Kafkaistan, democratie bedreigd door autocratie en fascisme
Een inleiding op de gevaren voor de democratie
PolitiekTerwijl de verkiezingen weer voor de deur staan, heerst er een vrij breed gevoel van wantrouwen onder de kiezers. In veel westerse landen geven burgers blijk weinig vertrouwen te hebben in hun politici en de democratie en de verdeeldheid tussen diverse bevolkingsgroepen is groot. Wat is de diepere achtergrond hiervan? Econoom en socioloog Frits Bosch stelt en beantwoordt in zijn nieuwe boek Kafkaistan, democratie bedreigd door autocratie en fascisme vier fundamentele vragen: 1. Wat is de oorsprong van onze toxische polarisatie binnen de westerse maatschappij? 2. Wat zijn de verschijnselen hiervan? 3. Wat is de uitwerking hiervan? 4. Wat vormt een uitweg?
De naam Kafkaistan refereert aan de Tjechisch-Duitse auteur Franz Kafka en de tijd waarin hij leefde. Begin vorige eeuw was een tijd van dwang, achterdocht en rechteloosheid. “Blijf daarvan weg!”, zo waarschuwt Kafka ons. Geven we daaraan gehoor? Frits Bosch beschrijft in een drieënzestigtal essays de actuele problematiek en de mogelijkheid om het tij te doen keren. Juist in deze verkiezingstijd verschaft dit boek de kiezer inzicht en visie. Frits Bosch geeft Reactionair de benadering van zijn boek.
De Britse staatsman en Nobelprijswinnaar Sir Winston Churchill begon zijn toespraak in het Britse Lagerhuis (House of Commons) op 11 november 1947 als volgt: “no one pretends that democracy is perfect or all-wise. Indeed, it has been said that democracy is the worst form of government, except for all those other forms that have been tried from time to time.” Met ‘alle andere vormen die geprobeerd zijn’ - en nog steeds volop geprobeerd worden - bedoelde Churchill wellicht autocratie en fascisme. Autocratie en fascisme stel ik later aan de orde, maar eerst komt democratie aan bod. Daartoe start ik bij de bakermat van de democratie, het oude Griekenland, zo’n drieduizend jaar geleden. Griekenland was toen een cultuurregio op het Balkanschiereiland en op de eilanden in de Egeïsche Zee, waaraan sinds 3000 v.Chr. hoogstaande culturen voorafgingen, zoals de Minoïsche en de Myceense beschaving. De duistere eeuwen die rond 1180 aanvingen gingen over in de Archaïsche periode (800–480 v.Chr.), waarin de klassieke oud-Griekse staatsvorm van de polis (stadstaat) ontstond. De Klassieke periode (500–323 v.Chr.) wordt beschouwd als de bloeiperiode met als voornaamste gebeurtenissen de oorlogen die het oude Griekenland naar de rand van de afgrond brachten, de Perzische Oorlogen en Peloponnesische Oorlog. Het was ook de tijd van de drie filosofen die het westerse denken grondig beïnvloed hebben: Socrates, Plato en Aristoteles.
De Griekse polis Athene, bestaande uit de stad Athene en het omliggende gebied Attika, stond tussen 508 v.Chr. en 322 v.Chr. onder direct democratisch bestuur. Deze Atheense democratie geldt nu als de oudste democratie ter wereld. Belangrijke politieke beslissingen in de stad werden genomen door een Volksvergadering, samengesteld uit de mannelijke burgers van achttien jaar en ouder. Vrouwen, slaven en vreemdelingen waren uitgesloten van deelname aan de vergadering. De deelnemers hadden zo’n veertig maal per jaar spreekrecht en stemrecht over wetgeving. Een raad van vrijwillige burgers, diende voorstellen in ter stemming. Ook de rechtspraak was democratisch georganiseerd in de vorm van volksrechtbanken. Andere Griekse poleis stelden ook een democratie in, en hoewel ze meestal het Atheense model volgden, was er geen enkele zo machtig en stabiel als die van Athene. De publieke opinie voor de stemmers werd beïnvloed door de politieke satire die uitgevoerd werd door komische dichters in de theaters. De eerste democratische wetgeving - 620 v.Chr- kwam van de wetgever Draco. Deze was zeer streng: “draconisch”. Later werd deze wetgeving verzacht door Solon (600 v.Chr). Solon voldeed aan het verzoek van de Atheners om wetgeving te maken op voorwaarde dat niemand, behalve hijzelf, er iets aan mocht veranderen. De Atheners stemden ermee in. Na het voltooien van zijn wetgeving verliet Solon Athene om nimmer terug te keren! Helaas was er tussen de adel, boeren en burgers onderling veel strijd, wat resulteerde in de alleenheerschappij van Pisistratos en later Hippias rond 560 – 510 v.Chr. De Atheense democratie ging ten onder door toedoen van de Macedoniërs in 322 v.Chr. De Atheense instellingen werd later nieuw leven ingeblazen, maar er was geen sprake meer van een directe democratie.
