Hyperindividualisme
De ondergang van de samen-leving
CultuurPostmoderniteit wordt gekenmerkt door de delegitimisering en het verval van elke traditionele structuur. Het postmoderne individu erkent enkel nog zijn eigen subjectiviteit als legitimeringsgrond. De geworpenheid van het individu in de reeds bestaande wereld opgebouwd uit pre-existerende structuren is vervangen door het centrale credo der existentialisten ‘existentie gaat vooraf aan essentie’.1 Deze situatie waarbij het individu de enige locus is van waarheid kan worden omschreven als hyperindividualisme.
Dit hyperindividualisme is, door de erosie van noodzakelijke structuren, bijvoorbeeld gezin en natie, die een voorwaarde zijn voor stabiliteit en continuïteit binnen een gemeenschap, een van de oorzaken van de civilizationele crisis waar de Westerse wereld zich nu in bevindt.
Genealogie van het hyperindividualisme
De oorsprong van de individualisering is voor de westerse mens te vinden bij de overgang van de klassieke naar de christelijke beschaving. Hyperindividualisme echter is een radicalisering van individualisme en is een modern fenomeen. Zij komt na de Tweede Wereldoorlog langzaam op gang, o.a. via de seksuele revolutie van de jaren ‘60, en lijkt nu haar climax te bereiken in de postmoderne LHTBIQ+-beweging.
Omdat hyperindividualisme een totalitairisering van individualisering is, kan men de diepe historische bron ervan door de ontwikkeling van de individualisering traceren. Zoals de meeste aspecten van de westerse beschaving kan men de bronnen van het moderne individu vinden bij de opkomst van het christendom. Het was namelijk het christendom dat voor het eerst – onder een aristocratische elite was er immers altijd al sprake van – op grote schaal een individuele relatie tot het transcendente introduceerde. Niet langer was het de pater familias die de familie, opgevat in zijn klassieke betekenis als omvattend zowel gezin als slaven, als collectiviteit vertegenwoordigde ten opzichte van de goddelijkheid. In plaats daarvan werd het individu steeds meer de locus van religieuze verantwoordelijkheid.2 Men moet hierbij wel de aantekening maken dat het hier ging om een ideaaltypisch proces dat zich over honderden jaren langzaam ontvouwde en dat zich nooit volledig in de immanente wereld realiseerde. Het bleef immers een bemiddelde relatie via de priester.
De volgende grote stappen in het individualiseringsproces werden genomen in de reformatie en verlichting. De reformatie was de radicalisering van het christelijke ideaal dat eenieder een eigen verantwoording heeft tegenover God. Niet langer liep de relatie met het transcendente via de priester.3 Individuen mochten voortaan zelf de bijbel lezen en bemiddelde rituelen zoals bijvoorbeeld de eucharistie werden geïmmanentiseerd. Iedere gelovige had voortaan zijn eigen directe connectie met God. Deze gedachte vormde later in geseculariseerde vorm de kern van de verlichting en haar idealen: eenieder heeft zijn eigen verantwoordelijk tegenover de immanente rede. ‘Sapere aude’ (durf te weten) zou de archetypische verlichtingsdenker Immanuel Kant dan ook toe oproepen.4 En hoewel de immensiteit en impact van deze veranderingen moeilijk onderschat kunnen worden, kan men hier nog niet over hyperindividualiteit spreken. Immers de noodzakelijke totalitaire centraliteit van de subjectiviteit heeft hier nog niet zijn definitieve intrede gedaan. Het individu blijft zich namelijk aanvankelijk in de postverlichtingstijd verhouden tot een objectieve dimensie, of dit nu het objectieve transcendente is zoals God in het religieuze domein, of het objectief wetenschappelijke zoals een belangrijke kern was van het verlichtingsdenken, zoals onder meer tot uiting kwam in de natuurwetenschappen.
“De mens wordt vrij geboren, en overal bevindt hij zich in ketenen.”
