Popper: een afrekening
5 minuten leestijd

Popper: een afrekening

Kan de politiek-maatschappelijke orde gegrondvest worden op een paradox?

Religie
Popper: een afrekening
5 minuten leestijd
Afspelen Pauzeren

I: wetenschap

De intellectuele nalatenschap van Karl Popper is tweeledig. Ten eerste staat hij bekend om een normatieve wetenschapsfilosofie die om falsificatie draait. Dat wil zeggen dat een stelling volgens Popper wetenschappelijk is als en alleen dan als deze in principe weerlegd kán worden. Anders gezegd: een stelling of theorie mag zich niet immuun maken voor falsificatie, maar moet een denkbare waarneming impliceren die de stelling of theorie weerlegt.1

Hoewel dit criterium niet geheel nutteloos is, heeft de popperiaanse zienswijze weinig van doen met de werkelijk bestaande wetenschappelijke praktijk. Dit is in de jaren ‘60 omstandig uiteengezet door Thomas Kuhn en later uitgewerkt door denkers als Michel Foucault en Bruno Latour die de historische en sociologische processen en vooral ook de factor macht in het tot stand komen van wat als Waarheid geldt,2 bloot hebben gelegd. Wetenschappers blijken net mensen te zijn. Carrièrisme, groepsdenken, conformisme, demonisering van andersdenkenden, jaloezie en tunnelvisie: homini sunt, humanum nihil a eos alienos puto.3

Deze manier van denken, waarbij waarheid in essentie een sociaal construct is, was decennialang gemeengoed in links-academische kringen. Maar vrij plotseling heeft men het bij het grof vuil gezet. Tegenwoordig staat links aan de kant van ‘de wetenschap’ zonder verder al te veel kritische vragen te stellen. De reden hiervoor ligt voor de hand: zij zijn nu aan de macht.

II: maatschappij

Het andere deel van Poppers erfenis betreft zijn visie op de maatschappij. Zijn ideaal is ‘de open samenleving’,4 waar niemand minder dan George Soros, gewezen financieel roofridder en thans lieveling van links, het vehikel van zijn internationale filantropische ondernemingen (kuch), namelijk The Open Society Foundation, naar vernoemd heeft.5 Centraal hierin staat de zogeheten verdraagzaamheidsparadox. U kent hem ongetwijfeld van onderstaande infographic:

Wat klopt er hier niet aan? Eerstens is de neonazi skinhead in het bovenste paneel een lachwekkende stropop. Nagenoeg niemand die het etiket neonazi krijgt opgeplakt, voldoet aan deze lasterlijke karikatuur. Het begrip fungeert als excuus om andersdenkenden uit te sluiten en te vervolgen en niet op wezenlijke kritiek in te hoeven gaan.

Daarnaast is de logische conclusie van deze denktrant dat de verdraagzamen alleen zichzelf kunnen verdragen. Dit is in principe niet incoherent. Je kunt verdraagzaamheid inderdaad verheffen tot summum bonum van je ideologie. Maar het is ook niet per se logisch of vanzelfsprekend: je kan ook een ander ideaal tot hoogste goed verklaren, de wil van God bijvoorbeeld of de klasseloze maatschappij.

Laten we even dieper ingaan op verdraagzaamheid als ideaal. Het betekent in wezen de bereidheid om de denkbeelden en gedragingen van anderen te ondergaan ook als je het er niet mee eens bent. Iets verdragen heeft een uitgesproken negatieve connotatie: je vindt het niet leuk, maar je aanvaardt het toch maar - met tegenzin.

Het is natuurlijk erg vreemd om zo’n negatief ideaal tot allerhoogste deugd te kronen. De praktische uitwerking is dat ieder zijn eigen ding doet - naast elkaar. Gemeenschap, toch een onmisbare bron van levensvreugde,6 is facultatief. Wat een ander doet, zijn jouw zaken niet. Verdraagzaamheid is in diepste wezen onverschilligheid.

De Reactionair

Boekenwinkel

Ondek onze grote collectie boeken, zoals De seksuele revolutie, in onze boekenwinkel.

