Van de wereld genezen
Een recensie van Robert Lemms Desengaño
GeschiedenisGoede boeken zijn als spiegels: wanneer een aap er in kijkt, kan er geen apostel terug kijken.” is een van de fraaie aforismen van de achttiende eeuwse schrijver Georg Christoph Lichtenberg. In het nieuwste boek van Robert Lemm kijken er geen apostelen terug maar wel heel wat reactionairen. Het tweede deel bevat zelfs een galerij met tien miniportretten van reactionairen door de eeuwen heen. Wanneer je als lezer oogcontact met hen wilt maken, dan hoef je geen reactionair te zijn, maar affiniteit met het reactionaire denken is natuurlijk wel gewenst.
Robert Lemm stelt vast dat het woord “reactionair” een uitgesproken ongunstige klank heeft. Het wordt meestal geassocieerd met ouderwets, achterhaald, aartsconservatief en in onze gepolariseerde tijd zelfs met extreemrechts. “Reactionair” is de spreekwoordelijke kwal waar de meeste schrijvers en uitgevers omheen lopen. Een select publiek weet inmiddels dat Robert Lemm en uitgeverij De Blauwe Tijger telkens weer de moed tonen om het reactionaire gedachtengoed te verspreiden. Daarbij bekennen ze ook kleur met hun levensovertuiging: Robert Lemm en Tom Zwitser, uitgever van De Blauwe Tijger, zijn beiden behoudend katholiek.
Desengaño bestaat uit twee delen. Het eerste deel (196 pagina’s) is het eigenlijke boek en bestaat uit 24 hoofdstukken. Het tweede deel (55 pagina’s) is een soort bonus en telt 12 hoofdstukken met miniportretten van tien reactionairen door de eeuwen heen. Want ook al zijn de wereld en de mensheid niet voor verbetering vatbaar, we hoeven toch ook niet te wanhopen. Op individueel niveau is de mens, met Gods hulp, wel degelijk in staat om voortgang te maken op zijn geestelijke weg. Daarvan getuigen niet alleen de ontelbare heiligen binnen de Kerk, maar ook de tallozen die zich terugtrokken uit de wereld en afstand namen van hun eigen tijd. Lemm noemt ze onze “gidsen in het labyrint van de moderniteit“.
Aan het einde van Desengaño citeert Robert Lemm uit een essay van de katholieke dichter Gerard Bruning uit 1922. De titel van dat essay luidt Het apostolaat van den katholieke kunstenaar. Honderd jaar geleden was al duidelijk geworden dat de moderniteit het van de traditie gewonnen had. De intellectuelen en kunstenaars van de twintigste eeuw hadden helemaal niets meer met het christelijk geloof. Toch waren er nog altijd katholieke kunstenaars, zoals Bruning. Hij verwijst in zijn essay naar Léon Bloy, een andere katholieke schrijver die vijf jaar eerder was overleden. De katholieke kunstenaar was in de moderne tijd een roepende in de woestijn geworden en kreeg ‘s werelds loon: het doodzwijgen. Of zoals Leon Bloy schreef: la consipration du silence.1
Het woord desengaño is lastig te vertalen. Het komt in de buurt van ontnuchtering, desillusie en ontgoocheling. De schrijver stelt zelf het neologisme “ontwaning” voor. De ondertitel “De wereld is niet voor verbetering vatbaar” maakt duidelijk waar deze “ontwaning” betrekking op heeft, namelijk op de waan dat de mens de wereld zou kunnen verbeteren. Deze waan geeft brandstof aan het vooruitgangsoptimisme dat ons sinds de Verlichting zit ingebakken. Een woord als “maakbaarheid” heeft er direct mee te maken.
Door de hoge vlucht van de wetenschap en techniek in de laatste 250 jaar zijn we niet alleen in de waan gekomen dat maatschappij en wereld te verbeteren zijn. Het bewijs lijkt ook overtuigend geleverd: we leven immers in een democratische rechtsstaat en niet (langer) onder een tirannie, we zijn mondig geworden, de materiële welvaart is wereldwijd enorm toegenomen, de volksgezondheid sterk verbeterd en de wetenschap en techniek dienen in steeds hogere mate het gemak van de mens. Maar we weten ook dat al deze verbeteringen zich vooral op het horizontale vlak afspelen.
Een wereld zonder oorlog hebben we nog steeds niet kunnen realiseren, integendeel. Oorlog en misdaad, kortom, het kwaad in de wereld is gebleven en lijkt zich door het schrille contrast met alle verbeteringen op materieel gebied eerder te hebben verdiept. Het vooruitgangsgeloof dat sinds de Verlichting de westerse wereld heeft voortgedreven, heeft in de 20e eeuw ernstige averij opgelopen. De twee wereldoorlogen die Europa aan de rand van de afgrond brachten, waren wat dat betreft pure desengaño. Al in het najaar van 1914 was duidelijk geworden dat de bejubelde techniek ons ook vernietigen kon.