De Reactionair
Boekenwinkel
Ondek onze grote collectie boeken, zoals De seksuele revolutie, in onze boekenwinkel.
Met het verdwijnen van de oude Griekse cultuur verdween ook de democratie om pas vele eeuwen later weer op te duiken in Europa. De Verlichting, de cultureel-filosofische stroming in de achttiende eeuw in Frankrijk, speelde hierbij een belangrijke rol. De Verlichting stond voor bevordering van de wetenschap en intellectuele uitwisseling. Kenmerkend voor de Verlichting was een toename van het vertrouwen op de rede en minder op religie en tradities, waarvan de prominente rol afnam. De filosofen in die tijd waren een inspiratiebron om naar een nieuwe bestuursvorm van het land te gaan. Het traditionele beeld van macht en politiek was tot de achttiende eeuw gebaseerd op het goddelijke recht. De vorst had zijn macht van God gekregen en niemand kon hoger staan. In de Verlichting dacht men hier anders over. Het idee van bestuurlijke macht berustte volgens verlichte denkers op volkssoevereiniteit. De hoogste macht lag bij het volk en de vorst heeft dus zijn macht te danken aan het volk. De Britse filosoof, econoom, arts en liberaal John Locke (1632-1704), de Franse filosoof en socioloog Charles de Montesquieu (1689-1755) en de Franse filosoof, auteur, componist en pedagoog Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) vonden dat de staatsmacht beperkt moest blijven ten gunste van de vrijheid voor het individu. Baron Charles de Montesquieu kwam met zijn ‘trias politica’, scheiding van de machten, in uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht. In plaats van de zuivere directe democratie van de Griekse oudheid ontstond in de negentiende eeuw democratie als een meer indirecte vorm van volksheerschappij. De Verenigde Staten heeft de oudste parlementaire democratie; de Democratische Partij in de Verenigde Staten werd opgericht op 8 januari 1828, de Republikeinse Partij in 1854. Sinds 1848 is Nederland een parlementaire democratie. De parlementaire democratie is dus betrekkelijk jong. Parlementaire democratie houdt nu in dat burgers vertegenwoordigers aanwijzen om hun belangen te behartigen. Hedendaagse democratie is een staatsideologie waarin het volk soeverein is. Door middel van verkiezingen geven burgers legitimiteit aan de beslissingen van volksvertegenwoordigers. Op deze manier is draagvlak voor wetgeving gewaarborgd. De Amerikaanse president Abraham Lincoln (1809-1865): “Democratie is regeren van het volk, door het volk en voor het volk”.1 In de praktijk betekent dit dat het volk geregeerd wordt door een meerderheid en dat de minderheid zich hierbij moet neerleggen. Maar de meerderheid zal via erkende vertegenwoordigers regeren voor allen en niet alleen ten behoeve van de meerderheid. Of dit gebeurt is een tweede.
