Trias politica, rechtsstaat en de nuances uit de vroegmoderne tijd
24 minuten leestijd

Sanura

Trias politica, rechtsstaat en de nuances uit de vroegmoderne tijd

De l'Esprit des Lois 2.0, deel 2

Trias politica, rechtsstaat en de nuances uit de vroegmoderne tijd
24 minuten leestijd

Wie regeert, wordt sinds de laatste paar eeuwen primair ook weer beïnvloed door het stelsel waarbinnen de elite en de meerderheid functioneren. Daarom moeten de ontwikkelingen van complexere staatsvormen tijdens de vroegmoderne periode eerst bekeken worden.

De constitutionele staat is een duidelijk concept. Een staat waar de grondwet de hoogste autoriteit is. Een grondwet beperkt normaal gesproken de uitoefening van macht door een individu of een elite maar ook door de meerderheid. Grondwetten kunnen echter hele simpele documenten zijn die simpelweg de staatsvorm vastleggen, of die nou autocratisch, oligarchisch of democratisch is.

Idealiter behelst het principe van constitutionalisme echter, dat de grondwet bepaalde principes en normen vastlegt waar iedereen, zelfs de machthebbers, aan gebonden zijn. Wanneer deze constitutionele normen gebaseerd zijn op universele morele principes is de Engelse uitdrukking ‘rule according to a higher law’ van toepassing. Dit gaat verder dan het idee van ‘rule of law’, wat alleen inhoudt dat er algemene wetten zijn waaraan iedereen gebonden is, zelfs de overheid, zonder dat deze wetten rechtvaardig of moreel hoeven te zijn of dat er sprake is van een grondwet.

In Duitsland ontstond de term rechtsstaat. Deze verwees naar het begrip objectieve rechtvaardigheid en kreeg ook de betekenis van een staat waaraan een ontwikkelende jurisprudentie ten grondslag lag. Een onafhankelijk rechtssysteem is een essentieel element van de rechtsstaat. Tevens staats een rechtsstaat juist fel tegenover rechtspositivisme. Het beginsel werd geformuleerd door Immanuel Kant. Kant stond nogal kritisch tegenover democratie.1

Kant’s ideeën inspireerden Duitse juristen tijdens de negentiende eeuw. Otto Bähr en Rudolf Gneist propageerden een objectief rechtssysteem dat onafhankelijk was van de uitvoerende macht. Een onafhankelijk rechtssysteem dat objectieve rechtvaardigheid nastreeft is dus een vereiste.2 De rechtsstaat had nog niets met democratie te maken.3

Montesquieu gaf eerder al speciale aandacht aan het belang van een onafhankelijk rechtssysteem en daarnaast de scheiding van de uitvoerende en wetgevende macht. Dit vormde de basis voor zijn trias politica, oftewel scheiding der machten.

Alhoewel de meeste moderne democratieën beweren een trias politica of scheiding der machten te hebben die gebaseerd is op de ideeën van Montesquieu, volgen meerdere democratieën in werkelijkheid een tweeledig stelsel.

De Reactionair

Boekenwinkel

Ondek onze grote collectie boeken, zoals Desengaño, in onze boekenwinkel.

Desengaño

De meeste zogenaamde constitutionele monarchieën hebben een parlementaire regeringsvorm. De rol van de monarch als staatshoofd is vrijwel geheel symbolisch. De uitvoerende macht ligt vrijwel geheel bij de regering, waarbij de monarch een primair symbolische rol heeft in het aanstellen van de ministers. De regering wordt uiteindelijk gekozen door een meerderheid van het parlement. Dit is zelfs zo in bepaalde republieken waar de presidentiële rol grotendeels symbolisch is, zoals in Hongarije en Estland. Dit is een parlementair systeem.

In een parlementair systeem is de uitvoerende macht een kabinet van ministers dat volledig afhankelijk is van een meerderheid in het parlement, de Tweede kamer (of wetgevende macht), aangezien deze de ministers de facto aanstelt; en ook op elk moment kan ontslaan via een motie van wantrouwen.

Montesquieu was duidelijk over het gegeven dat een parlementaire staatsvorm niet een echte trias politica is:

De uitvoerende macht zou in handen moeten zijn van een monarch, omdat deze regeringstak, die behoefte heeft aan verzending, beter door één wordt beheerd dan door velen: aan de andere kant, wat van de wetgevende macht afhangt, wordt vaak beter gereguleerd door velen dan door een enkele persoon. Maar als er geen monarch zou zijn, en de uitvoerende macht zou worden toevertrouwd aan een bepaald aantal personen gekozen uit het wetgevende lichaam, dan zou er een einde komen aan de vrijheid; met de reden dat de twee machten verenigd zouden zijn, zoals dezelfde personen soms een aandeel in beide zouden bezitten en altijd zouden kunnen bezitten.”

