Wat zijn gelijke kansen?
10 minuten leestijd

Wat zijn gelijke kansen?

En waarom vinden we die zo belangrijk?

Religie
Het rad van fortuin uit het tarot van Marseille.
Het rad van fortuin uit het tarot van Marseille.
10 minuten leestijd

Streven naar een wereld van gelijke kansen is een van de platitudes waar politici maar geen genoeg van kunnen krijgen. Wie is er nou tegen dat een gekleurd kind even veel kansen krijgt als een blank kind, een arme even zoveel als een rijke? Vaak wordt hier dan nog aan toegevoegd dat dit iets anders is dan streven naar gelijke uitkomsten. Zelfs de grootste utopistische luchtfietser begrijpt nog dat dit ondoenlijk is. Maar snijdt dat onderscheid tussen gelijke kansen en gelijke uitkomsten wel hout? En zo niet, wat blijft er dan nog over van het streven naar gelijke kansen? Laten we eens kijken of we er chocola van kunnen maken.

Kans als illusie

Eerste opmerking: een kans is niet iets tastbaars. Net zoals Hume erop gewezen heeft dat we weliswaar gebeurtenissen kunnen waarnemen die elkaar opvolgen volgens een vast patroon en van daaruit causaliteit extrapoleren1, maar toch nooit het concept ‘oorzakelijkheid’ empirisch waar kunnen nemen, zullen we in het fysieke domein ook nooit een kans aantreffen.

Volgens Kant en later ook bijvoorbeeld Schopenhauer, doet de hele fenomenale wereld zich aan ons voor als causaal gedetermineerd. Waar we ook kijken, hoe ver in het verleden we onze blik ook werpen, we zien louter een keten van oorzaken en gevolgen vanaf de oerknal (dit voeg ik zelf toe, deze theorie was uiteraard nog niet bekend in de tijd van Kant en Schopenhauer) tot nu. Vrijheid was voor hen iets wat alleen buiten de verschijning, in de noumenale wereld zou kunnen bestaan.

De Franse wis- en natuurkundige Pierre-Simon Laplace had geen boodschap aan deze mystieke leer van een noumenale wereld die achter een fenomenale wereld schuil zou gaan en stelde zich het heelal voor als een volslagen gedetermineerde machine. Deze alwetende intelligentie kwam later bekend te staan als de demoon van Laplace.

We kunnen de huidige toestand van het heelal beschouwen als het gevolg van het verleden en als de oorzaak van de toekomst. Als er een intelligentie zou zijn die, op een gegeven moment, alle krachten zou kennen die op de materie inwerken, alsook de exacte situatie van elk onderdeel van alle materie, dan zou deze alle bewegingen van de grootste hemellichamen tot het kleinste atoom kunnen omvatten, en zou er niets meer onzeker zijn voor deze intelligentie; het verleden net als de toekomst worden voor hem zichtbaar gemaakt.2

Ook eeuwenoude symbolen voor het concept kans, zoals het rad van fortuin of de dobbelsteen, zijn dan volledig gedetermineerde processen. Als je precies weet met welke kracht een dobbelsteen wordt opgegooid, welke beginpositie, met welke draairichting, welke luchtweerstand en de hardheid van het oppervlak waar het op stuitert, kun je met exacte nauwkeurigheid voorspellen op welke zijde de dobbelsteen zal landen. In de praktijk is dit geen doen, maar voor de demoon van Laplace is de dobbelsteen niet minder mysterieus dan een appel die naar de grond valt als hij te zwaar wordt voor de tak waar hij aan hangt.

De Reactionair

Boekenwinkel

Ondek onze grote collectie boeken, zoals De seksuele revolutie, in onze boekenwinkel.

De seksuele revolutie

Als dit waar is, moeten we ons het concept kans voorstellen als iets wat alleen voor ons bestaat, en wel bij gratie van onze beperkte informatie over de wereld. Iets is voor mij een kans omdat ik het nog niet weet omdat ik nou eenmaal niet de demoon van Laplace ben. Voorbeeld: ik sta ’s ochtends op, de gordijnen zijn nog dicht en ik weet niet of de zon schijnt of dat het regent. Aangenomen dat ik het weerbericht niet gehoord heb en verder ook geen auditoire of andere signalen van buitenaf krijg en het april is, een maand die doet wat ie wil, zou ik de kans 50-50 kunnen inschatten; 50% kans dat de zon schijnt, 50% kans dat het regent. In werkelijkheid is het helemaal geen echte kans. De zon schijnt 100% of het regent 100%. Alleen voor mij is het een kans tot het moment dat ik mijn gordijnen open doe.

