Power, Corruption and Lies
Gedachten over decadentie en het wantrouwen jegens hiërarchie
CultuurEr zijn maar weinig bands die live zo slecht spelen en toch zulke goede popnummers schrijven als de new wave band New Order. Nummers als Blue Monday, True Faith en Bizarre Love Triangle zijn regelrechte klassiekers die op de plaat geweldig fris klinken – zelfs nog na veertig jaar! – maar wegzakken in muzikale modder, zodra de bandleden op het podium staan en proberen te recreëren wat zo goed klonk in de studio. Een niet zo wijs man zei ooit na mijn toespraak op een congres van een politieke jongerenbeweging dat ik had aangetoond dat je niet automatisch een goede spreker bent, als je goed kan schrijven, en ik zou haast willen zeggen dat deze wijsheid van de niet zo wijze man ook van toepassing is op de band New Order. Een van mijn favoriete albums uit hun discografie is het in 1983 uitgebrachte Power, Corruption and Lies. Vooral de hoes – een mandje vol rozen – en de naam van het album hebben me altijd gefascineerd. Die drie woorden Power, Corruption en Lies schijnen zo goed bij elkaar te passen. Ze vormen een soort perverse triniteit die noodlottig met elkaar verbonden zijn: macht zorgt voor corruptie en corruptie mondt uit in leugens die verteld worden, opdat de corrupte machthebbers de macht kunnen blijven behouden. De idee dat macht en corruptie verbonden zijn aan elkaar, wordt het best weergegeven in een citaat van Lord Acton dat luidt:1
“Power tends to corrupt, and absolute power corrupts absolutely.”
Dit 150 jaar oude citaat is nog altijd kersvers in de politieke filosofieën van vandaag de dag, vormt zelfs de kern van sommige stromingen – denk hierbij aan het liberalisme – of de zuiverdere vorm ervan, libertarisme. Macht mag nooit geconcentreerd zijn op één plek, positie of in één persoon, maar moet zoveel mogelijk verdeeld worden over actoren die onafhankelijk van elkaar opereren, opdat zij niet gecorrumpeerd kunnen worden door de macht die zij in handen hebben. Het hoogste ideaal in deze stromingen is de vrijheid van het individu dat zelf – met gebruik van zijn rationele capaciteiten – zijn leven vorm moet geven, zonder onderdrukt te worden door religie of staat. Het ontwikkelen en behouden van deze vrijheid is wat nagestreefd wordt.
Alhoewel er vandaag de dag (vooral uit de sociaaleconomisch linkse hoek) kritiek wordt geleverd op het liberalisme en de inhumane tendensen ervan die aan het licht worden gebracht door het ongebreidelde kapitalisme, worden er maar weinig kanttekeningen geplaatst bij de idee dat macht het individu zouden corrumperen; men vraagt zich niet eens af waar dit idee vandaan komt. Het lijkt een feit te zijn.
Om deze onverschillige houding die kritisch staat tegenover de idee van absolute macht in twijfel te trekken, schijnt het mij van groot belang de vraag op te werpen of deze desbetreffende houding, die uitmondt in een onwil aangaande de vorming van een onbetwistbare hiërarchie in de wetgevende en uitvoerende macht, een vorm van decadentie is. Met andere woorden: is de drang naar een scheiding der machten – ook een scheiding van kerk en staat – de wil tot democratie en versplintering van almachtige politieke zeggenschap een kenmerk van een opkomende of een neergaande beschaving? Wat kan men zeggen over een samenleving die zo afkeurend denkt op moreel gebied over macht?
Om deze vragen te beantwoorden dienen we eerst te kijken naar wat macht is en waar het woord vandaan komt.