De seksuele revolutie

Onverschilligheid is een houding die zich heel lastig verhoudt met naastenliefde. Een levensbeschouwing waar je écht in gelooft, maakt bijna noodzakelijkerwijze aanspraak op een vorm van algemene geldigheid. Een diepgelovige christen of moslim kan niet lijdzaam toezien terwijl zijn naaste zich in het verderf stort. Hij heeft zijn naaste lief en wil hem dus redden. Onverschilligheid is voor hem een zonde. Bovendien, als twee mensen echt ergens in geloven, gaat dat onvermijdelijk botsen en dat willen we niet hebben.

Ergens echt van overtuigd zijn, komt kortom niet van pas in de open samenleving. De levensstijl die er het beste bij past, eert de heilloze drie-eenheid nihilisme - consumentisme - atomisme.

  • Nihilisme: gij zult nergens echt in geloven. Gij zult de wetenschap eren, doch deze behoeft geen geloof: zij bewijst zich.
  • Consumentisme: teneinde de leegte te vullen zult gij consumeren en vol blijde verwachting het volgende product afwachten. Gij moogt wel offeren bij de tempels van Marvel of juist die van DC, Coca-Cola drinken en Pepsi verafschuwen of het kamp der frietzeggers verdedigen tegenover de patatzeggers, dit alles dient echter in een sfeer van stricte ironie te geschieden.
  • Atomisme: gij zult uw naaste niet lastigvallen met uw persoonlijke vermakelijkheden. Blijf behaaglijk in uwe bubbel en stoort uw naaste niet in zijn Netflix- en pornosessies.

De verdraagzaamheidsparadox geeft zich tenslotte dus bloot als de ideologie van Nietzsches Laatste Mens:

Die Erde ist dann klein geworden, und auf ihr hüpft der letzte Mensch, der alles klein macht. Sein Geschlecht ist unaustilgbar wie der Erdfloh; der letzte Mensch lebt am längsten.

»Wir haben das Glück erfunden« – sagen die letzten Menschen und blinzeln.

Kein Hirt und eine Herde! Jeder will das Gleiche, jeder ist gleich: wer anders fühlt, geht freiwillig ins Irrenhaus.

»Ehemals war alle Welt irre« – sagen die Feinsten und blinzeln.7

Hier kan ik kort over zijn: dit is niet mijn ideaal en zo ik er geen ander voor in de plaats heb, dan toch dit: walging en verachting van de Laatste Mens.


  1. Karl Popper, The Logic of Scientific Discovery↩︎

  2. Zie Thomas S. Kuhn, The Structure of Scientific Revolutions, Michel Foucault, The Order of Things: An Archaeology of the Human Sciences, en Bruno Latour, On the Modern Cult of the Factish Gods↩︎

  3. Het zijn mensen, niets menselijks is hun vreemd, dunkt mij, naar het aforisme van Publius Terentius Afer↩︎

  4. Karl Popper, The Open Society and Its Enemies↩︎

  5. Open Society Foundations, who are we↩︎

  6. Tyler J. van der Weele, How Religious Community Is Linked to Human Flourishing↩︎

  7. Friedrich Nietzsche, Also sprach Zarathustra: Ein Buch für Alle und Keinen↩︎

Poppers paradox is inderdaad een van die paradoxen die eigenlijk liberale democratie compleet incoherent maakt als ideaal. Hetzelfde geldt natuurlijk voor het ideaal van democratie zelf, in dat democratie zelfs niet afgewezen mag worden met democratische middelen.

Ik word nog altijd erg getriggerd door de notie dat de “tolerantie paradox” centraal zou staan in het pleidooi van Poppers Open Society and it’s Enemies. De voorgenoemde paradox staat in een voetnoot over een betoog over Plato’s democratie paradox en intolerantie wordt hier gedefinieerd als een onwilligheid om mee te doen aan het publieke debat en geweld te verheerlijken onder je aanhangers. Popper zegt hier expliciet dat zolang de “intoleranten” bereid zijn in gesprek te gaan hun vrijheid gerespecteerd moet worden.

Popper per se is niet erg interessant. Het echte doelwit is “militant democracy”, zie Bastiaan Rijpkema’s boeken en artikels erover. Georghe vd Bergh ziet hier achter, wiens partij in de jaren 30 een communistische coup poogde.