De partijen die de parlementsverkiezingen winnen bezitten meteen de wetgevende en uitvoerende macht in een parlementair systeem. Een effectieve trias politica vereist dat de uitvoerende macht onafhankelijk is van de wetgevende macht. Dit is vaak het geval in republieken waar de president door het volk wordt gekozen. Ook was/is dit de norm in constitutionele monarchieën waar de rol van de monarch als staatshoofd vergelijkbaar is met die van de meerderheid van presidenten in een republiek, en de monarch uitvoerende macht bezit.

Alhoewel het parlementaire systeem minder snel overgaat tot autoritarisme, omdat er geen president of monarch is die makkelijk een ‘zelfcoup’ kan plegen met steun van het leger, kan deze juist sneller quasi-oligarchisch en totalitair worden. Het parlementaire systeem is een meer pure vorm van representatieve democratie en tegelijkertijd minder een rechtsstaat met een tripartite scheiding der machten.

Dit wordt verder versterkt in landen waar parlementaire soevereiniteit geldt. Dit houdt in dat het rechtssysteem niet wetten van het parlement kan toetsten aan de grondwet, omdat het parlement als volksvertegenwoordiging, zelf beschouwd wordt als de ultieme interpretator van de grondwet. Dit is nog steeds het geval in Nederland, Engeland, Zweden, Zwitserland en Nieuw-Zeeland, waar een meerderheid van het parlement welke wet dan ook kan doorvoeren en de burger daar niet tegen in beroep kan gaan.

Hieruit blijkt dat de trias politica, net als het concept van een grondwet of dat van de rechtsstaat, niet hetzelfde is als een meerderheidssysteem, wat de meeste mensen vaak democratie noemen. Het staat hier op gespannen voet mee en is zelfs strijdig met het principe van de wil van de meerderheid als allerhoogste autoriteit.

Montesquieu was, net als de Duitse denkers die de rechtsstaat als eersten propageerden, allesbehalve een toegewijd democraat.4 Meerderheidsdemocratie, gebaseerd op de Atheense traditie, werd in het Westen primair tot dogma verklaard door Jean-Jacques Rousseau, tevens een van de grondleggers van het progressivisme (meer over hem later).

Het moderne spectrum van staatsinrichting

Een nog simpeler indeling van regeringsstelsels dan gebaseerd op individu, kleine elite of het volk, is bij een elite geconcentreerde macht (autocratie, oligarchie en beperkte democratie), oftewel autoritarisme versus macht van de meerderheid. Deze tweedeling omvat een breedspectrum en vormt geen binair contrast. Verder gaat het daarbij minder om wie ‘de jure’ de macht bezit (zoals bij de klassieke definities), maar meer om wie ‘de facto’ de macht hebben.

Autoritarisme

Autoritarisme verwijst naar een regeringsvorm met een sterke centrale macht en beperkte politieke vrijheden. Belangrijk politiek wetenschapper Juan Linz noemde 4 elementen van autoritarisme:567

  1. Beperkt politiek pluralisme, door beperking van het parlement, partijen en belangengroepen.
  2. Politieke legitimiteit gebaseerd op een beroep op emotie en de bewering dat het regime belangrijk is in het bestrijden van onderontwikkeling, of een staatsgreep (pragmatisch en praktisch in plaats van utopisch of ideologisch).
  3. Minimale politieke doorstroming en onderdrukking van tegen het regime gerichte activiteiten.
  4. Extensieve uitvoerende macht, vaak redelijk vaag en aan verandering onderhevig, de uitvoerende macht kan zichzelf uitbreiden/versterken.

Electoraal autoritarisme beschrijft (semi)autoritaire regimes die wel aan regelmatige verkiezingen doen. Dit dient vaak om de legitimiteit van het autoritaire regime te versterken, maar is soms effectief gebruikt door de oppositie om democratisering teweeg te brengen.8 Als de oppositie dit effectief kan gebruiken om de machthebbers te bestrijden zonder het regime volledig omver te werpen valt er te spreken van competitief autoritarisme.

Een veel voorkomende vorm van competitief autoritarisme is het dominante-partijstelsel. Eén partij of één vaste, kleine coalitie van partijen heeft langdurig de macht, ondanks dat oppositiepartijen legaal zijn en (redelijk) vrij kunnen functioneren. De heersende partij wint telkens opnieuw de verkiezingen en hoeft niet te onderhandelen met oppositiepartijen om een werkbare regering te vormen. Wat West-Europeanen en Amerikanen mogelijk zal verbazen, is dat dit ook voorkomt in landen met eerlijke verkiezingen. Dit is gangbaarder in samenlevingen met meer culturele eenheid, een sterkere gehechtheid aan traditie en wanneer één partij erin slaagt een succesvol beleid te volgen dat langdurig populair is en een breed draagvlak heeft onder de bevolking.

