Tijd opgeslokt door ruimte
7 minuten leestijd
Camille Scholtz

Tijd opgeslokt door ruimte

De eschatologie van René Guénon

Tijd opgeslokt door ruimte
7 minuten leestijd

Tijd veranderd in ruimte, dit is de titel van een hoofdstuk 23 in René Guénon’s meesterwerk Le Règne de la Quantité et les Signes des Temps. Onlangs was ik bij een lezing van Robert Lemm, ook hij sprak over ruimte en tijd, en specifiek hoe wij — het moderne westen — een obsessie hebben met het concept van oneindige ruimte, tot het punt dat we niet langer naar de hemel opkijken, maar onszelf letterlijk de ruimte in schieten.

Oneindige ruimte

Lemm haalde Spengler aan over dit onderwerp. Spengler identificeert de Faustiaanse beschaving — dat wil zeggen, het resultaat van de cultuur van West-Europa — als bezeten met het concept van oneindige ruimte. Deze obsessie komt volgens Spengler tot uiting in de spitsen en bogen van de gotische kathedraal, die naar het oneindige streven,1 het gebruik van perspectief in de schilderkunst, wat het oog leidt naar het verdwijnpunt, het oneindig kleine, terwijl middeleeuwse schilderijen zonder perspectief waren.

Guénon daarentegen is het volstrekt oneens met deze notie van oneindige ruimte, en identificeert zich meer met wat Spengler de Magische beschaving zou noemen. Hij schreef zelfs een compleet boek over dit onderwerp, Les principes du calcul infinitésimal. Voor de Faustiaan is de ruimte niet alleen oneindig, maar ook leeg, en precies daarom is deze in feite oneindig; objecten zijn ingesloten in dit oneindige, lege vat dat we ruimte noemen. Guénon daarentegen vindt dit absurd, ruimte wordt in feite gekwalificeerd en gedefinieerd door de objecten erin, ruimte is coëxtensief met de objecten erin.2 Dit is de premoderne en pre-perspectieve opvatting van ruimte. We namen eerder het voorbeeld van de gotische kathedraal als symbool voor de Faustiaanse beschaving. Het symbool van de Magische beschaving is de koepel, de moskee. De koepel die de ruimte begrenst en zo definieert. Het is dan ook geen verrassing dat Guénon zich bekeerde tot de Islam.

Oneindige tijd

Er is in zeker opzicht een symmetrie tussen tijd en ruimte. Net als ruimte, wordt tijd gekwalificeerd, gedefinieerd, door wat het bevat. Tijdsperioden worden onderscheiden door de gebeurtenissen die zich daarin afspelen. Oneindige tijd is daarom net als oneindige ruimte een absurditeit.

Alleen verschijnselen die zich zowel in de ruimte als in de tijd bevinden kunnen stoffelijk genoemd worden. Verschijnselen die tot de mentale orde behoren, zoals die door de “psychologie” worden bestudeerd, zijn in de tijd ontwikkeld, maar niet in de ruimte. Tijd reikt dus tot in het domein van de subtiele manifestatie, en daarom is tijd volgens Guénon “kwalitatiever”, dichter bij de essentie, dan ruimte.

Tijd naar ruimte, en ruimte naar tijd

Om terug te komen op Spengler, op de allerlaatste bladzijde van Der Untergang des Abendlandes, schrijft hij “de tijd triomfeert over de ruimte”. Guénon weerspiegelt dit, door te schrijven dat tijd ruimte opslokt, en tijd in ruimte verandert.

Tijd symboliseert compressie, en ruimte symboliseert expansie. Deze dualiteit is min of meer een weerspiegeling van de primaire dualiteit, die van essentie en substantie — of Purusha en Prakriti, Peras en Apeiron — die alle manifestatie voortbrengt en regeert. De ruimte dijt steeds verder uit, zoals we zelfs in wetenschappelijke theorieën zien, en de tijd krimpt steeds verder in, krimpt zelfs zelf in en versnelt als zodanig.

De Reactionair

Boekenwinkel

Ondek onze grote collectie boeken, zoals Desengaño, in onze boekenwinkel.

Desengaño

Guénon neemt het hindoeïstische symbool van het wereldwiel, de saṃsāra. Tijd is cyclisch, en verder — in het hindoeïsme en de meeste andere tradities — verdeeld in vier tijdperken. Wij bevinden ons momenteel in het laatste, laagste en kortste tijdperk; de kali yuga. Het wiel draait sneller ten het einde van de cyclus; tijd versnelt. Er wordt vaak gezegd dat de mens tegenwoordig gehaaster leeft dan vroeger, en dat is in letterlijke zin waar.

De eschatologie van Guénon is er een van solidificatie en daaropvolgende dissolutie. Solidificatie kan worden gezien in modernistische ideeën als het materialisme, en ontbinding in post-moderne ideeën als het relativisme. Dit is tijd omgezet in ruimte, en ruimte omgezet in tijd.