Het begrip democratie is multi-interpretabel en kan voor diverse doeleinden gebruikt worden. Fascisten wezen de parlementaire democratie af, maar zij prezen hun eigen staatkundige systeem als een hogere vorm van democratie. De Italiaanse fascist Benito Mussolini (1883-1945) hekelde de parlementaire democratie “die het volk gelijkstelt aan het grootste getal”, maar huldigde tegelijkertijd de fascistische corporatieve staat als “de eerlijkste vorm van democratie” omdat deze het volk kwalitatief en niet kwantitatief beoordeelde. De dictator omschreef het fascisme als “een georganiseerde, gecentraliseerde, autoritaire democratie”. De fascist Antonio Gentile noemde de fascistische staat zelfs “een democratische staat par excellence”. Ook het woord ‘fascisme’ wordt vaak misbruikt. Vladimir Poetin doet voorkomen alsof hij antifascistisch is en beschuldigt het westen van fascisme, maar in zijn denken en handelen is hij fascistoïde, zoals hierna zal blijken. De secretaris-generaal van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie Leonid Brezjnev (1906-1982) veranderde de betekenis van het woord ‘fascisme’ met “de eeuwige strijd tegen het Westen” in “anti-Russisch”. Russen kunnen dus veilig fascistoïde zijn, want de betekenis van het woord ‘fascisme’ is voor hen anders gemaakt. Begrippen als ‘democratie’ en ‘fascisme’ kunnen gemanipuleerd worden; ze zullen hiertegen immers niet protesteren. Als Mussolini democratie hekelt als de bestuursvorm die het volk gelijkstelt aan het grootste getal en als Brezjnev fascisme de eeuwige strijd tegen het Westen noemt, dan kan men er vanuit gaan dat de bedoeling is om te stigmatiseren. Het stigma wordt niet gehanteerd om vrede te scheppen maar om de tegenpartij uit te sluiten. Men creëert het conflict, met een hopelijk gunstige oplossing voor degene die dat conflict aangaat. De wijze waarop taal gehanteerd wordt is van groot belang voor het duiden van onderwerpen, symbolen en tradities. Als er al bij de start van een discussie geen overeenstemming is over de basale omschrijving van de begrippen die gebruikt worden, dan lijkt een voortzetting van het gesprek weinig zinvol.
Ik meen dat de huidige toxische polarisatie in ons werelddeel deels terug te voeren is tot stigmatiserend taalgebruik. Daarom start ik in dit boek de essays met een omschrijving van het betreffende onderwerp. Ik doe dit zo zorgvuldig mogelijk, zonder te pretenderen hierin volledig geslaagd te zijn.
Terug naar democratie; democratie zoals wij dat kennen in het westen is een bestuursvorm waarin de wil van het volk de bron is van legitieme machtsuitoefening. Deze bestuursvorm is gebaseerd op het menselijke gelijkheidsbeginsel. Niemand heeft meer recht dan een ander om bepaalde wetten vast te stellen en beslissingen te nemen. Deze bestuursvorm wordt door velen beschouwd als het meest humaan omdat het tegemoet komt aan individuele zeggenschap over maatschappelijke ontwikkelingen van het land. Het is daarom te betreuren dat democratie in vele westerse landen in zwaar weer verkeert, terwijl de politieke verdeeldheid in die landen sterk is toegenomen. Zou er een verband zijn tussen die twee variabelen? Ik start met mijn geboorteland Nederland. Nederland is één van de rijkste landen ter wereld, gemeten aan het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking. Het land kent vele succesvolle bedrijven, een toonaangevende agrarische sector en heeft een rijke bovenlaag qua vermogen. Het is een land met een rijke cultuur en historie, waarin onze schilders of antieke bouwwerken als de windmolens een beduidende plaats hebben op wereldlijk niveau. De plantsoenen zijn keurig aangeharkt en alles is goed geregeld. Zo willen we het graag zien, maar het land is verdeelder dan ooit, het heeft minder zelfvertrouwen. De Nederlandse verzorgingsstaat brokkelt af naar ieder voor zich. Nederland had één van de beste pensioenstelsels ter wereld gebaseerd op solidariteit, maar de loyaliteit verdwijnt. Het sociaal contract staat op losse schroeven, het consumentenvertrouwen is laag; de prijzen zijn hoog en de verarming neemt toe. Steeds meer mensen maken gebruik van de voedselbank. Miljoenen straatarme immigranten zijn het land binnengekomen en de criminaliteit stijgt. Nederland is drugsland nummer één met Rotterdam als centrum van cocaïnesmokkel. Publieke figuren als politici en advocaten worden met regelmaat bedreigd. Onderwijs holt achteruit met kinderen die onvoldoende leren rekenen en schrijven. De zorg in het land is verslechterd met lange wachtlijsten. Het land worstelt met zichzelf en haar verleden van kolonialisme en slavernij. Het lijdt tot beschuldigingen van racisme en tot afscheid van cultuurgoed en gedachtegoed. Zelfmoord neemt rap toe, vooral onder de jeugd. Sociale wetenschappers verketteren elkaar en sluiten elkaar uit; velen zijn activistisch.