Tijdens de Amerikaanse bezetting en de democratisering ontwikkelde Japan (ironisch genoeg) een dominante-partijstelsel. Tijdens de Tweede Kamerverkiezingen in 1949 (de laatste onder Amerikaans toezicht) kreeg de democratische liberale partij 44% van de stemmen en een meerderheid van de zetels. Dit vormde uiteindelijk de basis voor de dominantie van de Liberaal Democratisch Partij.9 Vanaf haar oprichting in 1955 tot 1976 had de partij altijd een meerderheid in de Tweede Kamer en van 1959 tot 1989 bezat de partij eveneens een meerderheid van de zetels in de Eerste Kamer.10 De populariteit van de LDP en haar voorgangers (die ondanks de partijnaam nationaalconservatief waren) valt grotendeels te verklaren uit het feit dat Japan zich onder die regeringen herstelde van de Tweede Wereld Oorlog, zich ontwikkelde tot een ‘eerste wereldland’, de inkomsten van de meerderheid van de bevolking elk jaar toenamen wat resulteerde in een groei van de middenklasse en de algemene stabiliteit. De partij verkreeg echter nooit een buitengewone meerderheid of absolute macht.11 Andere soortgelijke succesverhalen zijn de Fidesz-KDNP in Hongarije, de Servische Progressieve Partij sinds 2014, Verenigd Rusland vanaf 2003 en de Botswaanse Democratische Partij (Botswana is de meest langdurende democratie in Afrika en ook een van de minst corrupte landen van het hele continent).

Het dominante-partijstelsel kan ook gezien worden als een spectrum. De Servisch Progressieve Partij was vier keer achter elkaar de heersende partij, maar bezat niet altijd een meerderheid, de LDP had ruim 15 jaar lang telkens een meerderheid in beide kamers van het parlement, maar nooit een overgrote meerderheid, Verenigd Rusland won een supermeerderheid in 2007, verloor deze weer maar hield wel een krappe meerderheid in 2011 en kreeg een nog grotere meerderheid in 2016, terwijl de Botswaanse Democratische Partij meer dan 30 jaar lang een driekwart meerderheid bezat.

Een regime is dus niet per definitie óf autoritair óf democratisch. Volgens wetenschappers bevindt de begripsindeling zich eerder op een continuüm waarbij het gehalte van autoritarisme of democratie bepaald wordt door toename of afname van autoritaire of democratische elementen.

Vandaar dan ook dat de term semi-autoritair (glas halfleeg), naast semidemocratisch (half vol) gebruikt is om verscheidene regimes te beschrijven. Overkoepelende termen zijn hybride regime en anocratie. Vaak ontstaan zulke regimes door een onvolledige overgang van autoritarisme naar liberale democratie.12

Een hybride/semi-autoritair/competitief autoritair/semidemocratisch/anocratisch regime, bestaat vaak uit een constitutionele rechtsstaat, een geconcentreerde, verticale uitvoerende macht en een semi-trias politica, een dominante-partijstelsel en beperkte politieke vrijheden.

Een ander, meer specifiek, concept is illiberale democratie.

Viktor Orbán is een openlijk voorstander van dit concept en Hongarije onder zijn leiderschap dient als perfect voorbeeld. Verkiezingen vinden plaats, maar de natie is geen (volledig) open samenleving. Rechten, als vrijheid van meningsuiting, zijn beperkter, pluralisme is vaak zwakker.1314

Hongarije werd een meerpartijenstelsel met vrije verkiezingen en media na de val van het communisme. Tijdens de parlementsverkiezingen in 2010 won Orbán een twee/derde meerderheid voor zijn Fidesz–KDNP-coalitie, ondanks dat ze 8 jaar lang in de oppositie hadden gezeten. Ze maakten gebruik van deze meerderheid om een nieuwe grondwet door te voeren en breidden het aantal rechters van het constitutionele hof uit van 11 naar 15 om rechters die hun ideologie deelden snel te kunnen aanstellen (constitutionele toetsing en vaste termijnen voor rechters bleven wel gewoon bestaan). Oppositiepartijen werden echter niet verboden, vrijheid van meningsuiting, van pers en van vereniging bleven bestaan en nieuwe verkiezingen werden na 4 jaar gewoon weer gehouden. De overgrote meerderheid werd behouden tijdens de verkiezingen in 2014 en 2018. Beide verkiezingen waren eerlijk en vrij van fraude, volgens internationale observatoren, waaronder het Office for Democratic Institutions and Human Rights (ODIHR). Orban’s regering had haar populariteit weten te behouden en haar beleid genoot een breed draagvlak, (economische groei en een immigratiestop kregen veel steun).15 Wel had Orban’s regering actief gebruik gemaakt van de staatsmedia om haar populariteit te behouden.16