De mogelijkheid van hyperindividualiteit is ontstaan met de introductie van het poststructuralistische gedachtegoed na de tweede wereldoorlog. Elke structuur werd voortaan als contingente (inter-)subjectiviteit gedacht en in het verlengde hiervan als onderdrukkend be- en veroordeeld, een postmoderne radicalisering van Rousseaus bekende dictum ‘de mens wordt vrij geboren, en overal bevindt hij zich in ketenen.’5 Waar voorheen de geworpenheid van het individu zijn zijn in de wereld bepaalde en dit als natuurlijke en legitieme orde werd erkend, zelfs in dergelijke mate dat de legitimiteit hiervan niet ter discussie stond, wordt de geworpenheid in een reeds bestaande structuur in postmoderne tijdperk als onderdrukkend beschouwt.
De uitingsvormen van dit hyperindividualisme zijn door het geheel der westerse beschaving te ontwaren. Zo is er heden ten dage de drang van elke generatie om zichzelf opnieuw uit te vinden. Een ongekend fenomeen vanuit historisch perspectief. Waar in alle voorgaande beschavingen en tijden beroepen grotendeels van vader op zoon over gingen en iemands rol voornamelijk structureel bepaald was, is er nu de drang om zichzelf een plaats in de wereld te verwerven door het omverwerpen van al het voorgaande en reeds bestaande. De roeping van het beroep komt niet langer van buitenaf maar is enkel nog een innerlijke drang, een manifestatie van het ‘werkelijke’ zelf.
Het zichzelf opnieuw uitvinden van elke generatie is de introductie van het zowel letterlijke als symbolische puberale element in onze beschaving. De vader- en moederfiguur zijn niet langer mimetische voorbeelden voor het opgroeiende kind maar figuren die symbolisch gedood en overkomen moeten worden, iets wat in zijn primitieve vorm al door Sigmund Freud werd waargenomen als het oedipuscomplex. Iedere generatie heeft als onderbewust doel de reële en symbolische vernietiging van de in zijn geworpenheid aangetroffen leefwereld. Hier begint dan ook, om een voorbeeld te noemen, onder andere versterkt door de kapitalisering en economisering van de leefwereld, het fenomeen mode. Waar het in de wereldgeschiedenis altijd het geval is geweest dat kleding de uitdrukking was van een bestaande gemeenschappelijke structuraliteit, bijvoorbeeld een functie of regio, is kleding nu verworden tot de uitdrukking van een individualiteit.
Een ander gebied waar hyperindividualisme tot uiting komt, is in de zogenaamde ‘genderidentiteit’. Sinds Simone de Beauvoirs De Tweede Sekse zijn de begrippen man en vrouw volledig gedeconstrueerd. Volgens het ondertussen standaard geworden patroon werden de begrippen geherdefinieerd en onderdrukkend verklaard. De nieuwe genderconstructen die op de ruïnes van de traditie zijn gebouwd, omvatten ondertussen vele honderden genderidentiteiten waarbij pure subjectiviteit de identiteit bepaalt. We zijn hiermee aan een totale omkering van de identiteitsbepaling gekomen. Waar vroeger het individu bepaald werd door zijn geworpenheid in een bepaalde structurele context (zijn familie, zijn overerfde beroep, zijn dorp of stad, zijn land) bepaalt nu het individu zelf, ideaaltypisch, volkomen zijn eigen identiteit. Dit alles zonder gebondenheid aan objectieve en pre-existerende structuren. Het individu is de totale bepalingsgrond geworden van zijn eigen identiteit en bij een conflict tussen objectiviteit en subjectiviteit delft de eerstgenoemde het onderspit en wordt deze vervolgens onderdrukkend verklaard.
