Tussen twee oorlogen: Anton Kerssemakers
11 minuten leestijd

Camille Scholtz

Tussen twee oorlogen: Anton Kerssemakers

Onderzoek naar een onbekende auteur

Tussen twee oorlogen: Anton Kerssemakers
11 minuten leestijd

Onlangs heb ik de website Delpher ontdekt, een schatkamer van oude boeken en krantenknipsels. Natuurlijk was ik benieuwd of er iets over René Guénon te vinden was, en vond ik een boek genaamd Vrijmetselarij en Jodendom: traditionele inhoud, moderne ontaarding en invloed. Het viel me op dat Guénon op de allereerste bladzijde werd geciteerd, en de daaropvolgende pagina’s vrijwel woord voor woord zijn werk over Traditie, intellectuele intuïtie en de crisis van de moderne wereld weerspiegelden. Dit wekte mijn nieuwsgierigheid naar de auteur van het boek en leidde tot een aantal interessante ontdekkingen.

Vrijmetselarij en Jodendom

Laten we beginnen met het bespreken van het boek Vrijmetselarij en Jodendom. Gezien de titel en publicatiedatum (1939) zou men wellicht kunnen denken dat het een antisemitisch werk betreft. Niets is minder waar, Kerssemakers betoogt dat zowel de Vrijmetselarij als het Jodendom geldige Tradities zijn. Sterker nog, hij stelt dat het Jodendom in zekere zin het fundament van het Christendom vormt en dat het openlijk aanvallen van de Thora, of zelfs het traditionele religieuze commentaar op de Thora, de Talmoed, het fundament van het Christendom zal schaden:

Het misbruik dat, in dat opzicht, van Bijbelsche teksten en gegevens gemaakt wordt, om het “Joodsche” karakter van bolsjevistische, revolutionnaire, kapitalistische, heerschzuchtige, en andere, strevingen te “bewijzen” en te “verklaren”, is een ontstellend voorbeeld van dat wanbegrip. Want daardoor valt men, ten onrechte, het Oude Testament aan en graaft men dus onder het Christendom den traditioneelen grond weg. Dit geldt evenzeer voor traditioneele commentaren, die direct uitdrukking en ontwikkeling zijn van Bijbelsche gegeven en dikwijls letterlijk iets herhalen, wat in den Bijbel staat. Als men een Bijbelsche idee aanvalt, ook als geeft men als bron de Talmoed, of iets anders, op, valt men in dat idee, de Bijbel zelf aan.

Hij stelt verder dat zonder Traditionele gidsen mensen gedoemd zijn dwalingen te vertonen. We zien dit niet alleen bij westerse geseculariseerde volkeren, maar ook bij andere volkeren zoals de Joden. Stellende:

Traditioneele doctrines waren veeleer een rem, een beschutting en een geneesmiddel voor die ethnologische aanleg tot verzet en tot naturalisme: heel de Oud-Testamentische geschiedenis der Joden is een voortdurende wisseling tusschen verzet tegen de Wet en afval van Jehova; straf en bedreigingen, inkeer, berouw en onderwerpingen.

De reeds lang bestaande Europeesche ontaarding, heeft op haar beurt, de Joodsche Traditie aangetast, zoals zij overal alle traditioneele waarden aantast en ondergraaft, waar zij haar invloed kan doen gelden. Dat deze ontaarding in het moderne Jodendom een bijzondere “kleur” kreeg, spreekt vanzelf. […] Ook de, door de moderne beschaving gemoderniseerde, Moslem is anders dan de moderne Europeaan, en de gemoderniseerde Hindoe, Chinees, of Neger is anders. Zij allen verschillen onderling, in de wijze, waarop zich het moderne individualisme uit, maar het zijn desalniettemin allemaal verschijningsvormen van een en het hetzelfde beginsel (of liever: van een en de dezelfde beginselloosheid): het individualisme en zijn moderne exponenten.