Toch is de ontnuchtering van de 20e eeuw niet de desengaño waar dit boek over gaat. Desengaño gaat namelijk over een dieper inzicht dat al lang bestond voordat de verschrikkingen van de 20e eeuw het vooruitgangsgeloof uit de Verlichting wegvaagden. Ook tijdens de verlichte 18e eeuw bestond er al een traditie van innerlijke overtuiging dat de wereld niet voor verbetering vatbaar is. Desengaño blijkt innig verbonden met het christelijke geloof, dat per definitie een geloof is dat zijn hoop niet op deze wereld gevestigd heeft. De Renaissance heeft het memento mori uit de Middeleeuwen nooit helemaal kunnen vervangen door het carpe diem. Ondanks alle materiële vooruitgang bleef de mens een sterfelijk wezen. En bleef het lijden in de wereld. Voor Lemm is dit de kern van de zaak. Hoe gaan we met dit lijden om?
Van nature streeft de mens naar een maximalisering van genot en een minimalisering van lijden. Al in de voorchristelijke tijd werden er levensbeschouwingen geformuleerd om het probleem van het lijden op te lossen, zoals het boeddhisme en het stoïcisme. De boodschap van Christus is uniek: het lijden krijgt een diepere zin in de vrijwillige aanvaarding van het lijden. Anders dan in het boeddhisme of stoïcisme brengt de aanvaarding of gelatenheid ten aanzien van het lijden geen rust voor zolang als het duurt of een nirvana, maar uitzicht op eeuwig leven. Want de ziel is onsterfelijk. Deze overtuiging lijkt voor de moderne mens volledig achterhaald. Metafysica is vervangen door fysica.
Wanneer we terugkijken in de geschiedenis kunnen we zien hoe het geestelijke verval in het Westen verlopen is. De Verlichting bracht de moderne wetenschap in een stroomversnelling. Vooral na 1850, met de opkomst van de positivistische wetenschap, ging het enorm hard. De wetenschappelijke opmars ging samen met een terugtrekking van het christelijke geloof. Na 1850 doet de moderne en post-christelijke mens zijn intrede in de geschiedenis. Het moderne mens- en wereldbeeld leunt zwaar op de Four Horsemen van de moderniteit: Darwin, Marx, Nietzsche en Freud. Zij hebben het menselijk bestaan opnieuw vormgegeven en een nieuw paradigma geschapen.
Darwin heeft ons de biologisering gebracht: de mens is een dier onder de dieren geworden en net zo sterfelijk en zielloos als een worm. Van Marx komt de economisering: de mens wordt een homo oeconomicus, een wezen dat elk aspect van het leven herleidt tot nut en geld. Nietzsche radicaliseerde de relativering: er zouden geen feiten bestaan maar slechts interpretaties en waarheid wordt daarmee gelijkgesteld aan mening. Ten slotte heeft Freud de seksualisering gebracht: de mens is niet zo vrij als hij denkt en wordt ten diepste aangedreven door zijn onderbewuste waarin de seksuele begeerte de dienst uitmaakt. Zo is in het post-christelijke mensbeeld de nadruk verplaatst van het menselijke naar het dierlijke, van de genade naar het geld, van het heilige naar de hartstochten, van de Waarheid naar de “eigen waarheid”, van het hemelse naar het aardse en van het eeuwige naar het tijdelijke.
De moderne mens heeft zich dus opgesloten in een dierlijke, aardse en tijdelijke opvatting over zichzelf. Intussen blijven de dood en het lijden gewoon bestaan. De dood wordt gezien als een vanzelfsprekendheid. Immers, overal in de natuur zien we de dood, dus we concluderen dat de dood bij het leven hoort en dat het verlangen naar onsterfelijkheid een absurditeit is of erfenis uit het christelijke verleden. Het lijden is voor de moderne mens ten diepste zinloos. Door het stoïcijns te ondergaan, kunnen we er in ieder geval toch mee leren leven. Maar het lijden dient vooral geminimaliseerd te worden. Als ons leven maakbaar zou zijn, dan moet onze dood dat ook zijn. Kortom: als het lijden te zwaar is, dan is het legitiem geworden om ons leven te beëindigen en wordt het woord “zelfmoord” taboe.
In de aanleiding van het boek wordt vermeld dat het boek de neerslag vormt van een reeks workshops die de auteur tussen 2016 en 2021 heeft gegeven, met name onder jongeren van Forum voor Democratie. De structuur van het eerste deel is niet echt helder en het geheel geeft daardoor de indruk van een omgevallen boekenkast. In de inleiding wordt de toon al gezet: Lemm meandert door vijf eeuwen westerse geschiedenis en springt van het een naar het andere. Het reactionaire geluid, in de vorm van Verlichtingskritiek of van cultuurpessimisme, vormt daarbij wel een rode draad. De lezer die zich bedolven voelt onder een veelheid aan namen en onderwerpen, kan zich daar gelukkig steeds aan vastgrijpen.
