“Je wilt toch niet toch niet terug naar de middeleeuwen?!”
9 minuten leestijd
Jan-Willem Veldhuizen

“Je wilt toch niet toch niet terug naar de middeleeuwen?!”

Een antwoord

“Je wilt toch niet toch niet terug naar de middeleeuwen?!”
9 minuten leestijd

Dat was samenvatting van de reactie twitteraar @morrisjim toen een conservatieve mede-twitteraar opmerkte dat die middeleeuwen nog zo gek niet waren. Dat de middeleeuwen zo duister en barbaars zouden zijn wil ik in dit essay graag weerleggen, en ik wil enkele aspecten van de middeleeuwen uitlichten waar het tegenovergestelde het geval was.

De middeleeuwen, een donker tijdperk

In het Engels staan de middeleeuwen naast de medieval period, ook bekend als “the Dark Ages”, het duistere tijdperk. Het tijdperk wat volgde op de Klassieke Oudheid, een tijdperk van maatschappelijke onrust, van technologische achteruitgang en van epidemieën. Ook staan de middeleeuwen synoniem voor godsdienstwaanzin, de kruistochten, de dogmatische scholastici die nog erger waren dan de sofisten, en een algeheel ontbreken van rationaliteit. Dat is hoe de gemiddelde persoon zal kijken naar het tijdperk voor de renaissance. Je zou wel gestoord moeten zijn als je daar naar terug wil verlangen! Ik zelf denk dat het helemaal niet zo’n vreselijke tijd was als vaak wordt beweert. Men is niet gestoord en ook geen romanticus, losgeweekt van de realiteit als men zegt dat het een tijd van bloei en beschaving was. De naam middeleeuwen is immers bedacht door de historici van de Verlichting, die het als een tussenperiode in de beschaving zagen. Op deze vooroordelen voortbouwend, staat dit tijdsgewricht nog steeds te boek als barbaars, ellendig en wreed.

Anti-materialisme en ridderlijkheid

Als we kijken naar waar wél achteruitgang of stagnatie was, dan was het zeker bevolkingsgroei of economische groei. Over een tijdsbestek van een kleine 1000 jaar bleef de bevolking van Europa min of meer stabiel. Misoogsten en de hongersnoden die daarop volgden, werden afgewisseld met langzaam herstel. Op de Zwarte Dood na, die grote delen van het continent ontvolkte, waren er geen grote demografische schommelingen.1 Dit roept de volgende vragen op: waarom explodeerde de bevolking wel in de decennia die volgden op de industriële revolutie, en waarom was er relatief weinig technologische vooruitgang om mee te beginnen? Het antwoord hierop is dat er simpelweg geen noodzaak was voor overproductie. Er werd meestal genoeg aan levensmiddelen geproduceerd om in eigen levensonderhoud te voorzien, maar zeker niet veel meer dan dat. Handel speelde in het algemeen een bescheiden rol, en geld werd slechts ter aanvulling op ruilmiddelen gebruikt. Deze gehele verhouding met kapitaal, eigendom en techniek geeft aan hoe anti-materialistisch de houding was van de mensen in die tijd. Het Nieuwe Testament is in feite ook een pleidooi tegen het materiële, en voor het immateriële. Hebzucht en woeker werden als ernstige zonden beschouwt. Niet alleen de almachtige kerk stond de vorming van echte kapitalistische economieën in de weg, ook de gewone man had een heel andere relatie met bezit. Een middeleeuws boerenlandschap was over het algemeen open, vrij van hagen of hekken.2 Het meeste cultuurland was leengoed met daarop de horige boerenbevolking, die vaak een eeuwige pachtovereenkomst had met de landadel die overging van generatie op generatie. Het zou voor zo’n boer een een abstract gegeven zijn dat er iets bestond als privébezit voor iedereen. Het leven uit die tijd werd niet gekenmerkt door het vergaren van schatten op deze wereld, of jezelf te goed doen aan aardse begeerten, maar juist op voorbereiding voor de dood. Ons aardse lichaam, onze σώμα, is slechts een tijdelijk omhulsel voor de ziel voordat deze opgenomen wordt in de eeuwigheid. Het leven bestaat dan ook om onze ziel zo ongeschonden door het wereldse bestaan te brengen. Een radicaal verschil met de moderne mens, voor wie er niets anders is dan het tastbare en het meetbare.