Autoritaire democratie is in feite een autoritair/oligarchisch/semi-autocratisch systeem dat niet gebaseerd is op erfelijke privileges (monarchie en aristocratie) of pure onderdrukking (dictatuur) maar wanneer een een elite zich gelegitimeerd voelt door steun in verschillende bevolkingslagen, voornamelijk de meest hardwerkende, intelligente of anderszins meest bijdragende burgers van de samenleving, zonder dat dit noodzakelijk de steun van de meerderheid betekende (kwaliteit boven kwantiteit). Dit werd gepropageerd door de Italiaanse fascisten die klassensamenwerking in plaats van klassenstrijd onderschreven.17

De falangisten en Franco in Spanje namen dit concept over en maakten er organische democratie van. Franquistisch Spanje had een éénpartijstelsel, maar grondwetsveranderingen moesten door de bevolking via referenda worden goedgekeurd en een deel van de parlementsleden werd door verscheidende bevolkingsgroepen gekozen.[^18]

Dictatuur

Van het Latijnse woord dictātor, oorspronkelijk een Romeinse ambtenaar die tijdelijk absolute macht kreeg om de republiek te kunnen verdedigen, een titel die weer zijn oorsprong had in het Latijnse woord dictāre, dat bevelen betekent.

Heerschappij door een individu of een kleine groep, dus een autocratie of een oligarchie, maar een dictatuur staat er vaak om bekend dat de regering actief democratisering tegengaat door politieke mobilisatie van mogelijke oppositie te onderdrukken. Hierdoor wordt dictatuur vaak geassocieerd met onderdrukking in algemene zin, een aanname die door antidemocratische denkers of sceptici van democratie, steeds vaker bestreden wordt. Sommige dictaturen voorkwamen dat het democratisch proces gebruikt kon worden door meer extreme bewegingen om aan de macht te komen, waaronder de Chinese nationalisten die Taiwan regeerden (nadat ze gevlucht waren ten gevolge van de overwinning van Mao op het vasteland), en in Taiwan jarenlang via krijgsrecht bleven regeren om zo de communisten te kunnen bestrijden;18 evenals anticommunistische regimes van Rhee en Chung-hee in Zuid Korea,19 die bondgenoot waren van de Verenigde Staten tijdens de Koude Oorlog, verder Lee Kuan Yew, onder wie Singapore een eerste wereldland werd, en het antinazi Vaderlands Front in Oostenrijk (veel meer over hen later).

Dictatuur kan dus gebruikt worden als een brede term voor non-/antidemocratische regimes, die democratisering actief tegen gaan en kan in brede zin redelijk synoniem worden gebruikt met autoritarisme. Er valt dus ook te spreken van semi-dictatoriale regimes maar de meest gematigde vormen van autoritarisme, primair competitief autoritarisme en hybride regimes kunnen in geen enkele zin echt als dictatoriaal worden beschreven zonder dat het concept wordt uitgehold.

Majoritarisme / Meerderheidsheerschappij

Zoals eerder beschreven begon de geschiedenis van de democratie in Athene. De Atheense democratie was een directe democratie met egalitaire elementen. Over het algemeen wordt de term primair gebruikt om te verwijzen naar de heerschappij van de meerderheid, en niet van de elite of één persoon. In deze zin betekent het eigenlijk hetzelfde als majoritarisme. Het recht van de meerderheid, of het primaatschap in de samenleving bezitten. Extreem majoritarisme schrijft absolute macht toe aan de meerderheid.

Meerderheidsheerschappij beschrijft regeringsvormen waarin dit geïnstitutionaliseerd is en meerderheidsdemocratie is van toepassing op democratieën waar majoritarisme het ultieme principe is (majoritaire democratie is nogal dubbelop voor ideologen die democratie per definitie vereenzelvigen met de wil van de meerderheid).

Polybios kwam met de term Ochlocratie ὀχλοκρατία, (Latijn: ochlocratia; van ὄχλος “menigte, (mensen)massa” en κρατία “heerschappij) om de heerschappij van de menigte te beschrijven. Een term die gebruikt is om de Duitse keerzijde van democratie te beschrijven.20

Democratie in de zin van majoritarisme wordt gebruikt voor representatieve democratie waarin de vertegenwoordigers, gekozen door de meerderheid van het volk, de macht bezitten, en ook voor directe democratie (tijdens de Verlichting werd soms nog gesteld dat alleen directe democratie echte democratie was, Rousseau is opnieuw een goed voorbeeld).21 Wanneer bindende referenda en volksinitiatieven gecombineerd worden met representatieve regering is er spraken van semidirecte democratie.