Dit literaire werk verdedigt op beknopte wijze de Traditionele essentie van de ware vrijmetselarij en het jodendom, terwijl het tegelijkertijd degenen die deze diepgewortelde tradities beschuldigen als oorzaak van hedendaagse negatieve verschijnselen, kritisch onder de loep neemt. De daaropvolgende hoofdstukken besteden uitgebreid aandacht aan het ontleden en weerleggen van verschillende dergelijke clichés die vaak worden omarmd door meer materialistische en conservatieve kringen. Zo ontkracht het boek bijvoorbeeld de bewering dat de vrijmetselarij een clandestiene joodse sekte zou zijn, door diepgaand onderzoek te verrichten naar de vrijmetselaarssymbolen en rituelen, en de historische aanwezigheid van Joden in vrijmetselaarsloges. Bovendien neemt de auteur in een ander gedeelte van het boek de antisemitische invalshoek van de beruchte Protocollen van de wijzen van Sion onder de loep en bekritiseert deze scherp:

Deze “Protocollen" zijn geenszins een “Joodsch” programma, maar zij zijn de uitdrukking van een veel algemeener en wijder streven, van de “moderne mentaliteit” in het algemeen, waarvan men de verwezenlijking om zich heen kan waar nemen. Als zoodanig “document” zijn zij niet zonder waarde: het is alleen maar jammer, dat men er indertijd vanwege antisemitische propaganda, een fabuleuze Joodsche oorsprong aan heeft toegedicht en de rol der Joden heeft aangedikt. Men leze ze dan ook zoodanig, dat men overal voor “Joden” een algemeener term substitueert, zoals “leiders”, “heerschers” of “machthebbers”, die dan van allerhande schakeering en ras kunnen zijn.

Overigens zijn, over den “oorsprong” van dit boekje, opgemerkt, dat het heelemaal niet nodig is, te veronderstellen, dat het een soort “program” is, aan de een of andere duistere organisatie ontstolen. Het kan heel goed van a tot z gefabriceerd zijn door een of andere handige agitator, aangezien in den tijd van het ontstaan heel goed te zien was, welke richting de Europeesche wereld uitging en van welken aard haar verwerkelijking zouden zijn: om deze “Protocollen” te schrijven was slecht noodig, de tendenzen der negentiende eeuw scherp te observeeren en deze rigoureus, consequent en logisch door te denken. Uit de zelfde periode stammen trouwens tal van andere werken (o.a zekere Pauselijke Encyclieken en veroordeelingen), waaring op de mogelijkheid van zulk een ontwikkeling gewezen wordt en haar gevaar gesignaleerd. Maar het is karakteristiek voor de moderne mentaliteit, dat dergelijke waaschuwingen geen gehoor vinden en dat daarvoor noodig is den vorm eener mystificatie, zooals die, waarin de “Protocollen” gekleed werden…

Vandaag de dag zijn veel van deze vormen van taalgebruik nog steeds aanwezig en daarom blijft dit boek uiterst actueel. De laatste pagina’s zijn bijzonder scherp, vooral omdat het exemplaar dat ik onder ogen kreeg was gestempeld met de tekst “HOOFDKWARTIER N.S.B.”, een beweging en ideologie die precies de elementen belichaamt waar de laatste paragraaf van het boek op wijst:

Samenvattend moeten wij dus constateeren: dat de ontaarding der moderne wereld veroorzaakt wordt door het humanisme. In de eerste instantie is het de Klassicistische invloed, welke hulpmiddel is tot penetratie van dit humanisme. Vervolgens dringt dit, onder allerlei vermommingen en verschijningen, zoals de godsdienst, de politiek, de kunst, de wijsbegeerte, de wetenschap, enz. in steeds versneld tempo, verder en verder door. Met de Fransche Revolutie tast dit humanisme ook Joden en Vrijmetselaars aan, die in de negentiende eeuw op hun beurt een expansieve en agressieve factor worden, bij de humanistische verwording der moderne wereld. En wil men deze verwording bestrijden, dan zal men haar bron en aandrift, haar oorzaak en drijfkracht dienen te bestrijden: de humanistische anti-traditioneele mentaliteit.

Al het overige, wat dáár niet op gebaseerd is, is slechts een loos gebaar, dat enkel wat oude verschijnselen opruimt en plaats maakt voor nieuwe (en erger!) ontaardingsverschijnselen! Gevechten tegen windmolens zal de moderne wereld niet uit de “crisis” redden: de wind blijft waaien, behoudt zijn kracht en zijn activiteit, ook al zijn alle windmolens met den grond gelijk gemaakt en ziet men geen draaiende wieken meer!

