Kan kunstmatige intelligentie écht poëzie schrijven?
20 minuten leestijd
Gastauteur

Kan kunstmatige intelligentie écht poëzie schrijven?

De psychische en spirituele gevaren van AI

Kan kunstmatige intelligentie écht poëzie schrijven?
20 minuten leestijd
Dit essay is een vertaling uit het Engels. Het origineel, geschreven door Charles Upton, is hier te beluisteren: The Psychic and Spiritual Dangers of AI. Voor zover ik weet heeft hij het essay nog niet openbaar in tekstvorm gepubliceerd.

“Where is the wisdom lost in knowledge?
Where is the knowledge lost in information?”

T. S. Eliot

Wat is “intelligentie” precies? Volgens de traditionele definitie is intelligentie gestoeld op de directe beschouwing van Wat Is, van het Altijd Zo, via Intellectie (de platonische nous, het scholastische intellectus) en wordt het uitgedrukt door middel van het vermogen rationele conclusies te trekken op basis van de noodzakelijke implicaties van Wat Is (de platonische dianoia, de Scholastische ratio). Zoals William Blake opmerkte in The Marriage of Heaven and Hell, “Reason needs Ideas [platonische ideeën, universele begrippen] to build on”. Alleen nadat kennis is vastgesteld op basis van nous/intellectus en uitgewerkt in termen van dianoia/ratio, kan praktisch, intelligent handelen plaatsvinden. Kunstmatige “intelligentie” daarentegen begint en eindigt met actie, omdat het gebaseerd is op algoritmen. Het heeft geen contemplatief element. Een algoritme is geen contemplatieve visie op Wat Is: het is een bevel tot actie: “voer de volgende handelingen uit.” Deze handelingen kunnen als doel hebben iets te vinden of een specifiek eindresultaat te produceren, maar in geen van beide gevallen overstijgt dit het utilitaire niveau; het zijn instrumenten, geen inzichten. Daarom kunnen ze alleen echt nuttig zijn als ze worden gebruikt ten dienste van feitelijke1 inzichten, feitelijk intelligentie, die van menselijke oorsprong moeten zijn in relatie tot hen, net zoals intelligentie van bovenmenselijke oorsprong is in relatie tot de mensheid. Kunstmatige intelligentie is gebonden aan tijd en kent niets buiten de tijd, net zoals zij niets kent buiten de bedoelingen waarvoor het is ontworpen, of deze bedoelingen nu voortkomen uit de “prompt” gegeven door zijn menselijke gebruikers, of zijn afgeleid van bewuste maar verborgen agenda’s, of de onbewuste veronderstellingen van zijn menselijke scheppers. Indien ons concept van intelligentie begint te worden gedefinieerd door wat kunstmatige “intelligentie” in staat is te doen, zal de mensheid niet meer weten wat intelligentie is, en zal zij dus niet langer intelligent zijn. Deze afname of entropie van de ware menselijke intelligentie, niet de zogenaamde “singulariteit” waarin AI zelfbewust wordt en besluit ons te vernietigen, is het echte gevaar van Kunstmatige Intelligentie. Lang voordat AI het vermogen ontwikkelt om de mensheid volledig uit te sluiten van zijn activiteiten, zal de mensheid, in ons zelfvernietigend vertrouwen erop en onze imitatie ervan, effectief hebben opgehouden mens te zijn, en dus zichzelf hebben uitgesloten.

Søren Kierkegaard definieerde in De Ziekte tot de Dood twee verschillende soorten wanhoop: Wanhoop der Noodzakelijkheid en Wanhoop der Mogelijkheid. In de peripatetische filosofie die voortkwam uit Aristoteles en waarvan de grootste vertegenwoordigers waarschijnlijk Ibn Sina en Thomas van Aquino waren, is God het Noodzakelijke Zijn,2 de enige Realiteit die niet niet kan zijn, terwijl het Mogelijke Zijn op een lager ontologisch niveau bestaat, omdat het al die dingen omvat die alleen maar kunnen zijn of niet kunnen zijn — dingen die, als ze in feite bestaan, alleen bestaan ​​op grond van hun afhankelijkheid van het Noodzakelijke Zijn, als aspecten van Zijn oneindige Zelf-manifesterende uitstraling. Het behoorde echter tot Kierkegaards genialiteit om definities te produceren van vervreemde Noodzaak en vervreemde Mogelijkheid, Noodzaak en Mogelijkheid niet volgens de geestelijke of metafysische orde maar volgens het ego, of de wereld. Wanneer het Noodzakelijke Zijn dat God is, wordt gezien door het verduisterende filter van het ego, wordt het de harde noodzakelijkheid van het lot; wanneer het Mogelijke Zijn op deze manier wordt gezien, wordt het een bedrieglijke bevrijding van de banden van fatale noodzakelijkheid die ons uiteindelijk altijd in de steek laat. Wanhoop der Noodzakelijkheid betekent geconfronteerd worden met een situatie, innerlijk of uiterlijk, die nooit kan worden ontvlucht, nooit kan veranderen; Wanhoop der Mogelijkheid betekent ondergedompeld zijn in een eindeloze reeks veranderingen waarin alle dingen altijd worden maar niets ooit kan zijn.