Een essentieel element voor de meeste vormen van meerderheidsheerschappij, (en dus voor democratie in zover democratie altijd (ook/deels) majoritaristisch moet zijn), zijn de verkiezingen. Ze moeten regelmatig plaatsvinden en eerlijk zijn. Fraude, intimidatie, geweld of omkoping zijn directe aanvallen op eerlijke verkiezingen. Verder is de mogelijkheid tot meerdere keuzes voor het volk standaard een belangrijk onderdeel. Verkiezingen met maar één partij zijn normaal gesproken strijdig met democratische vrijheden. Sommige revolutionaire regimes vormden echter éénpartijstelsels, terwijl ze steun van de meerderheid of zelfs een overgrote meerderheid van het volk genoten. Als de heersende partij de steun van de meerderheid geniet heeft deze het recht de oppositie te verbieden volgens absolute majoritaristische principes. Rousseau was tegen partijpolitiek, juist omdat het strijdig was met de algemene wil. Lenin en de bolsjewieken, evenals Hitler en de nationaalsocialisten, hielden meerpartijenverkiezingen, zelfs nadat ze aan de macht waren gekomen en verboden uiteindelijk de minderheidsoppositie met de steun van de meerderheid.222324

Eénpartijstaten die het majoritarisme onderschreven bleven vaak aan verkiezingen doen, primair omdat een grote kiezersopkomst het majoritaristisch mandaat van het regime zou vernieuwen. Dit werd gepraktiseerd in Nazi Duitsland, Showa Japan en de Sovjet-Unie. Kiezers werden zelden verplicht om te komen stemmen. De nazi’s hielden zelfs meerdere referenda, waarvan de eerste, in 1934, Hitler toestond om president Hindenburg op te volgen als staatshoofd. Gerespecteerde nazi historicus Ian Kershaw, bevestigde dat de 88.1 % winst voor de nazi’s Hitler’s populariteit reflecteerde.25 Dit werd ook bevestigd door het hogere aantal tegenstemmen in joodse en streng katholieke regio’s (waar Goebbels nog over klaagde).26

Een probleem met representatieve democratie is dat volksvertegenwoordigers valse beloften aan hun kiezers kunnen doen en deze dan systematisch niet nakomen. Soms proberen politici in representatieve systemen vormen van directe democratie zoals referenda juist af te schaffen of te verbieden om op die manier niet direct met de wil van de kiezer geconfronteerd te worden. In dit geval is het de vraag of representatieve democratie wel echt democratisch is en niet een electorale/gekozen oligarchie. Wanneer de meeste partijen de meerderheid van de kiezer negeren en gezamenlijk onpopulaire beslissingen nemen is het moeilijk voor het volk hier wat tegen te doen zonder bindende referenda. Thierry Baudet van Forum voor Democratie vond hiervoor de term partijkartel uit. De term ‘uniparty’ werd op soortgelijke manier gebruikt om de twee heersende partijen in de VS aan te vallen. Als zulke heersende partijen ingaan tegen de wil van de meerderheid handelen ze minder “democratisch” dan sommige éénpartijstelsels. Het is eigenlijk meer een stoelendans van oligarchen.

Westerse/liberale democratie

Rousseau’s concept van de algemene wil vormde een cruciale inspiratie van de radicale Jacobijnen en Robespierre. Tijdens de Franse Revolutie probeerden ze dit principe volledig in praktijk te brengen. De periode van terreur die volgde resulteerde in massale walging in de Westerse wereld en verzet tegen radicalisme en majoritarisme namen toe. Niet alleen conservatieven en contrarevolutionairen wezen de Franse Revolutie en het progressivisme af. Ook de grote meerderheid van vroege (klassieke) liberalen was tegen de Franse Revolutie en de meerderheidsdemocratie. Zoals eerder genoemd hadden Montesquieu en Kant veel kritiek op democratie (Voltaire beslist ook).27 Voorstanders van de rechtsstaat, scheiding der machten/trias politica, constitutionalisme en de rule of law waren tegen de voorvechters van het majoritarisme en andersom. Progressieve/linkse democraten en revolutionairen waren fanatieke vijanden van de vroege liberalen. Het vroege liberalisme nam een positie rechts van het midden in en stond dichter bij conservatieven en absolute monarchisten dan bij revolutionaire democraten.

Hetzelfde gold voor de meeste ‘founding fathers’ in de Verenigde Staten. Die verwezen vooral naar Montesquieu. De Amerikaanse grondwet legde een constitutionele republiek met een trias politica vast, maar sprak niet één keer over democratie.28 De meeste founding fathers hadden hevige kritiek op democratie.2930 De Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog was geen revolutie en veel Amerikanen wezen de Franse Revolutie af. Thomas Jefferson propageerde nog wel een mengsel van gematigde democratie en een constitutionele staat. Deze Jeffersoniaanse democratie werd gevolgd door Jacksoniaanse democratie dat, beginnend in 1828, langzaam de VS overnam.31 Een soortgelijk proces vond in Europa plaats. Veel liberalen in Europa bleven echter sceptisch over democratie en beducht voor het gevaar van ochlocratie (Acton, de Tocqueville, Burckhardt, Montalembert).32 Toen democratie toch groeide in populariteit en opnieuw ge-eist werd tijdens de revoluties van 1848 was dit een minder radicale variant dan die van de Franse republiek van 1792. Alhoewel liberalen geleidelijk het principe van democratie begonnen over te nemen (deel van de transformatie van het vroege liberalisme tot het oude (paleo-)liberalisme, waardoor het meer opschoof naar het midden en weg van/tegen het conservatisme) bleven ze bang voor de tirannie van de meerderheid. Hierdoor ontwikkelde de constitutionele democratie zich tot de norm. De wil van het volk moest heersen binnen een duidelijk systeem dat pluralisme en politieke vrijheden waarborgde. De oorspronkelijk strijdige principes van een trias politica met een constitutionele staat die de algemene wil juist inperken, en het majoritarisme, werden nu gemengd en de democratische rechtsstaat was geboren. In tegenstelling tot Rousseau en andere radicalen werd het bestaan ven meerdere partijen en pluralisme juist belangrijk. Verkiezingen moesten competitief zijn.