Koning Ottokar van Bohemen was een zeer machtig vorst in het middeleeuws Centraal-Europa, zo machtig zelfs, dat hij aanspraak maakte op de Heilig Roomse troon. Zijn wederijveraar, Rudolf van Habsburg had echter een pact gesloten met andere kleinere vorsten en Koemaanse huurlingen. Bij de slag van Marchfeld werd Ottokar verpletterend verslagen toen de Koemaanse cavalerie het Boheemse leger in de rug aanviel.3 Aan de ambities van koning Ottokar kwam abrupt een eind. Hoe kwam het, dat de zwaar bewapende ridders van Ottokar deze manoeuvre over het hoofd zagen? De christelijke ridders en voetvolk hadden het domweg niet verwacht dat de vijand hen in de rug zou aanvallen. Een dergelijke daad werd als zeer oneervol beschouwd tegen de medechristen met straffe op excommunicatie voor een ieder die zo’n misdaad zou begaan. Het is duidelijk dat middeleeuwse oorlogsvoering niet louter een zaak was van wie het verst bereid was te gaan om de overwinning te behalen, welke machiavellistische listen daarvoor nodig waren. Met eer en ridderlijkheid hield men rekenschap te houden alvorens men ten strijde trok.

De Reactionair

Boekenwinkel

Ondek onze grote collectie boeken, zoals Reactionary Modernism, in onze boekenwinkel.

Reactionary Modernism

In latere eeuwen is de code van ridderlijkheid steeds verder geërodeerd tot ze uiteindelijk waardeloos bleek in de oorlogen van loopgraven, prikkeldraad en machinegeweervuur. Oorlog is in de moderne tijd een bezigheid van de massa geworden. In Miguel de Cervantes Don Quichot zien we hoe een vervreemde ridder de verloren idealen van ridderlijkheid opnieuw leven in probeert te blazen. De windmolens die hij bevecht zijn een metafoor voor een kwaad dat aanwezig is, maar niet meer als zodanig herkenbaar voor de buitenstaander. Alles wat hij onderneemt, het vinden van een schone prinses, het opkomen voor de zwakkeren en het bestrijden van de hypocriete clerus, lijkt dwaas idealisme, ver verwijderd van de realiteit. Een ander beroemd personage waarop vele ridderromans zijn gebaseerd, Parcival, belichaamt een ander ideaal van ridderlijkheid. Als jongeling is hij dwaas en onnozel, maar komt op een gegeven ogenblik tot inkeer. Hij wijdt zijn leven aan het zoeken van de Graal, een object wat bijzondere krachten verleent aan degenen die ermee in aanraking komen. De zoektocht symboliseert de queeste voor het transcendente, een hoger bewustzijn.4 Een historisch maar vergelijkbaar voorbeeld zijn de kruistochten. Een kruistocht is meer dan enkel een heilige oorlog tegen de heidenen, de tocht zelf is de reis naar een hoger ideaal. Een historicus die kruisvaarders neerzet als opportunisten of gewetenloze zeloten, doet de betekenis ervan ernstig tekort. Er zijn niet veel voorbeelden in de geschiedenis te vinden waar mannen die normaal gesproken elkaars vijand zouden zijn, zij aan zij vochten voor een zaak zonder winstbejag.

Vooruitgang door techniek

Een veelgehoord tegenargument is, wanneer de reactionair mijmert dat vroeger alles beter was, is: “Je wil toch niet echt terug naar vroeger, toen de medische wetenschap nog in de kinderschoenen stond?” Wellicht is dit een van de betere tegenargumenten. De laatste 200 jaar zijn er onvoorstelbaar ontwikkelingen geweest in de geneeskunde die ervoor gezorgd hebben dat de kindersterfte drastisch is gedaald, onze levensverwachting meer dan verdubbeld is, en we over het algemeen in betere gezondheid verkeren. De keerzijde is echter dat door de afwezigheid en het uitstellen van de dood, onze verhouding met het sterven steeds problematischer is geworden, iets wat tijdens de coronapandemie ook pijnlijk duidelijk is geworden. Het vertrouwen dat medische technologie ons geeft, schept ook het precedent dat ieder sterfgeval of ziekte te voorkomen zou moeten zijn door ons eigen kunnen. Dit is absoluut niet het geval. De mens wikt, maar God is Degene die beschikt. Met ons technisch vernuft mogen we voor de middeleeuwer tovenaars lijken, maar op spiritueel niveau zijn we slechts kinderen vergeleken met hun. Een goede vraag voor een oncoloog of hartchirurg zou zijn: “hoe laat ik de mens de schoonheid van het vergankelijke zien, en de vertroosting die smart geeft?” zouden ze u daar het antwoord op kunnen geven?