Kans als op zichzelf bestaande willekeurigheidsgenerator

Met de opkomst van de kwantummechanica, is er een spook door de natuurkunde gaan waren en wel het spook van het indeterminisme. Subatomaire deeltjes schijnen zich bij tijd en wijle te gedragen op een manier waar geen peil op valt te trekken. Het deeltje doet zus dan wel zo zonder dat we dat kunnen voorspellen. Dit was een flinke meloen om te slikken voor de toenmalige natuurkundigen, die im- of expliciet allemaal de these van Laplace onderschreven. Einstein bijvoorbeeld wilde er niet aan en bezwoer de Deense kwantumfysicus Niels Bohr dat God niet dobbelt3 – waarbij aangetekend moet worden dat Einsteins opvatting van God spinozistisch is, met andere woorden, deus sive natura: God of de natuur.

Andere natuurkundigen stonden meer open voor de mogelijkheid dat er zoiets als een willekeurigheidsgenerator in de natuur bestond. In dit geval bestaan kansen niet alleen voor ons, in onze ervaring, maar op zichzelf, buiten ons als een soort metafysische dobbelstenen maar dan daadwerkelijk ongedetermineerd. Voorbeelden van natuurkundige verschijnselen die niet gedetermineerd lijken te zijn, zijn bijvoorbeeld de draairichting van een elektron of het precieze moment waarop het laatste atoom van een radioactief element zoals uranium vervalt. Dit laatste figureert in Schrödingers bekende gedachte-experiment met de kat waarvan het onduidelijk is of hij wel of niet leeft.

Terug naar de praktijk

Resumerend zijn er dus grofweg twee manieren waarop invulling wordt gegeven aan het concept kans. In het eerste geval is het pure schijn die bestaat bij de gratie van onwetendheid, in het tweede geval betreft het een objectief bestaande willekeurigheidsgenerator. Laten we teruggaan naar de notie van gelijke kansen in maatschappelijke zin.

Men stelle zich twee kinderen voor die weliswaar gelijke kansen hadden (wat dat ook moge betekenen), maar de een wordt miljonair en de ander dakloze. Als we kans als illusie beschouwen kunnen we uit het zuivere feit dat de uitkomst ongelijk was, de conclusie trekken dat de kansen ongelijk waren. Er moeten factoren zijn geweest die wij buiten onze beschouwing laten (het kan vanalles zijn, genetisch belasting, ziekte, een ongeluk, bovennatuurlijke inmenging, het gesternte waaronder iemand geboren is) die maken dat de uitkomst in het ene geval A was en in het andere geval B. Verborgen variabelen die niettemin met ijverig speurwerk in kaart gebracht kunnen worden (al zal dat voor bovennatuurlijke factoren pittig worden). Maar hoe dan ook is het onderscheid tussen gelijke kansen en gelijke uitkomsten in dit geval onhoudbaar. Pas als iedereen precies dezelfde uitkomst heeft, had iedereen dezelfde kansen.

De Amerikaanse schrijver Kurt Vonnegut heeft een kort verhaal geschreven dat Harrison Bergeron heet waarin hij het streven naar ultieme gelijkheid belachelijk maakt.4 In de wereld die hij daar beschrijft zorgt een ‘handicapper general’ er bijvoorbeeld voor dat knappe mensen maskers moeten dragen zodat ze precies even mooi of even lelijk zijn als ieder ander, intelligente mensen krijgen radiosignalen in hun oren om hun gedachten te verstoren en atletisch aangelegde mensen moeten zware gewichten met zich meezeulen. Volslagen waanzin natuurlijk

Maar de tweede conceptie van kans biedt ook weinig soelaas. In dat geval wordt ongelijkheid namelijk bepaald door onversneden en ongedetermineerde pech. De metafysische willekeurigheidsgenerator wordt aangezwengeld en – rien ne va plus, les jeux sont faits – de een slaapt in een paleis en de ander onder een brug. Ieder had even veel lootjes, dus de kansen waren gelijk. Boffen voor de een, jammer de bammer en volgend leven beter voor de ander. Dit heeft natuurlijk minder dan niets te maken met rechtvaardigheid.