Dit compromis kwam bekend te staan als liberale democratie, soms ook wel Westerse democratie genoemd (voor de rest van dit artikel zullen we deze twee termen door elkaar heen gebruiken of simpelweg spreken van democratie). Westerse democratie is dus eigenlijk een combinatie/compromis van twee idealen die oorspronkelijk op extreem gespannen voet stonden.

Democratie/liberale democratie/Westerse democratie/democratische rechtsstaat is een breed begrip dat verwijst naar een competitief en pluralistisch majoritarisme met regelmatige, vrije, eerlijke en onvoorspelbare meerdere partijverkiezingen en een soort van constitutionele “rechtsstaat” met burgerlijke rechten en vrijheden. Dit compromis moet een autoritaire of elitaire rechtsstaat tegengaan en tegelijkertijd afglijden naar antiliberale en tirannieke onderdrukking door de menigte voorkomen.

Voor de meeste mensen in het westen verwijst het woord democratie primair of alleen maar naar deze vorm van Westerse/liberale democratie. Met deze term wordt eigenlijk dus vooral het bovengenoemde compromis bedoeld. Tegelijk wordt de tem ook gebruikt om naar simpel majoritarisme te verwijzen. Een erg brede term dus die tegenstrijdig wordt gebruikt. Zelfs dit concept liet nog steeds ruimte voor talloze variaties (zoals de kwestie van beperkt versus algemeen kiesrecht en representatieve versus semidirecte democratie). Het majoritaristische aspect kreeg telkens meer de overhand tijdens de tweede helft van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw, terwijl meer en meer liberalen beïnvloed werden door het progressivisme en radicalisme, tegelijkertijd met de opkomst van het socialisme. Het stemrecht werd telkens verder uitgebreid en constitutionele monarchieën en gemengde regeringsvormen maakten plaats voor louter symbolische monarchieën en parlementaire stelsels. Landen met beperkt kiesrecht waren ook slechts beperkte democratieën.

Wat de exacte verhouding hoort te zijn tussen de twee elementen “rechtsstaat” en “democratie”, om te kunnen spreken van een liberale democratie, is nogal vaag en verschilt niet alleen per ideologie of persoon, maar zelfs per situatie voor één en dezelfde groep. De linkse groep OpenDemocracy had kritiek op het feit dat het constitutionele hof in Chili wetten strijdig kon verklaren met de grondwet, waardoor er een veto tegen de wil van de meerderheid bestond en was positief over mogelijke hervormingen die dat konden veranderen. Tegelijkertijd had OpenDemocracy kritiek op de uiterst populaire ‘Law and Justice’ partij in Polen, omdat die na haar grote verkiezingswinsten in 2015 het constitutionele hof wilde hervormen, zodat het niet de wil van de meerderheid zou vetoën. In Polen moest de rechtsstaat verdedigd worden tegen de democratie, in Chili de democratie tegen de rechtsstaat (ik vraag me af, of het gegeven dat het constitutionele hof in Chili rechts was, en dus tegen de idealen van OpenDemocracy, terwijl het constitutionele hof in Polen deze idealen verdedigde, iets te maken had met deze tegenstrijdige posities).

Een andere omstreden inperking van de democratie, die werd aangehangen door meer gematigde “democraten”, was het bicamerisme, oftewel het tweekamerstelsel. Een meerderheid van volksvertegenwoordigers kon niet automatisch elk soort wet doorvoeren. In een tweekamerstelsel worden de Eerste Kamerleden vrijwel nooit gekozen via directe nationale verkiezingen, wat vaak (maar lang niet altijd) wel geldt voor de Tweede Kamer. Vaak worden ze op regionale basis gekozen en niet eens altijd door de kiezers van de regio zelf. Een senaat is vaak meer elitair. Dit zorgt voor een meer gematigde, maar niet beperkte, democratie. Als senaatverkiezingen plaatsvinden tussen Tweede Kamerverkiezingen in, kunnen ze ook dienen als een soort van referendum ten opzichte van de regering, en heeft deze een minder absoluut mandaat van 4 jaar. Gezien het feit dat bepaalde regeringen hun meerderheidssteun al na een jaar kwijt zijn, lijkt dit alleen maar logisch.