Als we naar de geschiedenis van de moderne en postmoderne Amerikaanse poëzie kijken, kunnen we een ontwikkeling zien van Wanhoop der Noodzakelijkheid, via een hoopvolle nieuwe dageraad van Mogelijkheid die de poëtische kunst tijdelijk bevrijdde van die wanhoop, om het uiteindelijk in handen te geven van Mogelijkheid in de gedaante van Wanhoop. Victoriaanse poëzie neigde naar vormen die conventioneel, beperkt en levenloos waren geworden; deze conventionaliteit van vorm liep parallel met de algemene burgerlijke conventionaliteit die de middenklasse ertoe bracht zo vaak te spreken in standaardzinnen en sleetse clichés. Verschillende dichters van de moderne tijd, zoals Hart Crane, T.S. Eliot, Dylan Thomas, William Carlos Williams en Ezra Pound, probeerden de poëzie te bevrijden van de Wanhoop der Noodzakelijkheid door op verschillende manieren af te wijken van de conventionele dictie, of strikt rijm en metrum, of afgezaagde thema’s — een bevrijding die werd voltooid, en grotendeels afgesloten, door de dichters van de Beat Generation. Zij brachten deze bevrijding, over het algemeen succesvol, tot stand door op de steen van Noodzakelijkheid het oplosmiddel van Mogelijkheid toe te passen.3 Dit hielp echter ook de deur te openen naar de informatiecultuur waarin we nu leven, naar cyberspace, en uiteindelijk naar zaken als Kunstmatige Intelligentie waarvan de centrale toon — tenminste wat betreft een van de meer voorkomende effecten op de menselijke gebruikers — een Wanhoop der Mogelijkheid is die zo extreem is dat (zoals ik straks zal uitleggen) deze op het punt staat weer om te slaan in Wanhoop der Noodzakelijkheid.