Andere werken

Kerssemakers was schrijver, eigenaar van een uitgeverij, en redacteur van verschillende tijdschriften gedurende zijn leven, werken omvatten:

  • Witte Vonken, 1930, vertaling van uitspraken van Pastoor van Ars, onder het pseudoniem Jac. van Hal.
  • Zij die schreit, 1931, vertaling van Celle qui pleure door Léon Bloy.
  • Dialoog over de volmaaktheid, 1931, vertaling van Il libro della divina provvidenza ovvero Libro della divina dottrina door Catharina van Siena, een Italiaanse mystici en heilige uit 1347
  • De paradijsbloem, 1933, biografie van een Nederlandse mystici en heilige uit 1380.
  • De Kabbalah der Joden; gewroken van de valsche aantijging van pantheisme, door de simpele uiteenzetting van haar leerstellingen volgens de gezaghebbende kabbalistische boeken, 1934, vertaling van La cabala degli ebre door Paul Drach.
  • De Nederlandsche vrijmetselaren en de politiek, 1935, onder het the pseudoniem J. van Starkenburg.1
  • De waarheid over Italië-Abessinië en het drijven der Engelschen, vrijmetselaren en rooden naar een tweeden wereldoorlog, 1935, onder het pseudoniem J. van Starkenburg.
  • Het bloed van den arme, 1938, vertaling van Le Sang du Pauvre door Léon Bloy.
  • De daemon, 1948, in Ons Geloof.
  • De taak van de verstandelijke argumenten bij de voorbereiding tot de geloofsact, 1949.
  • Het offerkarakter der H. Mis in de Summa theologica van St. Thomas, 1953.
  • Waarde en grenzen van de apologetische bewijsvoering in de geloofsprediking, 1954.
  • Bultmann’s opvatting over zonde en verlossing, 1956.
  • Westerse en oosterse mystiek, 1956, in Tijdschrift voor Geestelijk Leven.

Kerssemakers was een uiterst veelzijdig schrijver die bijdroeg aan verschillende publicaties, waaronder Roeping, Dietsche Warande en Belfort, en Aristo- van Wouter Lutkie. Later was Kerssemakers ook redacteur van- en schrijver voor- eigen katholiek maandblad De Paal (1930), de naam mogelijk geïnspireerd door een pamflet van Léon Bloy onder de naam Le Pal. Dit tijdschrift was deels een voortzetting van een eerder tijdschrift met de naam De Valbijl door Gerard Bruning,2 en deels een reactie op een ander katholiek tijdschrift, De Gemeenschap, dat volgens hem te veel gericht was op louter esthetiek en te sciëntistisch was.3

De Reactionair

Boekenwinkel

Ondek onze grote collectie boeken, zoals Desengaño, in onze boekenwinkel.

Desengaño

Kerssemakers begreep dat het een armoedige indruk zou maken als hij alleen het blad volschreef, dus koos hij een serie indrukwekkende pseudoniemen: Karel Helle Baerdt, Ch. de Keyser, A. de Knöppel en Jozef de Haan. Ingaande het tweede nummer voegde Ernest Michel (katholiek schilder en beeldhouwer van hout en brons, zou tevens de propagandaleider van de N.S.B. worden in de toekomst) zich bij Kerssemakers; met ingang van het derde nummer gevolgd door Henri Bruning (later N.S.B. lid en schrijver). De twisten waren schering en inslag en enkele nummers later voert Kerssemakers weer alleen de redactie, met nu alleen zijn pseudoniem De Keyser naast zich. Pas eind 1930 kreeg de redactie een definitieve samenstelling: naast Kerssemakers zien we opnieuw Michel en Bruning, de vierde man was Ernst Voorhoeve. In het voorjaar van 1931 kwam het binnen de redactie van De Paal tot een breuk tussen Kerssemakers enerzijds en Voorhoeve, Michel en Bruning anderzijds, het blad werd vervolgens opgeven na een totaal van 8 publicaties.4 Zoals ik al liet doorschemeren, zullen de mensen die de redactie vormen en Kerssemakers later in hun leven in vrij tegengestelde politieke kampen terechtkomen.

Na ~1940 blijkt het vinden van werken van Kerssemakers, en informatie over Kerssemakers, zo goed als onmogelijk, en ik heb urenlang oude tijdschriften en brieven doorgespit. Zijn laatste werk schijnt een vertaling te zijn van brieven van René Guénon naar het Amerikaanse tijdschrift The Speculative Mason, vertaald naar het Frans voor het tijdschrift Études Traditionnelles, dit werd gepubliceerd in 1971.