Een meer gematigde democratie is nauw verbonden met het idee van consensusdemocratie, waarbij er ook geluisterd en rekening gehouden wordt met minderheden en de oppositie. Dit principe was lange tijd leidinggevend in Nederland, België, Denenmarken en Zweden. De laatste decennia echter zijn aanvallen op de traditionele vrijheden van onderwijs, meningsuiting en samenkomst evenals het gebruik van een ‘cordon sanitaire’ in deze landen snel toegenomen. Ouders die niet wilden dat hun basisschoolkinderen ‘geïndoctrineerd’ werden door linkse propaganda hebben uit Zweden moeten vluchten. Zelfs scheiding van kerk en staat en godsdienstvrijheid werden aangevallen in België. De socialisten suggereerden dat de paus alleen maar linkse bisschoppen zoals Godfried Danneels (die pedofilie actief had gesteund) mocht aanstellen in België.

Radicale democratie

Linkse en centrumlinkse bewegingen (radicale liberalen, socialisten en bepaalde varianten van nieuw links) zijn in het algemeen tegen een gecentraliseerd en totalitair éénpartijstelsel. Hierin verschillen ze van extreemlinks als revolutionaire socialisten van communisten. Tegelijkertijd zijn ze vaak wel voor radicale democratie en majoritarisme, en wantrouwig of vijandig tegen weerbare democratie en een rechtsstaat die de wil van de meerderheid op een elitaire manier of via een conservatieve grondwet inperken. D’66 en de PSP streden, net als de CPN vroeger, voor de afschaffing van de Senaat, Raad van State, de monarchie en bindende referenda. Alleen hadden D66 en PSP moeite met de éénpartijstaat/democratische volksrepubliek die de CPN van plan was te stichten nadat ze via zulke democratiseringen een massarevolutie zou hebben verwezenlijkt.


  1. Carl Theodor Welcker; Die letzten Gründe von Recht, Staat und Strafe, philosophisch und nach den Gesetzen der merkwürdigsten Völker rechtshistorisch entwickelt, Heyer: Gießen, 1813, 102. ↩︎

  2. Merriam-Webster, “Republic”. ↩︎

  3. "…democracy is, properly speaking, necessarily a despotism, because it establishes an executive power in which “all” decide for or even against one who does not agree; that is, “all”, who are not quite all, decide, and this is a contradiction of the general will with itself and with freedom.” Kant, Immanuel. Perpetual Peace. Trans. Lewis White Beck (352). ↩︎

  4. “In fine, as in democracies the people seem to act almost as they please, this sort of government has been deemed the most free, and the power of the people has been confounded with their liberty.” De l’Esprit des Lois Book XI Chapter 2 “Democratic and aristocratic states are not in their own nature free. Political liberty is to be found only in moderate governments; and even in these it is not always found. It is there only when there is no abuse of power: but constant experience shews us that every man invested with power is apt to abuse it, and to carry his authority as far as it will go. Is it not strange, though true, to say, that virtue itself has need of limits?” De l’Esprit des Lois Book XI Chapter 4 “The great advantage of representatives is, their capacity of discussing public affairs. For this, the people collectively are extremely unfit, which is one of the chief inconveniences of a democracy.” De l’Esprit des Lois Book XI Chapter 6 ↩︎

  5. Richard Shorten; Modernism and Totalitarianism: Rethinking the Intellectual Sources of Nazism and Stalinism, 1945 to the Present (Palgrave Macmillan, 2012), p. 256 (note 67): “For a long time the authoritative definition of authoritarianism was that of Juan J. Linz.” ↩︎

  6. Juan J. Linz; “An Authoritarian Regime: The Case of Spain,” in Erik Allardt and Yrjö Littunen, eds., Cleavages, Ideologies, and Party Systems: Contributions to Comparative Political Sociology (Helsinki: Transactions of the Westermarck Society), pp. 291-342. Reprinted in Erik Allardt & Stine Rokkan, eds., Mas Politics: Studies in Political Sociology (New York: Free Press, 1970), pp.251-83, 374-81. ↩︎

  7. Gretchen Casper; Fragile Democracies: The Legacies of Authoritarian Rule (University of Pittsburgh Press, 1995), pp. 40–50 (citing Linz 1964). ↩︎

  8. Barbara Geddes — Why Parties and Elections in Authoritarian Regimes? ↩︎

  9. De Democratisch Liberale Partij ging op in de Liberale Partij en haalde in 1952 zelfs 48 % van de stemmen. Dit ontwikkelde zich snel tot alleenheerschappij door de Liberaal Democratische Partij (een latere opvolger van de Liberale Partij). ↩︎