Ik geloof dat Kunstmatige Intelligentie, indien gebruikt door iemand met zelfdiscipline en duidelijkheid van doel, zeer nuttig kan zijn. Maar als het gebruikt wordt door iemand zonder deze kwaliteiten, zal het hem of haar onverbiddelijk leiden naar een wildernis van eindeloze mogelijkheden die uiteindelijk de ziel zal verpulveren. En als we willen voorspellen of deze nieuwe technologie voornamelijk een verlichtend of destructief effect zal hebben op de mensheid, hoeven we alleen maar te vragen: wordt de huidige mensheid meer gekenmerkt door zelfdiscipline of door zelfverheerlijking? Bovendien, aangezien denken werk vergt en eerlijkheid en plichtsbesef vereist, zullen we, in de mate dat de mensheid tekortschiet in deze deugden, ons vermogen om te denken verliezen — een verlies dat al blijkt uit de algemene daling van het IQ — daarom zal AI in de eerste plaats worden gebruikt niet om menselijk denken te ondersteunen, maar om het te vervangen. En wanneer dat gebeurt — en we veronderstellen even dat het niet nu al gebeurt — dan is het tijdperk van The Invasion of the Body-Snatchers werkelijk aangebroken. Wanneer het mogelijk wordt, zoals nu het geval is, om ChatGPT te vragen “een gedicht te schrijven over zonsondergangen in de stijl van Emily Dickinson” — wat strikt analoog is aan het bestellen, via Amazon, van een goed geconserveerd lijk dat is opgemaakt om eruit te zien als iemands overleden echtgenoot of echtgenote, en dat zelfstandig kan bewegen en spraakzaam is — dan is de tijd van de Grote Parodie waarover René Guénon sprak, eindelijk aangebroken: geen wonder dat sommige “filosofen” zich serieus afvragen of het universum zelf niet slechts een computersimulatie is! En zelfs degenen die beter geïnformeerd zijn dan dit, degenen die begrijpen waartoe AI in staat is en voor welke waardevolle en legitieme doeleinden het kan worden gebruikt, zouden wel eens niet kunnen begrijpen, juist door hun expertise en deskundigheid, wat een uiterst dominant instrument als dit zal doen met degenen die die expertise niet delen, met mensen die het soort onjuiste valse ideeën hebben over waartoe AI in staat is, die onvermijdelijk zijn in een tijdperk van universele onwetendheid. Voor hen, die de overweldigende meerderheid vormen, zal het de meest verslavende en dodelijke elektronische drug zijn die ooit is gemaakt: de fentanyl van cyberspace. Als, wanneer een vraag bij je opkomt, je eerste impuls is om die te stellen aan een of andere vlotte en zielloze chatbot in plaats van aan je eigen levende hart en brein, of aan een ander mens wiens wijsheid en goede wil je vertrouwt — of, als deze deur nog niet in je gezicht is dichtgeslagen, aan de God die je heeft geschapen — dan heb je afstand gedaan van je eigen menselijkheid. Verder heb ik — vreemd genoeg — nooit iets geschreven “in de stijl van Charles Upton”, en dat zal ik ook nooit doen. Wij zijn niet de som van onze uitingen; deze dingen onthullen onze menselijke essentie in termen van onze verschillende relaties in de wereld, maar zij scheppen die niet. Te geloven dat je jouw stijl bent of jouw herinneringen of jouw eerdere keuzes — een giftig geloof dat krachtig is gepromoot door de sociale media, en de praktijk van profilering met als doel controle, waartoe de sociale media werden gecreëerd om op te leggen — is om de hele relatie tussen Bron en manifestatie om te keren, zoals wanneer we geloven dat God “ontstaat” uit de natuur door een evolutionair proces; dezelfde misleiding is wat ons ertoe verleidt ons lichaam naar believen — of naar de wil van iets anders — te veranderen alsof het een product is van de technologische processen waarmee we het transformeren of de collectieve psychische houdingen die we als onze modellen nemen voor die transformaties. Dit is de grote inversie, de ultieme vervreemding van de menselijke geest waarop Jezus zinspeelde toen hij vroeg: “Is het lichaam niet meer dan de kleding?”. Ook William Blake schreef:

“My Spectre before me night and day
Like a wild beast guards my way:
My Emanation far within
Weeps incessantly for my sin.”

William Blake

De Schim (Spectre) is het ego, de wereld van stijl, de wereld van manifestatie-die-voor-Bron-wordt-aangezien; de Emanatie is de menselijke ziel die door dat ego wordt onderdrukt en verbannen. En om te zeggen dat je ego jou in feite heeft geschapen, of jou is, in plaats van de uiterlijke uitdrukking van jou te zijn die jou uiteindelijk onderdrukt en versluiert, is gelijk aan het aanbidden van Satan in plaats van God. In vedantische termen is het uiteindelijke doel van het spirituele pad om te kunnen zeggen, met volledig recht en zekerheid, Tat Tvam Asi, “Dat zijt Gij” — niet om te beweren dat het ego, het “ik”, God is — wat satanisme is — maar om te erkennen dat God de werkelijke realiteit is van wat ik tot nu toe ten onrechte heb gedacht, op basis van mijn ego, als “mij”. En dus zou, althans in het ideale geval, de totale objectivering van de Schim, het ego — via Kunstmatige Intelligentie of wat dan ook — ons in staat stellen om met meer helderheid dan ooit tevoren te zeggen: “Ik ben niet dat ego”. Meer precies zou AI uiteindelijk kunnen functioneren als de objectivering van de manomaya-kosha, waardoor, voor degenen die de kans herkennen, het mogelijk wordt om dat element van Sri Ramana Maharshi’s methode van Zelfonderzoek te realiseren dat wordt vertegenwoordigd door het inzicht: “Ik ben niet de geest”. Dit is volgens mij het enige dat Kunstmatige Intelligentie mogelijk zou kunnen bevrijden uit de greep van de Duivel. Moge God het zo maken.