Kans als nobele leugen

Waarom hechten we dan toch zo aan gelijke kansen? In de eerste plaats denkt de doorsnee politicus niet zo diep na over wat een kans precies is. Maar zou hij dat toch doen en tot dezelfde conclusies komen als ik, zou hij nog tegen kunnen werpen dat het concept kans een nuttige illusie is. Dat wil zeggen, een soort nobele leugen om het volk te motiveren hard te werken en als ze niettemin niet als winnaar uit de bus komen, zich te verzoenen met hun teleurstelling. In die zin is het een manier om ressentiment over verlies tegen te gaan. De winnaar heeft de kaarten die hem zijn toebedeeld beter benut en als jij wat harder had gewerkt of wat beter je best had gedaan op school, was jij zelf die winnaar geweest. Wees dus geen slechte verliezer en feliciteer de winnaar. Dit is de manier waarop wij in onze samenleving omgaan met jaloezie, ressentiment en rancune. Uiteindelijk komen deze emoties voort uit karakterzwakte. Als verliezer heb je het maar te slikken en daarmee basta.

Maar als ons wordt voorgespiegeld dat we gelijke kansen hebben, maar dit in werkelijkheid niet zo is, gaat deze leugen zich wreken. In onze samenleving is het ressentiment niet van de lucht. Een van de functies van de zogeheten sociale media is het opwekken van de taboe-emotie jaloezie, die vervolgens niet geuit mag worden. Maar uiteindelijk uit het zich toch, in zelfmoordterrorisme bijvoorbeeld, of in schietpartijen op scholen, in haat en in politiek radicalisme. Dit is wat Freud de terugkeer van het verdrongene of onderdrukte noemde.5 Zo nobel is die leugen dus niet.

Hoe dan om te gaan met ressentiment?

Zoals elke ideologie echter, zet ook het dogmatische gelijkheidsdenken zijn hakken dieper in het zand wanneer het zijn einde ziet opdoemen. Het daadwerkelijke slotstuk laat nog wel even op zich wachten, dus we kunnen verwachten dat dit de komende jaren alleen maar zal toenemen. Toch kunnen wij intellectuelen, die dwars door dit spelletje heen kijken, ons alvast beraden op andere manieren om met ongelijkheid -van kansen of uitkomsten, dat maakt, zoals hopelijk afdoende bewezen, niet uit- om te gaan. In China bijvoorbeeld is het toverwoord harmonie, niet gelijkheid.6 Je eer en trots put je dan uit de collectieve prestaties van de samenleving waar je toe behoort in plaats van jouw individuele. Zelf woon je dan wel in een krot en eet je karige koolsoep met rijst, je natie gloreert op het wereldtoneel en daar doe je het voor. De vraag is of de individualistische inborst van de westerse mens zich laat verenigen met dit collectivistische ideaal – voor zover die karaktereigenschap geen fictie is natuurlijk. Als het dat inderdaad niet is, zouden we ook richting religie kunnen kijken, die ons vermaant niet te dralen bij het vergankelijke, maar onze dood, de grote gelijkmaker, te gedenken.

Enfin, hier kunnen we nog een heel end verder over filosoferen (we zullen wel moeten trouwens), maar de eerste stap is ressentiment uit het verdomhoekje te halen en erkennen als normale emotie, zelfs als schaduwzijde van gezonde thumos.7 Als emotie die hoort bij de ongelijkheid des levens die we, of we willen of niet, onder ogen moeten zien en waar we als samenleving een manier voor moeten vinden om ermee om te gaan. Gelijke kansen als ultiem streven is niet de weg en leidt op den duur tot ressentimentsterreur of tot willekeur.