  10. De LDP partij kreeg zelfs 3 keer 56 % tot 59 % van alle stemmen tijdens de tweede kamer verkiezingen en als gevolg meer dan 60 % van de zetels. ↩︎

  11. Zelfs na 15 jaar van een monopolie op de wetgevende, uitvoerende en zelfs de rechterlijke macht, slaagde LDP er nooit in een tweederde meerderheid te krijgen die haar de macht had gegeven om de grondwet aan te passen (een van haar verkiezingspunten), en was de oppositie voldoende vertegenwoordigd in het parlement om pogingen in die richting tegen te kunnen gaan. ↩︎

  12. Подлесный, Д. В. (2016); Политология: Учебное пособие ↩︎

  13. Juan Carlos Calleros, Calleros-Alarcó; The Unfinished Transition to Democracy in Latin America, Routledge, 2009, p. 1 ↩︎

  14. O’Neil, Patrick; Essentials of Comparative Politics. 3rd ed. New York, New York, W. W Norton & Company, 2010. pp. 162–63. Print]. ↩︎

  15. Csaky, Zselyke (12 April 2018); “Viktor Orban Is Just Getting Started”. Foreign Policy. ↩︎

  16. “OSCE/ODIHR Limited Election Observation Mission Final Report”. OSCE Office for Democratic Institutions and Human Rights. Retrieved 1 November 2014. ↩︎

  17. Arblaster, Anthony (1994); “Democracy”. Concepts in Social Thought. Minneapolis, Minnesota, US: University of Minnesota Press: 48. [^18]. Martin Blinkhorn; fascists and conservatives: the radical right and the establishment in twentieth-century Europe. Routledge, 1990, 2003. p. 144 ↩︎

  18. Mulvenon, James C (2003); A Poverty of riches: new challenges and opportunities in PLA research. Rand Corporation. p. 172. ↩︎

  19. The Academy of Korean Studies (2005, pp 178–181) ↩︎

  20. “Polybius, Histories, The Rotation of Polities” ↩︎

  21. Du contrat social, Boek III, hoofstukken 3-7 1762 door Jean-Jacques Rousseau ↩︎

  22. The Fateful Alliance German Conservatives and Nazis in 1933, p. 261, Hermann Beck ↩︎

  23. E. H. Carr; The Bolshevik Revolution 1917-1923, London: Penguin (1966), p. 121. ↩︎

  24. Christopher Read; Lenin: A Revolutionary Life, Abingdon: Routledge (2005), p. 193. ↩︎

  25. Ian Kershaw (1998); Hitler, 1889–1936: Hubris London: Penguin. p. 526 ↩︎

  26. Markus Urban (2011); “The Self-Staging of a Plebiscitary Dictatorship: The NS-Regime Between ‘Uniformed Reichstag’, Referendum and Reichsparteitag”, in Ralph Jessen; Hedwig Richter (eds.), Voting for Hitler and Stalin: Elections Under 20th Century Dictatorships, New York: Campus Verlag, p. 43n ↩︎

  27. Massie, Robert K. (2011); Catherine the Great: Portrait of a Woman. New York: Random House. p. 335 ↩︎

  28. Stemrecht werd in de vroege republiek van de Verenigde Staten bepaald per staat en was vaak extreem beperkt. ↩︎

  29. John Adams; The Letters of John and Abigail Adams ↩︎

  30. Speech in New York, urging ratification of the U.S. Constitution (21 June 1788) ↩︎

  31. The Providence (Rhode Island) Patriot 25 Aug 1839 stated: “The state of things in Kentucky… is quite as favorable to the cause of Jacksonian democracy,” cited in “Jacksonian democracy”, Oxford English Dictionary (2019) ↩︎

  32. Liberalism versus Democracy - Mill, De Tocqueville, Acton ↩︎

Trias politica, rechtsstaat en de nuances uit de vroegmoderne tijd.

Ik weet niks van staatsinrichting en politiek. Het heeft ook mij interesse niet. Ik stem altijd op de oppositie in het waandenkbeeld dat ik daarmee de harmonie dien. Maar wat ik begrepen heb uit het boek: “Het oude Egypte, bakermat van het jonge christendom” van de theoloog dr Tjeu v.d. Berk is de Trias politica oorspronkelijk afkomstig uit de mythen uit het oude Egypte. De Maät (de juiste maat) en het oordeel van de ziel van de overledene die zijn NEGATIEVE confessie aflegde voor de troon van Osiris waar zijn ziel werd gemeten met een balans. Alles wat “gewicht” (!) had van de ziel werd opgevreten door de hellehond. Tot het lege gewichtsloze “niets” opsteeg. Deze archetypische zielsinhouden zijn blijkbaar volgens dit artikel in de “vroegmoderne tijd” weer bewust geworden. Het lijkt me dat bezinning op de oorsprong nuttig is. https://nl.wikipedia.org/wiki/Tjeu_van_den_Berk https://www.youtube.com/watch?v=NKVIbLPZbmI