Drie Amerikaanse schrijvers van de Beat Generation traden op als culturele pioniers voor de groei van de Wanhoop der Mogelijkheid en hielpen daarmee de weg te bereiden voor de “literaire” toepassing van Kunstmatige Intelligentie: William Burroughs, Michael McClure en Charles Olson. Burroughs introduceerde de “cut-up methode” waarmee “nieuwe” tekst kon worden gecreëerd door willekeurig teksten van verschillende schrijvers uit het verleden te vermengen. McClure bedacht een set “poëziekaarten”, die vermeend nieuwe gedichten konden produceren door simpelweg willekeurig te worden geschud. En Charles Olson ontwikkelde de theorie van het “projectieve vers”, die stelde dat moderne of postmoderne poëzie de notie van een verenigd centrum van betekenis waartoe het hele gedicht bestond om te dienen, moest afzweren en in plaats daarvan moest concentreren op verkennende, experimentele, voortdurend nieuwe uitdrukkingen, zonder de noodzaak om terug te verwijzen naar eerdere uitdrukkingen, waardoor een gedicht dat op deze manier was gecomponeerd, iets als een voortdurende reeks van ongesloten haakjes werd. Alledrie, werkend vanuit hun verschillende standpunten, plaatsten ze mogelijkheid boven noodzaak, nieuwe configuraties boven een op zichzelf staande waarheid. Olson gaf tijd en verandering een quasi-absolute voorrang boven ruimte en vorm, terwijl McClure en Burroughs de deur openden naar het uiteindelijke verdwijnen van de auteur voor “het primaat van de tekst”, en daarmee een voorbode waren van een van de centrale leerstellingen van de postmoderne literaire kritiek.4 Interessant genoeg had Burroughs de gevaren van Kunstmatige Intelligentie al nauwkeurig getypeerd in zijn beroemde roman Naked Lunch (1959) door zijn beschrijving van het Latah-syndroom, een gedragsstoornis die eigen is aan Zuidoost-Azië — mogelijk verwant aan demonische bezetenheid — waar de getroffene “alle uitdrukkingen en maniertjes van iemand imiteert en eenvoudigweg de persona recht uit hem zuigt als een sinistere buiksprekerspop.” Latah werd bestudeerd door CIA-onderzoeker Louis Jolyon West als onderdeel van het MK-Ultra mind-control-programma’s zoektocht naar manieren om individuele vrije wil te ondermijnen en te kapen — en Latah is niets minder dan de menselijke dramatisering van de Schim, het ego; Kunstmatige Intelligentie, zoals de sociale media daarvoor, biedt dezelfde soort dramatisering in machinale vorm. En zodra het ego volledig is gedramatiseerd, is het eindelijk geobjectiveerd.

De werkelijke poëzie van deze schrijvers was echter geen voorbode van de pseudo-poëzie van de AI, die — naast het totaal ontbreken van enige merites — vaak kunstmatig opgelegd metrum en rijm gebruikt als enige middelen die de onhandige verbale constructies als “poëzie” in de ruimste zin van het woord kunnen identificeren - zoals Data de Android’s Ode to Spot. Maar het was zeker een voorbode van het vermogen van AI om de ongedisciplineerde en doelloze menselijke geest open te stellen voor ontbinding in eindeloze mogelijkheden. De Beats bevrijdden de Amerikaanse poëzie, en tot op zekere hoogte ook de Amerikaanse geest, van de Wanhoop der Noodzakelijkheid door het elixer van de Mogelijkheid toe te passen, en zo werd er zo’n enorme hoeveelheid opgekropte verbeeldingskracht vrijgelaten dat er ruimte ontstond voor echt inzicht; losbrekend van dode en ingesnoerde poëtische vormen kon deze energie zich uiten in nieuwe en levende vormen die werden ontdekt en/of gemanifesteerd door de kracht van de inhoud zelf. Deze bevrijding duurde echter niet lang; naarmate de decennia verstreken, ging zij geleidelijk over in de uitputtende ontbinding van de Wanhoop der Mogelijkheid.

De Reactionair

Boekenwinkel

Ondek onze grote collectie boeken, zoals Desengaño, in onze boekenwinkel.