Er wordt overigens een juist onderscheid gemaakt tussen conservatief en reactionair. De conservatief kijkt vooral terug, de reactionair kijkt eerder omhoog. Door de nadruk op het verticale komt ook het geestelijke leven in zicht. De rationele, wetenschappelijke kennis die het westen sinds de Verlichting een leidende rol in de wereld heeft gegeven, wordt zo gerelativeerd. In het geestelijke leven, het christendom in het bijzonder, valt de nadruk juist op de kennis van het hart. Het Westen is uit balans geraakt. Door de nadruk op de kennis van het hoofd (ratio) te leggen, is de kennis van het hart (nous) vaak uit het zicht verdwenen. En de nous is het oog van het hart waarmee de mens Zijn Schepper kan zien.
Als behoudend katholiek levert Lemm ook kritiek op de richting die de katholieke kerk sinds 1850 is gegaan. Hij schreef al eerder over dit onderwerp in zijn boek De kruisgang van het christendom (1999). Het geestelijke verval in het Westen raakt ook de Kerk van Rome. Lemm laat zien hoe de twee laatste concilies Vaticanum I (1869-1870) en Vaticanum II (1962-1965) met elkaar samenhangen. Vaticanum I probeerde de wereld (c.q. de geest van het liberalisme) nog tegen te houden.
Op 20 september 1870 werd Rome ingenomen door koning Victor Emanuel II en kwam er na 1116 jaar een einde aan wat er van de Kerkelijke Staat was overgebleven. Weliswaar zou Mussolini in 1929 van het Vaticaan een onafhankelijke staat maken, Vaticaanstad is uitdrukkelijk niet de opvolger van de Kerkelijke Staat. Het territorium van de Kerk van Rome werd na Vaticanum I dus opgeslokt door de wereld. Maar slaagde de katholieke kerk er daarna wel in om haar theologie (die niet van deze wereld is!) veilig te stellen voor de wereld?
Aan het begin van de twintigste eeuw was er onder Pius X moedig verzet tegen de geest van het liberalisme en de moderniteit. Maar uiteindelijk moest de katholieke kerk toch het onderspit delven. Vaticanum II werd in de jaren zestig van de vorige eeuw de ondergang van het traditionele katholieke geloof. In een angstvallige, bijna wanhopige poging om de leegloop van de kerk een halt toe te roepen werden hervormingen doorgevoerd die de kerk (bijna) gelijkvormig maakte met de wereld. Het was een knieval voor de geest van het liberalisme.
De koers van de katholieke kerk na Vaticanum II staat niet los van de rest van de rol van het christelijke geloof in de maatschappij sinds de jaren zestig. Het is soms wel jammer dat de schrijver zich hier beperkt heeft tot de katholieke kerk en bijvoorbeeld de rol van het oosterse christendom, ook in westerse samenlevingen, buiten beschouwing laat. De Orthodoxe Kerk is bij uitstek de hoeder van een traditioneel christendom dat teruggaat tot de woestijnvaders uit het vroege christendom.
Paus Benedictus XVI die in Desengaño niet zo’n positieve rol krijgt toebedeeld (vooral door zijn bezoek aan de blauwe moskee in 2006) zag het vroege christendom juist als een ijkpunt voor de Kerk in onze tijd en kwam volledig terug op zijn aanvankelijke enthousiasme voor en bijdragen aan Vaticanum II. Als kardinaal Ratzinger sprak hij in een essay over het geestelijk verval in het westen zelfs van de Selbsthass des Abendlandes. Het geestelijk verval in Europa en de afkeer van haar christelijke identiteit staan overigens in direct verband met het verschijnsel (zelf)islamisering. In hoofdstuk 22 gaat Lemm hier op in. Over dit onderwerp zal hopelijk nog veel worden geschreven want in plaats van de pijlen op de islam te richten kan vanuit het reactionaire gedachtegoed beter de vraag gesteld worden waarom het Westen, dat zo gedreven wordt door de idealen uit de Verlichting, zich zo opengesteld heeft voor een religie en ideologie die zo wezensvreemd is aan juist de idealen van vrijheid en gelijkheid die zo centraal staan in deze verlichte tijd. De wereld is niet voor verbetering vatbaar, ook de moderne westerse wereld niet die daar sinds de Verlichting juist zo in gelooft. Samenvattend is Desengaño een uitstekende gids voor iedereen die in het reactionaire gedachtengoed geïnteresseerd is. De tien “gidsen in het labyrint van de moderniteit“ die in het tweede deel worden voorgesteld, nodigen de lezer beslist daartoe uit.
La Conspiration du Silence is de ondertitel van een tekst van Leon Bloy uit 1913 (l’Enragé volontaire ou la Conspiration du Silence) waarin hij van leer trekt tegen degenen (c.q. de Franse literaire pers) die hem doodzwijgen. Over deze samenzwering schrijft Bloy: “C’est le désert du steppe immense autour du conquérant forcé de mourir d’inanition. C’est la solitude infinie de Dieu lui-même dont nul ne parle et ne veut entendre parler…” Maar tegelijkertijd is hij dankbaar voor dit doodzwijgen: “Le silence, la misère, les chagrins affreux, voilà ce qu’il me fallait pour devenir le monstre invincible.” Bloy erkent dat hij de stilte nodig had om een “onoverwinnelijk monster” te worden. Want “Le silence est une prairie favorable aux ruminants de l’éternité”. De stilte is een weide die gunstig is voor de “herkauwers van de eeuwigheid”. ↩︎