Zwart Front

Bij onderzoek viel mij op dat veel van de boeken van Kerssemakers zijn uitgegeven door een kleine uitgeverij uit Oisterwijk, Het Sinjaal genaamd (deze uitgeverij ging voorheen onder de naam De Gouden Ring),56 deze uitgeverij was in handen van Kerssemakers.7 De toekomstige leider van de katholiek-fascistische beweging Zwart Front, Arnold Meijer, zou daar zijn eerste boek uitgeven. Veel van de latere boeken van Meijer, Kerssemakers, Wouter Lutkie en van Zwart Front zouden worden uitgegeven door uitgeverij Oisterwijk, te Oisterwijk. Ik vermoed dat De Sinjaal en Oisterwijk een en dezelfde uitgeverij waren gezien het feit dat beide uitgeverijen dezelfde auteurs uitgaven, dezelfde typografie hadden en beide in Oisterwijk waren gehuisvest.

Veel mensen in de kringen van Kerssemakers maakten verder deel uit van Zwart Front, Kerssemakers zelf was hoofd van afdeling Tilburg.8 In 1937 zou Kerssemakers een brief sturen met het verzoek zijn lidmaatschap van Zwart Front op te zeggen.9Ik heb niet precies kunnen vinden wat de reden hierachter was, maar volgens Wikipedia pleitten katholieke bisschoppen om Zwart Front niet te steunen, dus dat zou er iets mee te maken kunnen hebben. Verder ging Zwart Front rond 1940 van een theocratische partij naar meer een N.S.B. concurrent, waarbij ze zich omdoopten tot Nationaal Front.

Na de oorlog

In krantenknipsels en een nieuwsblad voor boekhandelaren vond ik dat de eigenaar van Het Sinjaal A. J. M. Kerssemakers is.1011 In 1957 werd ene Alphons Josef Marie Kerssemakers pastoor van de Sint Antonius Abt in Sint-Antonus:12 de initialen van Anton en Alphons komen overeen, verder schreven ze allebei voor katholieke tijdschriften en kwamen beide uit omgeving Tilburg/Haaren/Oisterwijk. Of Anton en Alphons één en dezelfde man zijn weet ik niet, maar het lijkt me toch vrij waarschijnlijk. Alphons werd geboren in 1911 en stierf in 1984, moge hij rusten in vrede.


  1. Kerssemakers en van Starkenburg schreven beide voor dezelfde uitgeverij, over dezelfde onderwerpen, en beide voor Aristo-. Antiquariaat Fokas Holthuis verkoopt boeken van Kerssemakers en van van Starkenburg (zie Nieuwsbrief 962: Rooms-Antirooms) en schrijven het van Starkenburg boek toe aan Kerssemakers. Ik heb Fokas Holthuis gemaild met de vraag hoe ze dit weten en kreeg het volgende antwoord: “Wij hebben een aantal Kerssemakers-boeken (en een flink archief van Ernest Michel) gehad, waarvan de boeken die we nog hebben de resterende zijn. Een van de boeken heeft een opdracht van Kerssemakers aan zijn zoon, die we als collega-antiquaar kennen. Op het andere boek is met potlood de identificatie geschreven in het handschrift van diezelfde antiquaar/ annex zoon van. Daarmee is het toch wel vrij aannemelijk.” ↩︎

  2. Leonardus Joosten, Katholieken en fascisme in Nederland, 1920-1940↩︎

  3. Anton van Duinkerken, De beweging der jongeren↩︎

  4. Adriaan Venema, Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie. Deel 2: De harde kern↩︎

  5. Archief Zwart en Nationaal Front, 1934 - 1941 N.B., Correspondentie met J. Gasille in Den Haag / P. Govers in Tilburg / Uitgeverij De Gouden Ring van A. Kerssemakers in Tilburg / H. Groenewegen in Bennebroek / familie Groenland / Garagebedrijf H.J. de Groot in Tilburg, circa 1920 - 1965. ↩︎

  6. Leidsche Courant, 9 augustus 1941. ↩︎

  7. Hans Schippers, Zwart en Nationaal Front↩︎

  8. Adriaan Venema, Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie. Deel 1: Het systeem↩︎

  9. Archief Zwart en Nationaal Front, 1934 - 1941 N.B., Brief van Anton Kerssemakers in Tilburg, met verzoek hem te schrappen als lid van Zwart Front, 1937. ↩︎

  10. Nieuwe Tilburgse Courant, 29 december 1933. ↩︎

  11. Nieuwsblad voor den boekhandel no. 14, 17 februari 1931. ↩︎

  12. Het Nieuwsblad van het Zuiden, 18 juli 1956. ↩︎