De woorden macht en corruptie
Bijna alle misverstanden in de wereld komen door een verkeerd gebruik van woorden en het (opzettelijk) hanteren van definities die niet overeenkomen met de werkelijkheid. Zo is iedereen waar we het niet mee eens zijn een fascist geworden, met als gevolg dat dit woord niet meer zijn oorspronkelijk definitie heeft en alleen nog maar gebruikt wordt als scheldwoord, zoals de Brabanders het woord kut van zijn oorspronkelijke definitie hebben bevrijd. Om dergelijke onaangenaamheden en misverstanden te voorkomen worden daarom de betekenissen van de woorden macht en corruptie aan het begin van dit stuk weergegeven, samen met hun etymologische oorsprong.
In de Van Dale wordt het woord macht gedefinieerd als vermogen, bij machte zijn, mogelijkheid om dingen te laten gebeuren zoals je wilt, invloed. De etymologische oorsprong is het Oud-Nederlandse woord maht of het Proto-West-Duits mahti wat equivalent is aan het hedendaagse mogen. In dit mogen of vermogen zit een veel diepere betekenis van het woord macht dan die heden ten dage gebruikt wordt – het woord maken komt al erg snel om de hoek kijken. De persoon die machtig is, is in staat de wereld om zich heen te vormen, te maken, gestalte te geven naar zijn verlangen. Deze betekenis schildert geen gekroonde éénling op een troon, maar een capabel individu die in staat is de wereld om zich heen in orde te brengen en de mogelijkheid heeft te bewerkstelligen wat hij van grote waarde vindt.
Het woord corruptie is afgeleid uit het Latijn (corruptio) wat zoveel wil zeggen als bederven, ongezond, afbreken, verleiden, vervuilen. In het moderne taalgebruik wordt het woord corrupt vaak gebruikt in de morele context, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van steekpenningen die zijn aangenomen, of wanneer politici dubbele agenda’s hebben. Als we echter kijken naar de oorsprong van het woord is het veel aannemelijker dat het eerder in een fysiologische context werd gebruikt, dan in een morele.
Nu de woorden macht en corruptie zuiver zijn betracht, blijft er voor de oplettende lezer alleen nog maar een tegenstrijdigheid over bij het horen van de zin ‘power tends to corrupt, and absolute power corrupts absolutely’, want wat precies is er bedorven of vervuild aan het individu dat zijn wereld weet te maken naar zijn verlangen? Zou het juist niet corrupt zijn wanneer een individu machteloos is? Wanneer hij niet de mogelijkheden heeft, wanneer hij zwak is…
Een veel belangrijkere vraag komt aangewaaid: is het niet eerder ons denken over macht dat gecorrumpeerd is, dan dat macht corrumpeert?
Virtù, de Vijf Goede Keizers en Commodus
Of op deze vraag een antwoord te geven is, weet ik niet. Wat echter wel van belang zou kunnen zijn, is het raadplegen van de geschiedenis, die gevuld is met machtige alleenheersers en despoten. Een tijdperk dat bol staat van zulke figuren is het principaat van Augustus of beter gezegd het Romeinse Keizerrijk.
Zoals Edward Gibbon aan het begin van The History of the Decline and Fall of the Roman Empire vertelt,2 zijn er maar weinig periodes in de geschiedenis die zo volmaakt en gelukkig waren als het tijdperk van de Antonijnse dynastie (2e eeuw na Christus). Keizers als Antonius Pius en Marcus Aurelius regeerden het Romeinse Rijk op het toppunt van zijn bestaan. Hun succes op de troon werd mogelijk gemaakt door het beleid van hun voorgangers (Nerva, Trajanus en Hadrianus), maar ook door de kwaliteiten die de adoptiefkeizers zelf hadden. Alle Vijf Goede Keizers bezaten wat Machiavelli zo mooi noemt virtù;3 de eigenschappen van een leider die ervoor zorgen dat de staat floreert. Een Ragion di Stato in plaats van een decadent egoïstisch verlangen te heersen.4
Deze eigenschappen ontbraken bij de beruchte opvolger van Marcus Aurelius; keizer Commodus. Onder zijn alleenheerschappij van 12 jaar werd al het nobele werk van de Vijf Goede Keizers teniet gedaan en zijn de eerste scheuren gevormd in de fundatie van het Romeinse Rijk die twee eeuwen later tot zijn val zouden leiden. Commodus hield zich niet bezig met het regeren van zijn rijk, maar vulde zijn dagen met bevrediging van platvloerse lusten. Een door en door decadente keizer, zoals het Romeinse Rijk al eerder heeft gehad (Tiberius, Caligula, Nero, Vitellus).