Kaïn en Abel

Het bijbelverhaal van Kaïn en Abel zinspeelt ook op tijd en ruimte. Kaïn de landbouwer, en Abel de schaapherder, de nomade. De landbouwvolkeren zijn sedentair, en natuurlijk komen zij vroeg of laat tot de bouw van steden; er wordt zelfs gezegd dat de eerste stad door Kaïn zelf werd gesticht.

De werken van de sedentaire volkeren zijn werken van de tijd: deze volkeren zijn gefixeerd in de ruimte binnen een strikt begrensd domein, en ontwikkelen hun activiteiten in een tijdscontinuïteit die voor hen eindeloos lijkt. De nomadische en pastorale volkeren daarentegen bouwen niets duurzaams; maar zij hebben de ruimte voor zich, die hen niet met enige beperking confronteert, maar hun integendeel steeds nieuwe mogelijkheden biedt. De kunst van de sedentaire volkeren is ruimtelijk zoals architectuur, schilderkunst, beeldhouwwerken. De kunst van de nomadische volkeren speelt zich af in de tijd; muziek en poëzie.

Kaïn als landbouwer vertegenwoordigt compressie, gesymboliseerd door tijd, en Abel als nomade vertegenwoordigt expansie, gesymboliseerd door ruimte. Nomaden richten hun activiteiten in het bijzonder op het dierenrijk, mobiel als zijzelf. De sedentaire mens daarentegen richt zijn activiteiten in de eerste plaats op de niet-mobiele koninkrijken, de plantaardige en minerale. Zij die leven volgens de tijd, het veranderlijke en vernietigende element, fixeren en conserveren zich; zij die leven volgens de ruimte, het vaste en permanente element, verspreiden zich en veranderen onophoudelijk.3

Dat tijd ruimte opeist, kunnen we verder zien aan de manier waarop in de loop der eeuwen de sedentaire volkeren geleidelijk de nomaden opslokken; dit geeft een sociale en historische betekenis aan de moord op Abel door Kaïn; tegen het einde van de cyclus doodt Kaïn Abel werkelijk en uiteindelijk, wat de triomf van de tijd over de ruimte voorstelt. Dit is de solidificatie en daaropvolgende dissolutie waar we het eerder over hadden. Ruimte breidt zich steeds verder uit, waardoor alles stolt, terwijl tijd zich steeds verder vernauwt, waardoor alles steeds sneller gaat. Deze tot het uiterste doorgevoerde vernauwing zou betekenen dat de tijd wordt teruggebracht tot een enkel moment, en dus het einde. Zo is het dat ’tijd de verslinder eindigt door zichzelf te verslinden’. Het einde van de wereld is ook het einde van de tijd, Guénon merkt op dat we men echter nooit horen zeggen “het einde van de ruimte”, en hoewel dit misschien als eenvoudige semantiek klinkt, is dit eigenlijk zeer betekenisvol.

Aan het einde van de tijd, in letterlijke zin, kan al het bestaande niet anders dan in volmaakte gelijktijdigheid zijn; opeenvolging wordt dus als het ware in gelijktijdigheid omgezet. Dit kan ook worden uitgedrukt door te zeggen “de tijd is omgezet in ruimte”. Er vindt dus uiteindelijk een omkering plaats, ten nadele van tijd en ten voordele van ruimte, ruimte absorbeert op haar beurt tijd; en dit kan, in termen van de kosmologische betekenis van de bijbelse symboliek, worden gezegd als de uiteindelijke wraak van Abel op Kaïn.


  1. Hier ben ik het persoonlijk niet mee eens, en ik zou eerder zeggen dat de kathedraal naar het Oneindige streeft, terwijl de Faustische oneindige ruimte eigenlijk het ‘onbepaalde’ is. Zie ook Naar het einde en daar voorbij!↩︎

  2. Stel je voor dat we een bal hebben, en dat we ons in de “oneindige, lege ruimte” bevinden waar geen wrijving is. Als we de bal een duwtje geven, drijft deze naar het oneindige. Laten we nu onszelf, de “duwer”, hier weghalen. De ruimte is nu écht compleet leeg, behalve deze bal die richting het oneindige drijft. Er is nu echter geen mogelijke manier om te weten of de bal werkelijk beweegt, of niet, omdat er geen manier is om beweging of snelheid te meten, omdat deze bepaald wordt afhankelijk van andere objecten. ↩︎

  3. Dit alles is natuurlijk toe te schrijven aan Guénon, evenals deze kleine redpill: “Dit is de reden waarom het nomadisme, in zijn ‘kwaadaardige’ en afwijkende aspect, een ‘oplossende’ werking zal uitoefenen op alles waarmee het in contact komt; het sedentarisme van zijn kant, en onder hetzelfde aspect, moet onvermijdelijk alleen leiden naar de grofste vormen van een doelloos materialisme.” ↩︎

Goed gezien. Door tijd ondergeschikt te maken aan ruimte, verdwijnt het besef van eeuwigheid en raakt de mens verslingerd aan het eindeloos veroveren van het fysieke, de ruimtevaart.

Beperkte ruimte is een van de voorwaarden voor de Poincaré recurrence theorem, waarbij tijd uiteindelijk ook een cyclische natuur aanneemt.