn indien zij openlijk de waarden van haar hijab predikt?

De hijab heeft een diepere ziel, die verdwijnt zodra je haar reduceert tot een lapje stof. Net zoals de gebouwen die ik zag in de verschillende dorpen en op het platteland van verschillende landen een diepere ziel hebben, die minder of zelfs niet meer bestond in de gebouwen die ik in de verwesterde grote steden zag op mijn reizen.

Ik wenste beter voor de moslims, dat hun gebruiken en hun tradities niet slechts zouden verworden tot een uiterlijk diversiteit, en zo wenste ik ook beter voor de bevolking van de vele landen die ik bezocht, dat hun gebruiken, hun tradities, hun geschiedenis en hun gemeenschappen niet ten onder zouden gaan aan de westerse invloed.

Maar met deze nieuwe visie op diversiteit besefte ik ook dat het Westen, specifiek Europa waar ik was geboren en opgegroeid, ook haar tradities kende, hoe erg het moderne westen paradoxaal gezien ook haar eigen tradities aan het slopen was ten behoeve van deze allesverslindende monocultuur. Ik ontdekte de pracht van deze oude, vaak grotendeels verwaterde tradities en realiseerde me dat ik ook de mensen hier, net als de bevolking in de landen die ik bezocht, gunde dat zij hun tradities zouden herleven en zouden kunnen bewaren.

De globalisering die we heden ten dage zien, waarbij het Amerikaanse cultuurimperialistische systeem wereldwijd verspreid wordt, heeft west-Europa wellicht meer geraakt dan welk land dan ook. Zowel door de linkse kant van dit cultuurimperialisme en de hieruit voortvloeiende vernietiging van haar gebruiken en door de neoliberalen van de rechterflank die oorlogen uitvechten in verre oorden om vervolgens mensen in groten getale naar het Westen te laten vluchten.

In mijn optiek valt deze vorm van cultuurimperialisme historisch gezien terug te voeren op het liberalisme, de industrialisatie en het angelsaksische kapitalisme die hiermee gepaard gingen en de verspreiding hiervan; eerst in het westen en later door middel van het kolonialisme op een mondiale schaal. Niet voor niks heb ik in een eerder stuk gepleit dat Europees rechts kritischer zou moeten zijn op het kolonialisme.1

De gevolgen van dit unipolaire systeem zien we vandaag de dag nog steeds, al heeft het Amerikaanse rijk sinds de tweede wereldoorlog het stokje overgenomen. Progressief-links, dat zogenaamd kritisch staat tegenover dit systeem, is in werkelijkheid de voortrekker hiervan, die op een wereldwijde schaal de deur openzet voor dit systeem en haar ideeën, zogenaamd onder het mom van diversiteit.

Ik hoop dat ik met dit stuk duidelijk heb gemaakt dat deze diversiteit slechts een farce is en dat daadwerkelijke diversiteit zich altijd tegen deze linkse monocultuur zal verzetten. De linkse politiek heb ik inmiddels lang losgelaten, maar de mens heb ik nog altijd lief in al haar authentieke diversiteit, een diversiteit die bestaat uit verschillende tradities, die niet verplicht verworden tot een grote smeltkroes maar juist met duidelijke verschillen. Een diversiteit die hopelijk behouden zal worden op de plekken waar hij nog bestaat en herontdekt zal worden op de plekken waar zij reeds lijkt te zijn verdwenen.


  1. Het betreffende artikel kunt u hier lezen. ↩︎

Prachtig geschreven

De hedendaagse globalistische dystopie is een hypnotiserende droom van megalomane technolkraten en oligarchen, die aan een zijden draadje hangt. Wanneer de elektriciteit uitvalt, valt het doek en word de mens weer wakker. Dan blijft er niks over van de gutmensch en zijn liberale tolerantie, en keert de traditionele gemeenschap terug. Tot die tijd, is de enige juiste oplossing, afzetten van de moderne tijd en je eigen wereld creëren, onafhankelijk en zelfredzaam. Inzetten voor een kansrijke omgeving voor je nageslacht, vrij van inmenging en belemmering van buitenaf. Er komt geen revolutie want de massa’s zijn tot slaaf gemaakt met brood en spelen, en verblind met oogkleppen van het geredacteerde publieke narratief. Het willen wijzigen van deze koers lijdt enkel tot polarisatie, radicalisering en acceleratie van de agenda’s van alle betrokken groepen. Het experiment van globalisme is tot falen gedoemd. De aller rijksten weten dit. Ze profiteren zolang het nog kan om hun bunkers en schuilkelders te verstevigen, hun kluizen te vullen met goud, graan, zaden en wapens, en netwerken te bouwen om donkere tijden door te komen. En dat zou iedereen moeten doen, want het huidige systeem zal onvermijdelijk falen. Leef nu alsof je op jezelf bent aangewezen en het overvalt je niet wanneer het gebeurt.