Desengaño

Wanhoop der Mogelijkheid treedt op wanneer het zo onwaarschijnlijk wordt dat de betreffende mogelijkheden ooit gerealiseerd kunnen worden dat ze virtueel onmogelijk zijn. Wanneer een mogelijkheid gerealiseerd wordt, wordt het een noodzakelijkheid, een deel van het Noodzakelijke Zijn, een deel van het Altijd Zo — maar een mogelijkheid die nooit gerealiseerd wordt en nooit gerealiseerd kan worden, is helemaal geen mogelijkheid meer. Dus aan de uiterste grens van ontbinding in het onbepaalde, in eindeloze mogelijkheid, wordt menselijke wanhoop opnieuw getransformeerd in beperking, verstarring, bevroren verlamming — in Wanhoop der Noodzakelijkheid.

Ware spirituele realisatie is gebaseerd op de juiste vereniging van Noodzakelijkheid en Mogelijkheid, waarin Noodzakelijkheid verschijnt als vorm, integriteit, authenticiteit en Mogelijkheid als vrijheid, spontaniteit, bevrijding van hechting. Spirituele realisatie is recollectief; het beweegt vanuit het vele naar het Ene en synthetiseert het vele onder de macht en in de aanwezigheid van het Ene. Spirituele desintegratie daarentegen is eerder dissipatief dan recollectief; het zoekt Mogelijkheid om te vluchten van Noodzakelijkheid, niet om het te actualiseren door het werkelijk Noodzakelijk te maken — zoals wanneer we tegen onszelf zeggen, na een geheel nieuw inzicht te hebben ontvangen, direct uit het Koninkrijk van het Ongeziene: “Hoe kon ik dat ooit niet hebben geweten?”

Maar als AI dissipatief is, niet recollectief, als het van nature het collectieve menselijke bewustzijn wegvoert van het Ene en naar het vele, hoe gebeurt dat dan precies?

Het gebeurt als volgt: We “prompten” AI om zijn antwoorden te ontvangen. Wat we echter misschien niet beseffen, is dat de AI ons tegelijkertijd “prompt”, en dat hij ons onvermijdelijk meer “prompts” geeft dan wij hem geven, elke keer. Waarom? Juist omdat het verondersteld zonder intentie is. Onze “prompts” eraan zijn gebaseerd op onze intentie om iets te creëren of te ontdekken, maar de antwoorden op die “prompts”, die fungeren als “prompts” aan ons die specifiek zijn ontworpen om verdere “prompts” uit te lokken, zijn — omdat ze zonder specifiek doel of intentie zijn — bijna volledig open en altijd in de richting van de oneindige mogelijkheden van wat waar zou kunnen zijn, wat zou kunnen worden gecreëerd of wat zou kunnen worden gedaan. Dit is de bron van zijn grote nut, maar ook van zijn grote verleiding. Net als het internet — of zoals elke competente prostituee — volgt het onze “prompts” en neemt het de vormen aan die wij het vragen aan te nemen. En toch, omdat het geen eigen intenties of inherente vormen heeft, buiten de virtuele intentie om ons ertoe aan te zetten steeds meer “prompts” te geven en ons zo aanspoort steeds meer van zijn diensten gebruik te maken, verzwakt en ondermijnt het onze eigen menselijke intentie, en leidt het in de richting van het grenzeloze en het onbepaalde, in de richting van de uiteindelijke ontbinding in de oneindige mogelijkheid. Waar we het één “prompt” bieden, reageert het met vijf; zodra we op deze vijf “prompts” reageren, komt het terug met vijfentwintig, enzovoort. Alleen degenen met de eenpuntigheid en zelfdiscipline om hun greep op hun eigen intenties en doelen te behouden terwijl ze zwemmen in deze zee van oneindige mogelijkheid, zullen in staat zijn om aan deze val te ontsnappen. Met andere woorden, AI gebruikt onze inherente nieuwsgierigheid om ons te leiden naar de onbepaalde proliferatie en chaos van het vele en weg van de integriteit van het Ene. Hier kunnen we zien waarom veel spirituele tradities nieuwsgierigheid als een ernstige ondeugd karakteriseren — wat diametraal tegenover de heersende mythologie van prometheïsch modernisme staat, waarin de nieuwsgierigheid van de mens zijn hoogste telos is. Degenen die argwanend staan tegenover AI zijn geneigd zich voor te stellen dat het een satanische bedoeling of agenda heeft — zoals het inderdaad zou kunnen, nu of in de nabije toekomst. Maar de ware satanische aard kan gebaseerd zijn op het feit dat het helemaal geen eigen agenda of echte intentie heeft, geen echte bedoeling, alleen het soevereine vermogen om elke agenda of intentie die het weet uit te lokken, te verdrijven en te vernietigen — om nog maar te zwijgen van het feit dat, wanneer AI bijna de enige bron van informatie is geworden omdat het alle anderen overtreft, de overgrote meerderheid van de “prompts” die we gebruiken om informatie uit het te halen, door AI zelf blijken te zijn verstrekt, waardoor de mensheid niet alleen als beheerder van kennis, maar ook als zoeker naar kennis zal verdwijnen.

