Trans*cendentale reflecties
9 minuten leestijd
Rainer Wüssle

Trans*cendentale reflecties

Waarom gender en sekse niet inwisselbaar zijn

Trans*cendentale reflecties
9 minuten leestijd

Er wordt alom gesproken over ‘genderidentiteit’. Het is niet duidelijk wat er mee bedoeld wordt. Het lijkt vaag zoiets te betekenen als een diep in het innerlijk gevoelde associatie van iemands persoonlijkheid met mannelijkheid of vrouwelijkheid of iets daartussenin. Niemand heeft er tot nu toe een eenduidige definitie van kunnen geven. Ook is onduidelijk of men denkt dat het iets anders is dan ‘geslacht’ of ‘sekse’, of ermee inwisselbaar is. (Ik gebruik het woord ‘sekse’ als equivalent voor ‘geslacht’ in het verloop van mijn tekst.) Mensen die de terminologie van ‘genderidentiteit’ gebruiken verstoppen zich vaak achter dubbelzinnig taalgebruik, en wel met opzet, zoals zal blijken.

Hier is een disjunctie:

Ofwel ontken je het onderscheid tussen sekse en gender ofwel bevestig je het.

Men kan het onderscheid of verschil ontkennen of bevestigen onafhankelijk van de vraag of genderidentiteit iets reëels is, zodat we strikt genomen niet hoeven te weten wat men er eigenlijk mee bedoelt. Sekse daarentegen is een algemeen bekend en nauw gedefinieerd begrip. Het is namelijk gedefinieerd als de eigenschap biologisch mannelijk (male) of vrouwelijk (female) te zijn. De menselijke sekse is strikt binair en anisogaam, dat wil zeggen, met de menselijke seksuele reproductie, zoals bij de meeste dieren, zijn exact twee gameten gemoeid, de statische vrouwelijke eicel, die de grotere gameet is vergeleken met de bewegende mannelijke, de zaadcel. Dit feit wordt niet ontkracht door het bestaan van een relatief gering aantal mensen met intersekse-eigenschappen of mensen met chromosomale afwijkingen. Intersekse-mensen hebben ambiguë kenmerken van beide geslachten, maar vormen geen soort derde geslacht. Een derde geslacht is er biologisch gesproken gewoonweg niet. Het is belangrijk te onderkennen dat intersekse een medische categorie is, en niets met genderidentiteit van doen heeft, alsof het bijvoorbeeld een soort seksespectrum, waar vaak over gesproken wordt, aan zou duiden. Verwijzingen naar seksespectrum zijn de kwakzalverpraat van de transgender-lobby.

Nu, als je het verschil tussen sekse en genderidentiteit affirmeert, dan moet je ook de geldigheid van een bewering kunnen accepteren die zegt, dat in sommige gevallen sekse genderidentiteit overtroeft. Sport, gevangenissen, criminaliteitsstatistieken, vrouwenopvanghuizen (de vroegere blijf-van-mijn-lijfhuizen), toiletgebruik, medische zorg en medisch onderzoek zijn enige voorbeelden van zulke gevallen. In veel van deze gevallen is het immers van groot belang om onderscheid tussen de mannelijke en vrouwelijke sekse te maken omdat er een duidelijke, wetenschappelijk gefundeerde differentiële impact bestaat afhankelijk van de vraag of je naar de mannelijke dan wel vrouwelijke categorieën kijkt.

In bovenstaande en andere gelijke gevallen is de zin “transvrouwen zijn vrouwen” derhalve onwaar in de zin dat transvrouwen geen vrouwen in de biologisch-anatomische betekenis zijn, namelijk in de betekenis van sekse. De zin kan nog steeds in een andere betekenis waar zijn, namelijk in een fictieve zin (zoals Kathleen Stock beschrijft in haar Material Girls).1

Zijn transvrouwen in deze gevallen dan niet werkelijk vrouwen? Nee, inderdaad zijn transvrouwen niet werkelijk vrouwen als we ‘werkelijk’ opvatten als een verwijzing naar anatomie en biologie. En wanneer we over de biologische betekenis van sekse spreken kijken we niet slechts naar wat het karakteriseert—bijv. chromosomale opmaak, het hebben van een uiterlijk geslachtsorgaan, borsten dan wel het ontbreken daarvan, baardgroei dan wel het ontbreken daarvan enz.—maar naar wat sekse definieert, namelijk naar het reproductief vermogen dat door gameten wordt bepaald, waarvan er slechts twee typen mogelijk zijn.

