Over Niets
4 minuten leestijd
Jan de Maansnijder

Over Niets

De uitersten ontmoeten elkaar in het niets

Over Niets
4 minuten leestijd
Dit is een vertaling van het essay ‘On Nothing’, het origineel is hier te lezen.

“Met de naam 'Niets' wordt de onuitsprekelijke en onbegrijpelijke en ontoegankelijke schittering van de Goddelijke Goedheid bedoeld, die onbekend is voor alle intellect, hetzij menselijk of engelachtig, (...) vandaar dat de ontoegankelijke schittering van de hemelse machten in de theologie vaak 'Duisternis' wordt genoemd.”

Johannes Scotus

Apofatische theologie tracht God uit te drukken door te zeggen wat Hij niet is. Dit omdat het zich ervan bewust is dat God niet kan worden uitgedrukt. Want Hem op een bepaalde manier uitdrukken zou een beperking van Hem zijn, en proberen het Oneindige te beperken is een dwaze onderneming, misschien zelfs een grote, zo niet de grootste zonde. Zo zeggen wij dat God niet de wereld is maar bóven de wereld, niet het Goede maar bóven het Goede, niet het zichtbare maar bóven het zichtbare, enzovoort. Het logische einde van dit streven is God te beschrijven als Niets, want er is niets buiten Hem om Hem mee te vergelijken.

“Ook verduistert de duisternis voor U niet; maar de nacht licht als de dag; de duisternis is als het licht.”

Psalm 139:12

Natuurlijk laat zo’n benadering de meeste mensen onbevredigd. De zwakheid van de mens dwingt ons dus onze toevlucht te nemen tot katafatische theologie, waarbij wij metaforen gebruiken om bepaalde eigenschappen aan God toe te schrijven. Wij zeggen bijvoorbeeld dat God het Zijn is, omdat alle dingen hun zijn aan Hem ontlenen; wij zeggen dat God de Eerste Oorzaak is, omdat alle dingen door Hem veroorzaakt worden; wij zeggen dat Hij het Goede is, omdat al het goede uit Hem voortkomt; wij zeggen dat Hij de Machtige is, omdat alle dingen in Zijn handen zijn; wij zeggen dat Hij de Barmhartige is, omdat Hij degenen vergeeft die berouw tonen; wij zeggen dat Hij de Ene is, omdat Hij geen gelijke heeft, enzovoorts, enzovoorts.

Maar deze katafatische benadering laat ons nog steeds onbevredigd. Ja, God is Goed, maar beter gezegd, Hij is Voorbij-Goed. Ja, God is Zijn, maar beter gezegd, Hij is Voorbij-Zijn (of Niet-Zijn). Ja, God is Licht, maar beter gezegd, Hij is de Onuitsprekelijke Duisternis. Uiteindelijk kan God met niets vergeleken worden, maar God kan met Niets vergeleken worden.

De Reactionair

Boekenwinkel

Ondek onze grote collectie boeken, zoals Desengaño, in onze boekenwinkel.

Desengaño

Alle dingen zijn verenigd in dit Niets, want het is waar de uitersten elkaar ontmoeten. In dit Niets zijn alle dingen [metaforisch gesproken, want het is duidelijk dat de dingen niet kunnen “zijn” voordat zij tot stand komen. Helaas, onze taal geeft ons geen woorden voor wat we willen beschrijven, dus zijn we gedwongen onze toevlucht te nemen tot metafoor. Ik hoop dat u dit begrijpt.], voordat ze tot stand komen. In dit Niets vindt metamorfose plaats, want verandering komt tot stand in het Niets, maar het wordt zelf niet door verandering aangetast. Zoals de Zohar stelt: vóór het Ene, kunnen we Niets tellen. God schiep de wereld ’ex nihilo’.

“De uitersten ontmoeten elkaar in het niets.”

Tempel van Apollon in Delphi

Welnu, laat het duidelijk zijn dat dit de “hoogste zin” is van het woord “Niets”, dat vaker in een lagere zin wordt genomen, soms gebruikt om te verwijzen naar de ongedifferentieerdheid van de “materia prima” (met andere woorden, verwijzend naar de lagere, en zelfs bovenste “Wateren” [respectievelijk de formele en informele mogelijkheid die in de passieve zin wordt overwogen]), die (in zijn eigen orde) de absolute ongedifferentieerdheid van het Opperste Beginsel weerspiegelt, maar vaker wordt gebruikt om te verwijzen naar “absoluut niets” in de zin van puur gebrek, waarvan we uiteraard kunnen zeggen: niets.

Hopelijk voorkomen deze overwegingen dat de lezer bij het lezen van de woorden “Niets” of “Duisternis” (of soortgelijke woorden) onmiddellijk tot de conclusie komt dat zij moeten verwijzen naar een gebrek, of een of ander kwaad, d.w.z. naar het laagste der dingen, maar laten zij de lezer bedenken dat zij in feite zouden kunnen verwijzen naar het hoogste der dingen, waar elke uitdrukking afbreuk aan doet.

Een puik staaltje Schopenhauer: “Wir bekennen es vielmehr frei: was nach gänzlicher Aufhebung des Willens übrig bleibt, ist für alle Die, welche noch des Willens voll sind, allerdings Nichts. Aber auch umgekehrt ist Denen, in welchen der Wille sich gewendet und verneint hat, diese unsere so sehr reale Welt mit allen ihren Sonnen und Milchstraßen – Nichts.”

En waar in het Christelijke tegen de wil van het lichaam wordt gestreden, daar wordt gestreefd naar God—of Niets.

Leuk om eens over niets te lezen dat niet is geschreven door een boedhist.