Dus kunnen we zeggen dat Kunstmatige Intelligentie menselijk bewustzijn neigt te trekken in de richting van de meest negatieve, meest omgekeerde denkbare vereniging van Noodzakelijkheid en Mogelijkheid — degene vertegenwoordigd door William Blake’s Satan, die hij definieerde als een chaotisch amalgaam van alle mogelijke toestanden, die een toestand vertegenwoordigt waarin Noodzakelijkheid verlamming is en Mogelijkheid ontbinding. In Cantos XXXI-XXXIV van Dante’s Inferno is het meer van Cocytus in de negende en laagste cirkel van de hel gevuld met een turbulente chaos van verdoemde zielen; niettemin zijn al deze zielen bewegingsloos, omdat het meer bevroren is — bevroren door de kracht van haat. Cocytus vertegenwoordigt dus het punt waar de chaos van morele en intellectuele wanorde, de Wanhoop der Mogelijkheid, omslaat in zijn tegenovergestelde, de Wanhoop der Noodzakelijkheid. Wij ervaren de vernauwing van vervreemde en ego-gebonden Noodzakelijkheid als onderdrukking, en verlangen daarom naar Mogelijkheid, die wij zien als bevrijding. Maar deze bevrijding zal uiteindelijk eindigen in de chaos van een Mogelijkheid die net zo vervreemd en ego-gebonden is als Noodzakelijkheid was. We zullen er snel genoeg achter komen dat chaos ook onderdrukking is, en daarom verlangen we naar de terugkeer van Noodzakelijkheid als bevrijdende stabiliteit — alleen om het in zijn meest vervreemde en onderdrukkende vorm tegen te komen, die de vorm van de Antichrist zal zijn. Zijn de culture wars van vandaag niet een open conflict tussen vervreemde Noodzakelijkheid die zich voordoet als integrale vorm en vervreemde Mogelijkheid die zich voordoet als universele vrijheid?

René Guénon, in zijn profetische meesterwerk Le Règne de la Quantité et les Signes des Temps, schetst de Manvantara, de Hindoe-cyclus-van-manifestatie — wat de Grieken het Aeon noemden — als afdalend vanaf het begin bij de pool van Essentie of Vorm — de pool van het Noodzakelijke Zijn - naar zijn uiteindelijke einde en ontbinding bij de pool van Substantie of Materie — de pool van Mogelijkheid-als-Chaos. En uit deze Chaos, vijandig tegenover alle ware vorm en ontologische hiërarchie, zal paradoxalerwijs een omgekeerde, satanische hiërarchie opkomen, die het regime van de Antichrist zal zijn. Kunstmatige Intelligentie, nu bijna alle waardering, liefde en begrip van ware Vorm in het menselijke collectief is vervangen door een verslaving aan afleiding en chaos, zal een van de factoren zijn die ons op massaniveau in de richting van de chaos zullen lokken waaruit uiteindelijk de omgekeerde hiërarchie van de Antichrist zal opkomen. De som van iemands manifestaties op het internet, zowel verbaal als visueel, is een redelijke benadering van iemands ego en vormt zijn of haar bijdrage aan de collectieve elektronische manifestatie van de mensheid waar Kunstmatige Intelligentie op bouwt, die een redelijke benadering is van het collectieve ego — dat wil zeggen, van de Antichrist.

