Overdenkingen over de parabel van de blinden en de olifant
6 minuten leestijd
De Melancholieke Nar

Overdenkingen over de parabel van de blinden en de olifant

Waarom het streven naar objectiviteit een doodlopend pad is, deel 1

Overdenkingen over de parabel van de blinden en de olifant
6 minuten leestijd

Kentheorie in het westen…

In een recent vraaggesprek tussen FVD-parlementariër en japanoloog Pepijn van Houwelingen en uitgever Tom Zwitser, bleef mijn oor haken achter een bijna terloopse opmerking van eerstgenoemde. Hij zei namelijk dat het Japanse woord voor ‘objectief’ letterlijk ‘van alle kanten’ betekent.1 Dat is inderdaad een werkbare vertaling, maar conceptueel is het iets heel anders. Als je streeft naar objectiviteit, ben je op zoek naar hoe het object op zich is in volmaakte isolatie, onaangetast door percipiërende pottenkijkers. An sich und für sich, zoals Hegel dat zei.2 Maar als je iets van alle kanten bekijkt, ontstijg je nooit de subjectiviteit. Je verzamelt zoveel mogelijk mogelijk gezichtspunten, maar het blijft een geraffineerde vorm van intersubjectiviteit.

Hieruit spreekt een fundamenteel verschil in kentheorie tussen het westen en het oosten. Wij houden er sinds jaar en dag een zogeheten correspondentietheorie van waarheid op na: een uitspraak, gedachte of theorie is waar als deze correspondeert met het object. Veritas est adaequatio intellectus et rei, luidt de klassieke definitie van Thomas van Aquino.3 Waarheid betreft een verhouding tussen het kenvermogen en het voorwerp daarvan, waarbij eerstgenoemde in essentie geen andere rol heeft dan laatstgenoemde passief (feminien?) te weerspiegelen. Het object poneert zich, het subject vormt zich hiernaar. Objectiviteit is onze heilige graal.

…en in het oosten

De gangbare waarheidstheorie in het oosten wordt gekenschetst door een oud Indiaas verhaal dat bekend staat als de parabel van de blinden en de olifant dat met het boeddhisme de Himalaya is overgestoken en zich over heel Azië en het Midden-Oosten verspreid heeft. Het verhaal gaat als volgt:

Er was eens een groep blinde mannen die hadden gehoord dat er een wonderlijk dier dat olifant wordt genoemd in het dorp was. Uit nieuwsgierigheid zeiden ze, laten we naar de olifant toe gaan en te weten komen wat dat voor beest is door het aan te raken. Zo gezegd zo gedaan. Ze gingen op zoek naar de olifant en betastten hem rondom, aangezien dat voor hen de enige manier was om het dier te leren kennen. De eerste pakte de slurf beet en zei, dit wezen is lang, dik en kronkelig als een slang. De tweede vatte het oor en sprak: dit wezen is dun en beweeglijk als een waaier. Nee, zei de volgende, die zijn handen op het been had gelegd, een olifant is stevig als een pilaar of een boomstam. Weer een ander, die aan de buik van het beest voelde, zei dat het als een muur was. Degene die de staart vast had, zei dat een olifant als een touw was. De laatste tenslotte, die de slagtanden beroerde, was van mening dat een olifant glad en puntig is als een speer.4

De moraal van het verhaal is duidelijk: iedereen heeft een stukje van de waarheid -zelfs als die waarheden tegenstrijdig zijn- maar niemand heeft de héle waarheid in pacht. Het totaalplaatje ligt buiten ons bereik, omdat wij als het ware blind zijn. Hieruit volgt een verdraagzame en berustende levenshouding die ruimte laat voor verschil van inzicht.

Over dwaalridders, tovenaars en transgenders

Laten we dit nog eens contrasteren met onze westerse waarheidsopvatting, die door Spengler faustiaans is genoemd.5 Wij nemen geen genoegen met ons beperkte, subjectieve, menselijke al te menselijke perspectief. Het object zelve willen wij! En hoewel Kant ons nog zo gezegd heeft dat de wereld van de Dinge an sich voor ons voor eeuwig en altijd buiten bereik ligt (of juist daarom?), blijven wij als dolle Don Quichottes rondjes draven om deze ommuurde tuin der Hesperiden, in de ijdele hoop toch ooit de noumenale gouden appels te bemachtigen.6

Gravure van hermafrodiet uit een 18e eeuwse versie van het Rosarium philosophorum.