Iedere vooruitgang in de techniek is de rationalisering van een bepaald proces. Hoe meer we van een productieproces rationaliseren, hoe minder menselijk zweet ervoor nodig is. Een veelgehoorde klacht van tegenwoordig is dat ons werk saai en zinloos is. We hebben de processen dermate veel gerationaliseerd, dat we vervreemd zijn geraakt van het werk zelf. We zijn niet baas over wat we zelf maken, en hoe we dat zelf actualiseren. Enkel het geld wat ermee verdiend wordt, met producten of diensten, is hetgeen telt. Een middeleeuwse boer daarentegen, was heer en meester over het gehele productieproces, van zaadje tot oogst. Ze genoten in tegenstelling wat men zou denken grote vrijheid in hetgeen zij produceren. Een verordening uit de tijd van Karel de Grote bevat niet minder dan 800 medicinale planten, gewassen en nutsplanten die aan werden geplant op boerenhoven. Niet alleen de diversiteit van het werk zelf, maar ook van het gewas schiep vreugde in de arbeid die we nu niet meer kennen. Deze diversiteit was ook broodnodig, want misoogsten lagen op de loer.5 Een touw wat uit enkele strengen bestaat, zou knappen als er één of twee zouden breken, een touw wat uit vele strengen bestaat doet dat niet. Zo had men altijd een ander gewas om op terug te vallen als de een mislukte.

Conclusie

Nu we een korte blik hebben gehad op de belevingswereld van de middeleeuwers en zo hun mores en deugden beter hebben leren kennen, hebben we stof tot nadenken gekregen hoe we deze kunnen toepassen in onze eigen tijd. Ik sta met beide benen op de grond, en zal niet bepleiten dat we middeleeuwen tot in detail moeten imiteren, of streven naar een ideaal wat reeds zo ver achter ons ligt, waar geen sterveling zich nog in kan plaatsen. De geschiedenis is geen kaarsrecht spoor met een locomotief die roekeloos afstormt op zijn bepaaldheid, noch is ze een oneindige lus die haar eigen sporen volgt. Ze is een spiraal die zich telkens in op elkaar gelijkende, doch steeds andere omwentelingen aan ons toont. De publieke opinie, die van mening is dat de naoorlogse tijd een gouden eeuw is met haar ontbreken van militaire conflicten (althans in de westerse wereld), materiële welvaart zoals we die nog nooit eerder gekend hadden, en niet ten laatste de formulering van de verklaring van de universele rechten van de mens, die de mens niet alleen zou vrijwaren van tirannie en de willekeur van haar oversten, maar ook de uniciteit van de mens bekrachtigd, en het recht op zelfontplooiing en verwerkelijking in al haar vormen (LHBT), maakt dat zij zich wanen in een tijdperk van exceptionalisme. Voor de conservatief is dat een ronduit arrogante gedachte dat juist deze tijd de kroon op de geschiedenis zou zijn. In de middeleeuwen wist men wel beter. De bescheiden middeleeuwer wist dat hij slechts de dwerg was die op de schouders van titanen stond, maar desalniettemin toch verder kon kijken dan de titaan. Wij zouden dan ook de middeleeuwen moeten herontdekken met haar rijkdom van kunsten, literatuur, filosofie, en bezieling, zoals men in de renaissance de klassieke oudheid herontdekte. Tijd voor een nieuwe wedergeboorte!


  1. J.C. Russell, Late Ancient and Medieval Population (Philadelphia, American Philosophical Society, 1958). ↩︎

  2. G. Müller, Europas Feldeinfriedungen Teil 2 (Ganderkesee, Neue Kunstverlag). ↩︎

  3. Wikipedia, The Battle on the Marchfeld↩︎

  4. Lectorium Rosicrucianum, Parcival, de weg van de zoeker jaargang 2002, nr. 3. ↩︎

  5. Marc W. Cadotte et al., Regional and global shifts in crop diversity through the Anthropocene (2019). ↩︎

Het beeld van ramp na ramp is zo’n treurige oversimplificatie. Men denkt werkelijk dat het toen hel op aarde was. Zoals jij ook al stelt diende een boer nauwelijks zijn oogst af te dragen als je het vergelijkt met belastingen nu. Tevens meen ik dat zelfs de gemiddelde mens in de 10e eeuw om en nabij even lang is als wij nu. Dat doet natuurlijk enorm af aan het narratief dat er toen enkel hongerige horigen waren.

Er is inmiddels zo veel verschenen in het kader van de zogenaamde chronologiekritiek, maar ook op het gebied van tekstkritiek, dat bij het gebruik van de term “Middeleeuwen” op zijn minst grote vraagtekens dienen te worden geplaatst. Wat betreft de “pestepidemie” kan ik daarnaast het boek aanbevelen van Francois de Sarre, Mais ou est donc passe le mogen age?