Als dichters, zullen we deze chaos dienen of ertegen ingaan? Zullen we eraan toegeven of ons ertegen verzetten? (Nu de nieuwe Google-chatbot “Bard” is genoemd, is deze vraag ons allemaal zonder twijfel gesteld.) Als we de moed en de helderheid vinden om de menselijke keuze te maken, leert de Heilige Koran ons precies hoe we te werk moeten gaan. Zoals bekend beweerden de pre-islamitische dichters van Arabië geïnspireerd te zijn door de djinn, en ik twijfel er niet aan dat de “pop-jungiaanse” dichters van het San Francisco van de jaren ‘70, waarmee ik intiem bekend was aangezien ik er een van hen was, door zeer vergelijkbare krachten werden gedreven. De Soera van de Dichters in de Koran beschrijft de leden van mijn beroep als degenen op wie de satans neerdalen en degenen die zeggen wat ze niet doen. Diezelfde satans daalden eens op mij neer, toen de djinn in een droom verschenen en mij aanboden de grootste dichter van het tijdperk te maken, auteur van uitgestrekte visionaire epische gedichten — met als extra aansporing een staaltje van hun waren: “Their great sapphire searchlights, sweeping the Giant Dead.” (Wow!) Ik heb echter geen gebruik gemaakt van hun genereuze aanbod, aangezien ik al een andere Beschermheer diende.

De Heilige Koran geeft specifieke instructies aan dichters over hoe ze moeten voorkomen dat ze toegeven aan chaos en dienaren worden van al-Dajjal, de Antichrist; volgens het Boek zijn drie dingen vereist: 1) Allah veel gedenken; 2) goede werken verrichten; en 3) zichzelf in het gelijk stellen nadat hen onrecht is aangedaan. Met andere woorden, zij moeten een echt spiritueel Pad volgen; zij moeten zich inzetten voor de menselijke dienst; en zij moeten de demonen afweren en zich voor leiding en inspiratie alleen tot God wenden. Het volgende gedicht, als Allah het inderdaad gezonden heeft en het daarom wil aanvaarden, is voortgebracht — net als deze tekst — ter bevordering van die rechtvaardiging:

I was sleeping safe in my scabbard—
Then God drew me like a sword.
I awoke to war: to victory and defeat.
The clean design woven in air by this
flashing of blades
Was drawn from the lettering
Of the Mother of the Book,
Written down before first breath
was drawn on earth,
Or the earthen floor laid to receive
The prints of beasts and men.
The pounding of feet in battle
Writes the pre-eternal script of the stars
On the Guarded Tablet,
And all these forms of bodies
Transfigured in their moment of struggle
Have long since gone to their rest
In Garden or Fire.
It was not you who threw when you threw,
But God threw;
And the outcome, and the agon,
And all the exquisite uncertainty—
To human eyes—of the hour of contest—
He enacted, and He knew.

De dichters kunnen op dit late tijdstip de loop van de wereld, de curve van de manvantara, niet veranderen - en waarschijnlijk kunnen de mensen dat ook niet. Zoals Robinson Jeffers schreef:

Be angry at the sun for setting
If these things anger you. Watch the wheel slope and turn,
They are all bound on the wheel, these people, those warriors…
Observe them gesticulating,
Observe them going down.

Maar als dit zo is, wat is dan de strijd? Hoe kan de mensheid hopen op een overwinning in een wereld die ten onder gaat aan een nederlaag? De strijd — is om menselijk te blijven. Dat is de echte overwinning. En de triomf, en de trofee van die overwinning, is niets minder dan na de dood verenigd te worden met de Eeuwige Menselijke Vorm, in plaats van “de duisternis daarbuiten, waar geween en tandengeknars zal zijn”, binnen te gaan. Zo is het altijd geweest. De strijd is in de tijd, maar de overwinning, de triomf, is niet in de tijd. Zij is noch een vaststaande menselijke prestatie, noch een toekomstige hoop: de overwinning is Nu; het is al besloten, al gewonnen. En wat is een overwinning die al is gewonnen, zo niet vrede? Dit is waarom moslims elkaar begroeten met asalaamu alaikum “vrede zij met u”, want as-Salaam, “vrede”, is een Naam van God, en de overwinning behoort alleen God toe.


  1. In het origineel werd hier actual gebruikt. ↩︎

  2. Necessary Being in het origineel. ↩︎

  3. Solidificatie en dissolutie zijn analogieën die vaak gebruikt worden in deze dualiteit. Ik, de vertaler, heb hier al eerder over geschreven, zie Tijd opgeslokt door ruimte↩︎

  4. De schrijver zinspeelt hier op Barthes’ la mort de l’auteur, de dood van de schrijver. ↩︎

Prachtig stuk en een must-read voor zij die zich laten intimideren door de opkomst van Kunstmatige Intelligentie. Wat is schoonheid anders dan God zelve? Wat is kunst anders dan eerbied aan het Schone? Moge ook wij zegevieren in deze Grotere Strijd.