Misschien ben ik te pessimistisch, want Nederland is nog steeds een land van de toekomst voor sommigen, maar voor steeds meer mensen regeert de wanhoop. Nederlanders hebben blijkens onderzoek weinig vertrouwen in de regering en het parlement. Eén op drie Nederlanders heeft geen vertrouwen in de democratie. Hoe staat het met de democratie in andere westerse landen? Niet veel beter. In Duitsland is het kiezersvertrouwen 44%, in Engeland 34% en Frankrijk scoort het laagst van West-Europa met 33%. In Australië verklaart slechts 25% van het electoraat nog vertrouwen te hebben in de politici. In 2007 was dat nog 43% volgens een onderzoek van de Australian National University. Het Australische electoraat noemt de politici een verzameling oude mannen zonder plannen. Het vertrouwen van Canadezen in premier Justin Trudeau is sterk gedaald. De Verenigde Staten zijn allang niet meer het vrolijke land van Frank Sinatra, Dean Martin, Sammy Davis Jr en Marylin Monroe. Amerikanen hebben weinig vertrouwen in president Joe Biden. Het schommelt rond 38%. De tweespalt is groot: Biden wordt tijdens zijn State of the Union door Republikeinen voor leugenaar uitgemaakt. Biden: “MAGA Republicans are threatening our democracy and they are a threat to the very foundations of our country.”2 Hij noemde MAGA-Republikeinen eerder “semi-fascist.” Hij hekelt niet alleen de politieke ideeën van de Republikeinen maar verklaart ze staatsvijandig. In het Westen neemt de polarisatie ernstige vormen aan. Hoe komt dat? Waar is een verkeerde afslag genomen?
In Kafkaistan betoog ik dat het Westen, met Nederland in het bijzonder, naar autocratie en fascisme tendeert. In mijn eerdere artikelen op Reactionair Hoe Karl Marx Europa vernietigde en Blackrock, Vanguard en Goldman Sachs geven daarvan een voorproefje. Dit is niet de weg die we moeten gaan. Ik zet mijn boek af tegen de tijd waarin romancier Franz Kafka leefde, namelijk de Weimarrepubliek (1918-1933), overgaande naar de autocratie en het fascisme in de nazi-periode. Het was een vreselijke tijd waarin mensen elkaar en de overheid niet vertrouwden. Mensen verdwenen van de aardbodem na onduidelijke politieke rechtspraak. Kafka voorvoelde welke ramp zich zou voordoen. Kafkaistan? Ga daar niet heen!
Thomas
“In de praktijk betekent dit dat het volk geregeerd wordt door een meerderheid en dat de minderheid zich hierbij moet neerleggen.”
Het is waarlijk compleet andersom, Zoals Mosca zegt in zijn werk “de heersende klasse”:
“In werkelijkheid is de heerschappij van een georganiseerde minderheid die gehoorzaamt aan een enkele impuls over de ongeorganiseerde meerderheid onvermijdelijk. De macht van een minderheid is onweerstaanbaar ten opzichte van elk afzonderlijk individu in de meerderheid, die alleen staat tegenover het geheel van de georganiseerde minderheid. Honderd mannen die uniform en met een gemeenschappelijk begrip handelen, zullen zegevieren over duizend mannen die niet op één lijn zitten en dus één voor één kunnen worden aangepakt.”
Henk