  1. David Hume - An enquiry concerning human understanding ↩︎

  2. Het originele citaat luidt als volgt: Une intelligence qui, à un instant donné, connaîtrait toutes les forces dont la nature est animée et la situation respective des êtres qui la composent, si d’ailleurs elle était suffisamment vaste pour soumettre ces données à l’analyse, embrasserait dans la même formule les mouvements des plus grands corps de l’univers et ceux du plus léger atome ; rien ne serait incertain pour elle, et l’avenir, comme le passé, serait présent à ses yeux. ↩︎

  3. In een brief aan een andere bevriende geleerde schreef hij: Die Quantenmechanik ist sehr achtunggebietend. Aber eine innere Stimme sagt mir, daß das noch nicht der wahre Jakob ist. Die Theorie liefert viel, aber dem Geheimnis des Alten bringt sie uns kaum näher. Jedenfalls bin ich überzeugt, daß der nicht würfelt. ↩︎

  4. Hier integraal te lezen. ↩︎

  5. Onder andere in Das Unbehagen in der Kultur↩︎

  6. Wikipedia, Harmonious Society ↩︎

  7. θυμός is een oud-Grieks woord dat staat voor emotie die het midden houdt tussen trots, woede, eergevoel, verlangen en geldingsdrang, maar zich ook kan uiten in bijvoorbeeld wraak. Het speelt een grote rol bij onder andere Homeros en Plato en later bij bijvoorbeeld Francis Fukuyama. ↩︎

Als mooie voetnoot op dit prachtige artikel wil ik graag het volgende zeggen. Schopenhauer schrijft, over het mogelijke, het toevallige en het noodzakelijke het volgende in zijn Kritik der Kantischen Philosophie:

“Demnach sehn wir hier die Begriffe des Möglichen, Wirklichen und Nothwendigen zusammenfallen und nicht bloß den letzteren den ersteren voraussetzen, sondern auch umgekehrt. Was sie auseinanderhält, ist die Beschränkung unsers Intellekts durch die Form der Zeit: denn die Zeit ist das Vermittelnde zwischen Möglichkeit und Wirklichkeit. Die Nothwendigkeit der einzelnen Begebenheit läßt sich durch die Erkenntniß ihrer sämmtlichen Ursachen vollkommen einsehn; aber das Zusammentreffen dieser sämmtlichen, verschiedenen und von einander unabhängigen Ursachen erscheint für uns als zufällig, ja die Unabhängigkeit derselben von einander ist eben der Begriff der Zufälligkeit. Da aber doch jede von ihnen die nothwendige Folge ihrer Ursache war, deren Kette anfangslos ist; so zeigt sich, daß die Zufälligkeit eine bloß subjektive Erscheinung ist, entstehend aus der Begränzung des Horizonts unsers Verstandes, und so subjektiv, wie der optische Horizont, in welchem der Himmel die Erde berührt.”

Bij het feit dat hij het gehele web van eventualiteiten en mogelijkheden als totaal collectief van oorzaken voor een daaropvolgend totaal collectief van gevolgen hier bijna letterlijk benoemt, mag worden gezegd dat Schopenhauer hier, zoals elders in zijn prijsschrift Über die Freiheit des menschlichen Willens de vrije wil, noodzakelijkheid als relatief concept beschouwt, louter afhankelijk van onze beperkte kennis van zaken en praktische onmogelijkheid alles te beschouwen (een beetje zoals de Aleph van Borges ons wel mogelijk zou maken).

Kansengelijkheid is een hersenspinsel die alleen kan gedijen bij de gratie van de apologeten van het liberalisme. Rawls met zijn sluier, Locke met zijn tabula rasa en zijn pleidooi voor gelijke behandeling in gelijke gevallen etc. Het liberalisme heeft deze illusie als fundament, samen met meritocratie nodig om te bestaan. Zonder gelijke kansen, geen liberalisme. Noch in het christendom, of iedere andere religie zijn gelijke kansen een uitgangspunt of zelfs maar een na te streven ideaal. Het calvinisme met haar predestinatielaar is eerder bijna het tegenovergestelde. In het hindoeïsme wordt materiële onfortuinlijkheid in verband gebracht met spirituele degeneratie, of te wel een slechte karma. In de meeste samenlevingen was men bereid om extreme ongelijkheid als een gegeven te zien. In plaats van dat ieder kind een astronaut kan worden, bleef de schoenmaker bij zijn leest en vervulde daarmee volledig zijn tol in de maatschappij. Niet voor de boomers en iedere generatie na hun. Deze mensen zijn de hersenspinsels voor waarheid aan het houden, iets wat Lockes intentie nooit was.

“Dus de kans dat God bestaat is 50%”

De slimme geest kans-berekend het probleem net zo lang tot hij genoeg redenen heeft gevonden om niet te beginnen. De dwaas begint gewoon.