Gravure van hermafrodiet uit een 18e eeuwse versie van het Rosarium philosophorum.

Wetenschap kan dan worden opgevat als een zoektocht naar de ultieme toverspreuk, de ultieme formule om het heelal te omvatten - en wellicht naar je hand te zetten. F = ma en E = mc² vallen in dezelfde rubriek als simsalabim en abracadabra en Newton en Einstein waren tovenaars. Maar daar de ultieme werkelijkheid steeds net buiten bereik blijft, slaan onze wetenschappers om de moed erin te houden vaak een chiliastische toon aan: de laatste decennia hebben wij zoveel vooruitgang gemaakt, dat de dag niet ver weg kan zijn dat de hele waarheid aan onze voeten ligt! Hierom wordt in het westen ook altijd gehamerd op ‘het nieuwste onderzoek’ in plaats van oude wijsheid.

De Reactionair

Boekenwinkel

Ondek onze grote collectie boeken, zoals Desengaño, in onze boekenwinkel.

Desengaño

Nog iets over mijn eerdere suggestie dat de correspondentietheorie van waarheid feminien van aard is omdat ze passief-receptief is. Contrasteert dat niet scherp met voorgaande alinea’s, waarin ik de waarheidsqueeste als een vergeefse maar daarom des te heroïschere onderneming beschrijf waarin de held met geweld poogt de werkelijkheid tot in de diepste diepten te penetreren met zijn waarnemingsapparaat? Zeker, maar het zoeken naar waarheid is ook het zoeken naar iets hogers om je aan te onderwerpen. Deze veroveringsdrang teneinde je te onderwerpen, oftewel deze onderwerpingsbehoefte verhuld als verovering, vertegenwoordigt de versmelting van het mannelijke en het vrouwelijke principe.

Dit is dan ook de reden waarom de ultieme waarheid in de alchemie geassocieerd wordt met hermafroditisme. Ook is hedendaags transgenderisme al meer dan eens geduid als een gruwelijk ontspoord faustiaans streven.

Over luilakken, daoïsten en driftige hemelbestormers

Daoïstische schildering van de machteloze macht, de krachteloze kracht en de prachteloze pracht van water.

Daoïstische schildering van de machteloze macht, de krachteloze kracht en de prachteloze pracht van water.

De intersubjectieve opvatting van waarheid zoals die in het oosten gehuldigd wordt, kan dan weer opgevat worden als passief, berustend of zelfs lui en anarchistisch (iedereen heeft zijn gezichtspunt en dat is wel best zo, waarom zou je je vermoeien met een zoektocht naar de ultieme waarheid?), maar laat wel ruimte voor de actieve deelneming van het subject aan het kenproces en zijn interpenetratie met het object. Het gras buigt mee met de storm en de rivier stroomt om het rotsblok heen, maar het gras staat nog en de rivier stroomt nog als boom en blok reeds lang geveld en verpulverd zijn. De Dao voert terug naar de naamloze bron der dingen die noch mannelijk noch vrouwelijk is, noch subject noch object, noch jin noch jang.7 Zo, niets doende, blijft toch niets ongedaan. Niet wetende verkeert men in intimiteit en harmonie met mysterie van het zijn. Vergelijk dit met de faustiaan-quichottiaan die driftig aan de poort van de hemel staat te rammelen om daar zijn rust te vinden. Als er niet snel open wordt gedaan, haalt hij zijn stormram!


Dit essay maakt deel uit van de essay-serie ‘Waarom het streven naar objectiviteit een doodlopend pad is’. Zie hier het volgende deel.


  1. De Blauwe Tijger, Terugblik 2021 met Pepijn van Houwelingen: tribunalen, censuur en ‘spuitoptanten’↩︎

  2. G.W.F. Hegel, Phänomenlogie des Geistes↩︎

  3. Thomas van Aquino, Summa Theologiae↩︎

  4. Wikipedia, Blind men and an elephant ↩︎

  5. Oswald Spengler, Der Untergang des Abendlandes↩︎

  6. Immanuel Kant, Die Kritik der reinen Vernunft; Miguel de Cervantes, Don Quijote de la Mancha; Wikipedia, Gouden appels van de Hesperiden. ↩︎

  7. Laotse, Daodejing↩︎

Credo quia absurdum