De prijs van het hyperindividualisme
Maar waar leidt deze hyperindividualiteit toe? Structuren brengen orde aan in een beschaving en deze ordentelijkheid is een voorwaarde voor een stabiele beschaving. De destructuralisering die door onder andere door hyperindividualisering op gang is gebracht, leidt dan ook tot een civilizationele crisis. Immers vaste structuren verliezen hun legitimiteit, worden steeds tijdelijker en vergankelijker, en existeren uiteindelijk überhaupt steeds minder. De structuren die er nog wel zijn, zijn steeds vluchtiger en onbestendiger geworden, van huwelijken tot en met gemeenschappen. Onderdeel zijn van een structuur is niet meer een extern bepaalde noodzakelijkheid die tevens door een externe moraal normatief afgedwongen wordt maar een volledig individuele keuze. Zo is het formele verbod op scheiden opgeheven en is daarop aansluitend maatschappelijke het taboe op scheiden definitief verbroken, dit alles tot celebratie van de fetisjisten der vrijheid. Zoals keer op keer blijkt is echter het gebrek aan structuren schadelijk voor alle betrokkenen en uiteindelijk schadelijk voor het maatschappelijk weefsel. Zo blijkt uit alle onderzoeken dat scheidingen een negatieve impact hebben op de cognitieve en sociale ontwikkeling van kinderen, leidend tot allerhande disfunctionaliteit, van leerachterstanden en verslavingen tot criminaliteit.6 Taboes zijn dus in tegenstelling tot wat onze cultuur ons voorhoudt nuttig, immers zijn zij vaak de uitdrukking van de morele fundering van de structuren die onze samenleving bij elkaar houden. En dan zijn de meest vluchtige vormen van structuren nog niet eens in ogenschouw genomen.
De Reactionair
Boekenwinkel
Ondek onze grote collectie boeken, zoals De seksuele revolutie, in onze boekenwinkel.
De digitale wereld is de technische representatie van hyperinidividualisme pur sang. Het volledig ontlichaamde individu creëert online compleet zijn fictieve representatie van zijn identiteit. Digitaliteit vereist namelijk geen materialiteit, enkel subjectieve geest. De digitale identiteit neemt deel aan diverse onlinestructuren die op elk moment ingewisseld en verlaten kunnen worden voor andere structuren. Het is het ultieme en complete verval van gegeven structuren in de tijdigheid die voortkomt uit het hyperindividualisme. Zoals de lezer zal concluderen, zal dit proces alleen nog maar versneld worden met de toenemende digitalisering van onze leefwereld en daarmee lijkt de dystopie van de volledig gefictionaliseerde hyperindividuele identiteit onherroepelijk ophanden te zijn.
De destructie van structuren door hyperindividualisme leidt ons langzaam op het pad van de destructie van onze beschaving. Willen we dit voorkomen dan zullen politieke maatregelen niet genoeg zijn. Politiek is namelijk slechts een epifenomeen van de metafysische vooronderstellingen van een maatschappij. De grenzen van het mogelijke zijn extrapolitiek bepaald. Willen we deze duistere dystopie voorkomen dan moeten we de metafysische vooronderstellingen van de postmoderniteit uitdrijven. Het contranarratief uitgaande van een transcendente werkelijkheid staande boven de puur subjectieve immanentie moet weer leidend worden als metafysisch beginsel van onze beschaving. Een moeilijke maar noodzakelijke taak – een taak waarbij veel op het spel staat – namelijk onze gemeenschappelijke menselijkheid in ontologische zin.
Jean-Paul Sartre: l’existence précède l’essence. ↩︎
Siedentop, L. (2014) Inventing the Individual: the Origins of Western Liberalism. London: Penguin Random House UK. ↩︎
Dit wil niet zeggen dat er in zijn geheel geen direct contact was tussen het individu en het transcendente. Bij sommige rituelen was en is er via een priesterlijke bemiddeling direct contact tussen het individu en het goddelijke, bijvoorbeeld in het sacrament van de eucharistie. ↩︎
Immanuel Kant - Beantwortung der Frage: Was ist Aufklärung? ↩︎
Jean-Jacques Rousseau - Du contrat social ou principes du droit politique. ↩︎
Zie Carlson, M. and Corcoran, M. (2001). Family structure and children’s behavioral and cognitive outcomes. Journal of Marriage and the Family 63 (3): 779–792; Jaffee, S., Moffitt, T., Caspi, A. and Taylor, A. (2003) Life With (or Without) Father: The Benefits of Living with Two Biological Parents Depend on the Father’s Antisocial Behavior. Child Development 74 (1): 109–126. ↩︎
Calvin
Intan
Sam van Gent