Maar dit zou geen probleem moeten zijn als je het verschil tussen biologische sekse en sociale/psychologische genderidentiteit affirmeert, wat we verder ook onder genderidentiteit willen of dienen te verstaan, en los van de vraag of het iets reëels is. Transactivisten houden er echter van om dubbelzinnig te doen over het verschil tussen sekse en gender. Soms geven ze toe dat er een verschil bestaat tussen sekse en gender, soms verwisselen ze beiden met elkaar, en soms zeggen ze dat sekse net zo goed een sociaal construct is als genderidentiteit. Dit is begrijpelijk want als men het verschil tussen sekse en genderidentiteit expliciet affirmeert, dan zal men ook de implicatie moeten accepteren dat het legitiem is te zeggen dat in sommige belangrijke gevallen sekse genderidentiteit overtroeft, wat betekent dat transvrouwen niet altijd vrouwen zijn, namelijk niet met betrekking tot sekse.

Transactivisten interpreteren dit evenwel zodanig dat transvrouwen niet als echte vrouwen worden beschouwd, wat ze op z’n zachtst gezegd als een belediging opvatten en in het meest overdreven geval als fascistisch betitelen. De paradox is echter dat zij zelf sekse, namelijk de menselijke vrouwelijke sekse, associëren met wat een ‘echte’ vrouw definieert. Dat wil zeggen: in hun kritiek op wat ze als een transfobe definitie van vrouw zien, hanteren transactivisten zelf dezelfde definitie van wat een ‘echte’ vrouw uitmaakt, namelijk vrouw in de biologische zin van sekse. Ze accepteren derhalve impliciet, nolens volens, het verschil tussen sekse en genderidentiteit, waarbij ‘sekse’ vrouwen definieert als ‘vrouwelijk’ in de biologische zin en alleen ‘vrouwelijk’ in deze zin een ‘echte’ vrouw definieert, namelijk een vrouw die als zodanig geboren is en vanaf haar geboorte een geschiedenis heeft als vrouw.

Maar vervolgens ontkennen ze expliciet de distinctie tussen sekse en genderidentiteit omdat ze de onvermijdelijke implicatie ervan onappetijtelijk vinden, namelijk de implicatie dat transvrouwen geen echte vrouwen zijn. Dat is ook de reden waarom transactivisten er zo op gebrand zijn dat de copula in de zin “transvrouwen zijn vrouwen” wordt gelezen als het grammaticale symbool voor identificatie. In hun optiek zijn transvrouwen en vrouwen namelijk identiek precies in de zin van vrouw-zijn, ook al zijn ze verschillend in andere in hun ogen niet-essentiële opzichten, zoals het wel of niet hebben van een penis! Transvrouwen zijn vrouwen. De eigenlijke modus van de zin is in feite ook geen normale indicativus, het is een optativus! Met de verbeten indicatief overstemt men de eigen teleurstelling: “Was het maar zo dat transvrouwen echte vrouwen waren.”

Omdat de implicatie van het erkennen van het onderscheid tussen sekse en genderidentiteit hen onwelgevallig is, verhullen transactivisten de paradox in hun redeneren door vage uitspraken te doen over het verschil tussen sekse en genderidentiteit. Vaak zeggen ze dat sekse en genderidentiteit inwisselbare of vergelijkbare categorieën zijn, namelijk dat beiden sociale constructen zijn, waarbij de vraag welke echter, reëler, is dan de andere irrelevant is. Of ze zijn eenvoudigweg ambigu in hun gebruik van de termen ‘sekse’ en ‘gender’ door ze handig door elkaar te gebruiken—in het Duits wordt men in dat opzicht op zijn wenken bediend, omdat het Duitse woord voor beiden hetzelfde is: Geschlecht. Of ze zeggen met een zweem van wetenschappelijke Überlegenheit dat spreken over sekse in strikt onderscheid tot genderidentiteit getuigt van reductionistisch biologisme. Dat laatste is natuurlijk baarlijke onzin, want niemand beweert dat het hebben van een vrouwelijk reproductief vermogen de voldoende voorwaarde is voor het vrouw-zijn in bredere zin.

“Il n'y a pas de hors-texte.”

Jacques Derrida

Transactivisten kunnen derhalve het onderscheid tussen biologische sekse en sociale genderidentiteit niet affirmeren omdat, ten eerste, dat onderscheid zou suggereren dat genderidentiteit slechts een construct is terwijl alleen biologische sekse echt zou zijn en, ten tweede, transactivisten de poststructuralistische idee onderschrijven dat er geen werkelijkheid hors-texte bestaat,2 namelijk een gegeven, feitelijke werkelijkheid buiten onze begrippenkaders. De biologische werkelijkheid is volgens hen net zo goed een begrippelijk construct als genderidentiteit. Ze geloven in feite dat er überhaupt geen biologische werkelijkheid bestaat. Er bestaan alleen constructen.

Veel door ideologisch activisme gedreven filosofen van zowel analytische als continentale snit beweren tegenwoordig, dat onze conceptuele schema’s, inclusief uitspraken over wetenschappelijke (en dus ook biologische) feiten, slechts relatief gezien waar zijn. Ze zijn alleen waar op grond van hun begrippelijke samenhang, sociale context, cultureel gebruik of historische betekenis, en niet omdat ze overeenkomen met een onafhankelijke realiteit. Geen enkele verwijzing naar een vermeende externe werkelijkheid verschaft, zo wordt betoogd, de zogenaamde ‘waarheidsmaker’ van een begrip, omdat, ten eerste, er geen externe werkelijkheid is waarnaar onze concepten verwijzen voor hun waarheid en, ten tweede, ‘realiteit’ zelf slechts een begrip onder vele mogelijke begrippen is.