Wat echter het interessante is aan de geschiedenis van Commodus, is het feit dat hij nooit heeft moeten strijden om macht, dat hij altijd al machtig is geweest en dus ook niet gecorrumpeerd is geraakt door macht. De corruptie van Commodus zit hem in de afwezigheid van virtù, de eigenschappen van een leider die verder reiken dan het individu zodat hij zorg kan dragen voor de welvaart van de staat. Als de macht die de positie van het principaat met zich meebracht de keizers zou corrumperen, dan hadden de Vijf Goede Keizers nooit kunnen bestaan. Er is namelijk geen verschil tussen de politieke macht van een Trajanus, Marcus Aurelius of Commodus. Het enige verschil zit hem in de persoon zelf, in de absolute kracht, discipline en noblesse of zwakte, luiheid en decadentie. Kortom, het is niet de macht van de leider die hem corrumpeert, maar zijn persoonlijke zwakte, zijn afwezigheid van virtù, zijn vizio.
Een onverdraagbare hiërarchie
Door het bestuderen van politieke geschiedenis en de genealogische herleidingen van het woord macht en corruptie zou dus de conclusie kunnen worden getrokken dat de aversie jegens machtige heersers, die vandaag de dag doorklinkt in het democratisch gedachtegoed, is veroorzaakt door het onjuist vaststellen van de oorzaak die tot corruptie leidt. Dit is van belang, omdat deze onjuiste oorzaak de basis is voor politieke ideologieën als anarchisme en libertarisme. Ideologieën die niet verder kunnen reiken dan het ideaal vrijheid, wat dat ook moge betekenen. Hier is nergens meer sprake van een politiek doel, een staatkundig idee of verlangen van een natie. De idee hiërarchie is eigenlijk al zo goed als onverdraagbaar geworden – een verschijnsel dat vandaag de dag goed is waar te nemen bij de zogeheten wappies, die geen enkele vorm van autoriteit boven zichzelf kunnen verdragen. Een perverse soort van paranoia over de staatsinrichting en verlangen naar het tijdperk vanaf de jaren vijftig tot de jaren negentig van de 20e eeuw, dat de zogeheten gouden eeuw van de democratie en dus ook van de staatskunde zou zijn geweest. Men ruikt hier de zure luchten van décadence, van een volk dat geen voldoening meer geniet als collectief en zichzelf alleen nog maar kan verdragen als een kudde van versnipperde corrupte identiteiten. Echter hebben zij het bij het verkeerde eind: corruptie wordt niet veroorzaakt door een teveel aan macht, maar door decadentie, door afwezigheid van deugd – zoals Machiavelli het bedoelde – in het individu.
Tegenover het geliefde citaat van Lord Acton zou ik dan ook een inversie willen stellen, namelijk:
“Weakness tends to corrupt, and absolute weakness corrupts absolutely.”
Uit de brief aan Bisschop Mandell Creighton, 5 april, 1887 Afschrift uit Historical Essays and Studies, edited by J. N. Figgis and R. V. Laurence (London: Macmillan, 1907). Hier te lezen. ↩︎
Vol. I, Ch. I - IV. ↩︎
Verwijzend naar de begrippen zoals deze door Machiavelli in zijn Discorsi en Il Principe worden gebruikt. ↩︎
Staatsreden. ↩︎
Hankipanki Shanghai