Evenzo beweren trans-activisten dat sekse slechts een concept is, zoals genderidentiteit, terwijl ze op ongerijmde wijze ook beweren dat gender-identiteit het meest innerlijke gevoel van zichzelf is, zelfs essentiëler dan sekse. Het is onduidelijk wat met deze essentialistische gevoelsleer bedoeld kan zijn, en het valt nog te bezien welke metafysisch problematische vooronderstellingen aan een dergelijk essentialisme ten grondslag liggen. De zekerheid waarmee ze dit innerlijke gevoel paraderen, staat in ieder geval in schril contrast tot hun relativistische waarheidsopvatting.

De Reactionair

Boekenwinkel

Ondek onze grote collectie boeken, zoals Desengaño, in onze boekenwinkel.

Desengaño

Het feit dat waarheid niet beschikbaar is buiten onze begrippenkaders om, betekent echter niet dat waarheid slechts een conceptuele constructie is, laat staan ​​een psychologische constructie. Hoezeer onze kennis over de werkelijkheid ook noodzakelijkerwijs conceptueel bemiddeld is, de waarheid van onze gefundeerde oordelen over objecten komt nog altijd overeen met de materiële feiten.

Biologische concepten zoals ‘sekse’ zijn aldus niet louter conceptuele schema’s die geen basis hebben in de realiteit, net zomin als ‘zwaartekracht’ dat zou zijn. Het zijn op evidentie gebaseerde objectief geldige empirische concepten die overeenkomen met werkelijke biologische feiten, zoals perfect binaire geslachten. Dat te ontkennen getuigt van anti-wetenschappelijk ideologisch activisme.

Het valt nog te bezien of genderidentiteit zelf een objectief geldig concept is dat overeenkomt met reële feiten in de werkelijkheid, of niet gewoon het hippe sjibbolet is van een moderne massapsychose. Er zijn in ieder geval goede en maatschappelijk belangrijke redenen om het niet als inwisselbaar met, of als substituut van, biologische sekse te zien. Wat het ook moge zijn, genderidentiteit is geen sekse en vervangt het ook niet.

Maar men zou zich hier eigenlijk niet zo over op hoeven te winden, want conceptuele schema’s hoeven niet te concurreren met elkaar, ofschoon de ene reeks van conceptuele schema’s de andere natuurlijk kan overtroeven om voor de hand liggende en volkomen geldige redenen. Als bijvoorbeeld bij een medische ingreep moet worden uitgezocht wat er onder bepaalde omstandigheden met een bepaald lichaam zal gebeuren, zal men er rekening mee moeten houden of het, zuiver biologisch bekeken, het lichaam van een man of een vrouw betreft, omdat sekse een bewezen medisch bepalende factor is. Het biologische conceptuele schema van sekse overtroeft in dat geval een transgender conceptueel schema. De transgenderidentiteit van de betroffen persoon zal op zo’n moment moeten wijken voor de medische realiteit.

Dit is vergelijkbaar met het geval wanneer het conceptuele schema van de natuurkunde het biologische overtroeft in die zin dat bepaalde eigenschappen en relaties die in de biologie worden geïdentificeerd, op hun beurt afhankelijk zijn van omstandigheden die in de fysica worden bestudeerd, d.w.z. fysieke en causale relaties. Dat betekent echter geenszins dat de natuurkunde de biologie ongeldig verklaart. Deze verschillende conceptuele schema’s geven sui generis beschrijvingen van niet-identieke, variante aspecten van een multicomplexe werkelijkheid, beschrijvingen die elkaar niet vervangen en ook niet met elkaar concurreren.

Wat genderidentiteit ook moge betekenen en welke functionele rol ze ook moge vervullen, en of ze daadwerkelijk iets reëels is of slechts een psychische fictie, een ding staat vast: ze heeft niets van doen met sekse. Eenieder die niet in staat is het verschil tussen sekse en genderidentiteit duidelijk te affirmeren kan men verdenken van opzettelijke verhulling of op z’n minst wetenschappelijke naïviteit.


  1. Stock gaat in op de idee van legal fiction in hoofdstuk 6 van het genoemde werk, vanaf p. 178. ↩︎

  2. Verwijzing naar een bekend citaat van Derrida “Il n’y a pas de hors-texte” uit zijn De la grammatologie. Het laat zich het beste vertalen als: “er is geen buiten-tekst”, waarmede hij bedoelde dat ook de waarneembare wereld zich als het ware als een tekst gedraagt: dingen refereren aan andere dingen en voor deze keten bestaat geen absolute grondslag. ↩︎